Buitenlands ( lilliiiiiiiillliiliil =

In Zwitserland

In het Aprilnummer van „Neue Wege”, het Zwitserse rel.-soc. maandblad), spreekt Ragaz „een woord over de krisis in het Zwitserse socialisme”.

Een merkwaardig artikel, in de eerste plaats omdat hier een zeer sterk aan onze toestanden herinnerende partij krisis aan de orde komt, in de tweede plaats omdat wij de houding van een buitenlands religieus socialist in die krisis leren kennen. Die houding moge vrijwel met ons eigen standpunt overeen komen, goed is het, daarin op zo bezielde wijze te worden gesterkt.

In hoofdzaak wil ik trachten de bewuste bespreking weer te geven.

Nu ’tland zich door drieërlei fascisme omringd ziet, en ook binnenslands daaraan verwante stromingen het hoofd opsteken, speurt men gevaar. En op die dreiging volgt reaktie in twee vormen. De grote meerderheid der zich voor kort nog radikaal achtenden trekt zich terug op wat men vroeger als „burgerlik” verachtte: de ideologie der demokratie blijkt van positieve waarde, landsverdediging kan nodig zijn, de middenstand wordt ontdekt. Men „herziet zich”! Met enige voorbeelden toont R. aan, hoe moeilik in de praktiese politiek dezer groep nog socialisme valt te ontdekkei

Maar anderen, vooral de jeugd, worden nu eerst recht „revolutionnair” en haken op ons bekende wijze naar „aktiviteit”: liever geweld tegen geweld dan overgave zonder slag of stoot. __ _

Waar staan nu de religieus-socialisten? Welwillende christenen en burgerlike demokraten hebben ons reeds lang bij de eerste groep ingedeeld. Zij beschouwden ons immers altijd als „rechts”? Zo ongeveer als de enkele tamme olifanten, die men onder een kudde wilde pleegt los te laten, om deze te kunnen temmen. Is dit juist?

Zeker, zegt R., wij hebben het steeds principieel voor de demokratie opgenomen, wij hadden oog voor het volksgeheel en lieten de maatschappij niet opgaan in twee klassen. Maar toch?— Begrijpt wie ons op deze gronden „rechts” acht, wel iets van onze drijfveren? Betekent het, dat we staan naast door de angst tot deze kijk bekeerden?

Fout is, te meenen een verburgerlikt socialisme het fascisme zou keren. Integendeel. Dit laatste wint, omdat het radikaler schijnt dan de sociaal-demokratie. Juist nu heeft het socialisme een grote kans, maar dan een levend, allen omvattend, dapper socialisme.

Door ideologiese verburgerliking zou de partij, als elke leeg geworden vorm, ondergaan en de demokratie meesleuren in haar val. Anderzijds dreef zij de oppositie naar Moskou en steunde zo het fascisme.

Een „getemd”, karakterloos socialisme boezemt niemand eerbied in, wat blijkt uit de manier waarop alom beloofd wordt: Als jullie heel zoet zijn, alle reaktionnaire maatregelen slikt, wordt je misschien nog eens ministerieel.

Als echter het socialisme te redden valt, is er slechts één parool: Biedt weerstand. Zo staan de zaken.

Neen, juist wij, religieuze socialisten, hebben een waarlik radikaal socialisme te verdedigen, misschien te redden.

Hoe nu? Behoren wij tx)t de tweede groep? Evenmin al is ons soms haar hartstochtelike houding (aldus R.) liever dan die der tot lammeren getemde wolven. Zij zeggen, als de Oostenrijkers: liever hopeloze strijd dan laffe overgave. Wij antwoorden: de strijd is niet hopeloos. Hopeloos is hij alleen met de wapenen. Maar zeer hoopvol is de strijd des geestes voor een echt socialisme van gezindheid en daad, een demokraties, allen omvattend, op heilige grond gebouwd socialisme. Maar dan moet hierop ten volle vertrouwd worden. Wie noch het geweld, noch de geest vertrouwt, staat de goede zaak in de weg.

En als deze overtuiging ons grijpt, is haar macht groter dan die van enig partijbestuur. Ten slotte moet die persoonlike overtuiging hoezeer gedragen door gemeenschap het nieuwe brengen. Aan dit alles behoeft weinig toegevoegd te worden. Niet alles ligt in ons land eender, er zijn ook persoonlike verschillen. Maar dit is toch juist ook hier —: de redding moet komen van een radikaal en „op heilige grond gebouwd” socialisme, dat zich door geen kongresbesluit zelfs laat temmen, dat evenmin meehuilt met de wolven in het bos voor wie aktie gelijk i| aan Mweld.

