Buitenland

Ontnuchtering en nieuwe roes

Kenners van het nieuwe Duitschland hebben reeds in den vorigen hérfst voorspeld, dat gedurende den voorzomer van 1934 aan de nationaal-socialistische proefnemers het geld zou gaan ontbreken. Daarmee zou de ontnuchtering der in haar verwachtingen krankzinnig opgezweepte volksmassa hun bewind moeilijke dagen bereiden. Deze voorspelling komt stiptelijk in vervulling: men behoefde er dan ook niet zoo erg deskundig voor te wezen, om haar uit te spreken; voldoende was, wanneer men enkel zijn hoofd eenigszins koel had weten te houden. Dr. Goebbels, de reclame-chef van het failiete zaakje, heeft zijn rede tegen „Miesmacher und Kritikaster” (zuurpruimen en kankerpitten) uitgesproken en daarna is een aanvang gemaakt met eene natuurlijk „kolossale” agitatie, waarbij de 5000 z.g. gouwredenaars, waarover de N.S.D.A.P. beschikt, op het volk zullen worden losgelaten, teneinde overal waar redelijk denken zich misschien zou kunnen vertonnen, het weder op de vlucht te jagen met groot geschal en beneveling der massa’s.

Er is reden voor ongerustheid in Berlijn. Het Duitsche uitvoercijfer, reeds in het eerste kwartaal van 1933 tot het ongehoord lage bedrag van 1190 mill. M. gedaald, is in het overeenkomstige kwartaal van dit jaar tot 1095 mill. geworden. Wilt ge weten hoeveel dat cijfer vóór de crisis, in 1927, midden in den tijd der „Marxistische Joden-republiek” bedroeg? 10328 mill. M., d.w.z. tien keer zooveel. Goebbels geeft natuurlijk van den achteruitgang de boycot van het internationale Jodendom de schuld, maar in werkelijkheid begint het tot de dilettantige hoofden der nationaalsocialisten door te dringen Hitler zelf beroemt er zich op, dat hij van economie niets begrijpt en er niets mee te maken wil hebben ook —dat de Duitsche industriearbeider onmogelijk meer aan het werk te krijgen is, wanneer men de uitvoermogelijkheden der nijverheid niet weet te verhoogen. In plaats van daarnaar te streven heeft men echter door zijn autarkistische zwendel die mogelijkheden juist tot een minimum terug gebracht. Men laat zich er dus wel op voorstaan 3.5 mill. werkloozen aan den arbeid te hebben gezet, maar die „arbeid” is slechts ontstaan óf door kapitaalverspilling, óf door het al maar uitsmeren van het beschikbaar werk. En nu is het zoover gekomen, dat Duitschland ten gevolge van zijn onvoordeelige handelsbalans haast geen grondstoffen meer kan koopen: geen katoen, geen koper, aluminium en mangaan, geen rubber...

Erger is het, dat Ook de middenstand kleine winkeliers en boeren zijn goede stemming begint te verliezen. Van de belastingen van het oude regime, waarop de nazi’s in hun opkomst zoo te schelden plachten, is geen enkel geschrapt of verlaagd. Met de afschaffing der groote warenhuizen, die den kleinen winkelier immers „dood concurreeren”, wordt alles behalve haast gemaakt. Dezelfde Goebbels, die vroeger op onverbiddelijke wijze de werkelijke en ingebeelde grieven van „kankerpitten en zuurpruimen” tegen vroegere regeeringen exploiteerde, moet nu evenals zijn vroegere tegenstanders zich excuseeren door te wijzen op „den noodtoestand”, waarin zijn regeering zich bevindt. Het Duitsche volk is te intelligent om het paradoxale van deze situatie niet te zien. Zelfs veel boeren zijn teleurgesteld ondanks het feit, dat de

autarkie hun tenminste een belangrijke prijsstijging van de eerste levensmiddelen heeft opgeleverd. Maar het verbruik ervan is natuurlijk sterk af genomen. De „erfhoevewet” van Darré is door de meeste boeren met zeer weinig enthousiasme ontvangen. Zij bedoelt hun stand bestaanszekerheid te verschaffen, maar schroeft inderdaad de agrarische werkelijkheid terug tot vóór het beroemde Octoberedict in 1807 van Vrijheer Vom Stein, dat den boeren de vrije beschikking over hun land verstrekte. Het agrarisch proletariaat in Duitschland gaat bovendien begrijpen, dat het propaganda-idee „ieder arbeider zijn stukje land” een paradepaard geworden is. * * *

Waarlijk, het behoeft geen verwondering te wekken wanneer betrouwbare berichtgevers verzekeren, dat de geweldige betoogingen die voort moeten gaan in het Derde Rijk het horde-moreel op te wekken, daarin slechts matig slagen. „De Meifeesten waren tot in de kleinste bizonderheden prachtig georganiseerd, maar zij waren tevens eenvoudig bevolen en het spontane element ontbrak er bijna volslagen aan”, concludeert een bijzonder correspondent der N.R.Ct. uit Rijnland-Westfalen, die meer dan eens bewezen heeft goed op de hoogte te zijn. De communistische propaganda roert zich weder geducht en men moet bewondering gevoelen voor de intelligentie, de taaiheid en het geduld, maar vooral voor de zedelijke moed, waarmee de nooit overwonnen communistische strijders dag in dag uit hun vrijheid, hun gezondheid en hun leven in de waagschaal stellen, om de verfoeilijke dictatuur der Hitler-benden te ondermijnen. Wij kennen heel wat naïeve zielen, die een jaar geleden redeneerden: wij bewonderen den fascistischen staat allerminst, maar zij vernietigt althans het communisme. En wat blijkt? Het nationaal-socialisme heeft in Duitschland al heel wat vernietigd: persoonlijke vrijheid, geloofsvrijheid, de hoogheid des rechts, menschelijkheid, kortom nagenoeg alle verworvenheden van den geest in den eeuwenouden strijd tegen de barbaarschheid, maar het eenige dat het nu juist niet heeft weten te vernietigen, blijkt het communisme te zijn. Zal de ironie van een spotzuchtige Godheid ons het paradoxale schouwspel gunnen, dat het nog eenmaal als wreker optreedt voor „burgerlijke ideologieën”, die het zelf vermoord zou hebben als het eerder dan Hitler de kans gekregen had?

Men weet, hoe de nationaal-socialistische oligarchen zich onlangs voor de zooveelste maal hebben aangegord voor de vernietiging van „het monster”. Frick is sedert begin Mei minister van binnenlandsche zaken voor het heele rijk, maar... heeft politie aan Goering moeten afstaan. De Knipperdolling van dezen nieuwen „Koning van Sion” zal de bloedhond Himmler zijn, die nog in April openlijk over de onbloedigheid der revolutie geklaagd had: als chef van de Gestapo welke dus tot de spijt van het Algemeen Handelsblad haar „jongen man met de sprekende oogen en het fijne glimlachje” zal moeten derven zal hij spoedig genoeg zijn scha kunnen inhalen. Er zal een revolutionnair Volksgericht komen met twee vakrechters en drie partijmannen achter de groene tafel en met een toegewezen „advocaat” voor den beschuldigde. Het „schandaal” zal nu

spoedig niet meer mogelijk wezen, dat onschuldigen, die gedoodverfd waren als politieke „misdadigers”, vrijgesproken werden, zooals met Dimitroff c.s. nog gebeurd is. Gedurende de Fransche revolutie waren dergelijke rechtstoestanden gedeeltelijk verontschuldigd door den oorlogstoestand met heel Europa en de opstanden in het Westen en Zuiden. Zoodra deze gevaren voorbij waren, is het „Tribunal revolutionnaire” afgeschaft. In den Duitschen ideaalstaat schijnen zij met geen andere bedoeling geschapen dan om het plebs bloedige spelen te verschaffen, nu men het zijn brood uit den mond gestooten heeft. Daarvoor dienen ook de Jodenmoorden, die minister Goebbels vrij gelaten heeft. Het lust ons niet de schunnige taal te herlezen, die deze Krates-geest uitgestooten heeft in zijn bekende rede van het Eerlijnsche Sportpaleis: ’s mans barbaarsche gijzelaarstheorie, volgens welke de Joden in het buitenland de Duitsche producten zullen moeten koopen, omdat men zich anders wreken zal op de Joden, die „greifbar” zijn. Veel min willen wij het hebben over denonnoembaren„Stürmer” van Streicher, waarvan alleen te relateeren is, dat het „ritueele moord”-nummer op bevel van den rijkskanselier in beslag genomen is... veertien dagen nadat het zijn schatten had opgebracht, niet om zij n menschonteerenden inhoud, maar wegens een aanval op het... Heilig Avondmaal. Slechts is het ons een behoefte onze hooge bewondering uit te spreken voor de moedige Rabijnen van het hoogstaande oude volk, die op dit stoere moment aan den rijkskanselier telegrafeerden: „Voor God en menschen verheffen wij tegen deze schandvlekking van ons geloof onze stem in plechtig protest.” Natuurlijk heeft het den hordechef aan moed ontbroken, hierop ook maar met één syllabe te antwoorden.

* * * Zal het Duitsche volk werkelijk den weg van „bloed en modder” inslaan, dien beestmenschen als Streicher en Goebbels het wijzen? Er zijn er die dat betwijfelen. Een schrijver in het „NeuesTagebuch” verzekert, dat het als reactie juist bezig is Judaosphiel te worden. Hij kan daarbij terecht wijzen op het feit, dat op de ophitserij in ieder geval nog niets gevolgd is. Dit soort tromgeroffel doet momenteel nog niets anders, dan straffeloosheid aan individueele Jodenmoordenaars verschaffen. Zoo b.v. aan een S.A.-man uit Kiel, die een Jood gedood had, omdat hij door dezen „verwond” was en daarom diens vader, den winkelier Schumm, 17900 M. had af geperst (Reuterbericht). Anderen echter verzekeren, dat het anti-semitisme de laatste jaren zoo diep het heele Duitsche volk vooral de jeugd bevlekt heeft, dat het op zijn best twee geslachten zal duren voordat het er weer wat af is. De toekomst zal het leeren. Maar wel meenen wij ook dit opstel te moeten beëindigen met de waarschuwing, in dit geval van den ,„,Temps”-correspondent Wladimir d’Ormesson, dat hoezeer de geestdrift in Duitschland aanzienlijk schijnt te slinken, „het einde van het Hitler-avontuur binnen korten tijd nog lang niet te verwachten is.” Wat komt er na Hitler? vraagt men zich angstig af. Het Duitsche volk als geheel heeft de wil niet, de bende aan te durven, het mist de hoop, de vrijheid waard te zijn.

J. S. BARTSTRA.