F. KALMA—KOOPS.

Levensvorm en critisch inzicht

In een stabiele, evenwichtige menschenmaatschappij brengen de verschillende volksgroepen hun leven door in een opeenvolging van handelingen, die met overtuigingen gepaard gaan. Die overtuigingen zijn ten deele van instinctief-biologischen aard en op levensbehoud en levensvermeerdering gericht; de honger moet bevredigd, een behagelijk onderdak moet verzekerd zijn. Tal van bijkomstige instinctieve drijfveeren grijpen in dit complex in: opsmuk, ijdelheid, roem, medelijden, sexueele en sociale liefde, enz. Een tweede serie van handelingen en daarmee gepaard gaande overtuigingen is van technisch-economischen aard; hier construeert het verstandig inzicht de hulpmiddelen, die voor de verwezenlijking der eerste groep te baat kunnen worden genomen. De beide groepen zijn echter in geen enkele cultuur toereikend; de waarnemer moet steeds comstateeren dat er nog een derde groep bestaat, wier handelingen en inzichten het totale leven als ’t ware omsluiten met een koepel van gedachten. Binnen dezen koepel leeft de georganiseerde menschengroep ,tevreden met haar begrensden horizon en met hare geestelijke atmosfeer. Buiten dien horizon en buiten die atmosfeer gestooten voelt de enkeling zich eenzaam en van de volksziel vervreemd.

In de Marxistische samenlevingsleer, die zelve een ideologie is, wordt deze omsluitende levensvorm gezien als het product van de technisch-economische behoeftenbevrediging. Deze opvatting zou te verdedigen zijn, als het vaststond, dat de mensch bij uitstek een verstandelijk wezen is, dat alle geestelijke vormen als een spelletje te voorschijn roept, zonder zich door dat spel te laten imponeeren. De waarneming leert echter, dat de mensch zijn ideologische levensvormen als een gegeven, als een geopenbaarde werkelijkheid aanvaardt. Deze omsluitende levensvormen

zijn een object van geloof, geen speelsche vormen van telkens varieerend inzicht, maar symboiische of werkelijke aanduidingen van de dingen, die men hoopt, en een bewijs voor zaken die den verstandeiijken waarnemer ontoegankelijk blijven.

Van nature heeft de mensch de vrq&eU en het vermogen om ten aanzien van elk aangeboden object ot overtuiging een critisch standpunt in te nemen, waarin de logische gefundeerdheid van het aangebodene zal moeten worden vastgesteld. In een stabiele, gerijpte cultuur zal echter elke cultuurdrager een aarzeling ondervinden om den algemeen geldenden levensvorm critisch aan te tasten. In de eerste plaats wijl zijn individueele geestelijke bouw het merkteeken van den omvattenden levensvorm draagt; maakt hij dien vorm tot een ongerijmdheid, dan ondergraaft hij zijn eigen vorm; hij wordt een , ontkenner, die op den duur alleen bevredigd zal zijn, als in den kring der geestverwanten een nieuwe levensvorm oprijst. De moed der ontkenning ontbreekt echter ten eenen male, als reeds de poging tot critische aantasting als een heiligschennis wordt ondervonden. Ten slotte maakt de gewoonte van het behagelijk leven lafaards uit ons allen, gelijk Hamlet zegt. Hoe meer de algemeene ideologie in de zeden verankerd raakt, des te moeilijker lukt het, deze zeden zelf te ontwortelen. Onze gewoontehoudingen, onze beleefdheden kritiseeren wij niet; we houden er aan vast, omdat anderen het *n omdat het zoo hoort. |

Ongetwijfeld is de ideologische ievensvorm door de opvoeding ingeprent in de weeke ziel van het kind en in dat opzicht is het onverschillig wat de inhoud is der dragende ideologie. Voor den critischen buitenstaander is het steeds een mythe, die ingeprent wordt. Maar voor de ingewijden is de ingeprente vorm de sleutei van het leven en de weg naar het heil. Religieuze vereering geldt zoowel den Afgod als den God. In onze dagen maken de hoeders van het Oude zich gereed het Nieuwe te weerstaan, wijl zij het eeuwige in den mensch bedreigd voelen. In dit zich toespitsend conflict vermag critisch inzicht weinig hulp te bieden; het is alsof twee vormen van het gewas ~mensch” elkander van den akker der aarde trachten te verdringen. Daarom is en blijft de ideologische levensvorm de sleutel tot het geheimzinnige wezen van den mensch.

M. LOBSTEIN.

Boekbespreking g lIIUIIIIIIIIIIHIII I g lllllllllllillllllll I =

De Kerk aan het Werk, Practische aanwijzingen voor het kerkelik leven, met een voorwoord van ds. O. Noordmans. üitg. Van Gorcum en Co., Assen. 140 blz., ing. ƒ1.65, geb. ƒ2.25.

Een bundel opstellen, uit de kring van Kerkopbouw. Ziehier de titels; Beginselen van Kerkorde, De organisatie der Ned. Herv. Kerk, Bestuur en Beheer, De ambten in de Kerk, Diaconie, Beroepingswerk, Rechten en plichten van den lidmaat, De vrouw en het ambt, De Kerkvoogdij. Men ziet: interne zaken. De artiekelen die ik las, zijn zakelik en met liefde voor de Kerk geschreven. Zij zijn niet een rechtvaardiging van de verwachting van het voorwoord; dat de kritieke omstandigheden waarin de Kerk verkeert, de schrijvers scherp voor ogen staat. WU men haar redden, en tegen de tijd opgewassen doen zijn, dan zal er méér gezegd en gedaan moeten worden. De Kerk presteert ook nog véél meer dan hier tot uiting komt. Met belangstelling, die onzerzijds voortkomt uit liefde voor de Kerk wachten wij af wat er uit deze Kerkopbouw-beweging voortkomt. Helemaal gerust zijn wij, ook in verband met uitingen in dit boek, niet. W. B.