Binnenland m

Jacht op revolutionairen De gemeenteraad van Amsterdam heeft besloten, dat ontslag aan onderwijzend personeel gegeven kan worden wegens revolutionaire gezindheid of (en) wegens lidmaatschap van een z.g. verboden vereeniging. Minister Deckers is de jacht op revolutionairen begonnen en minister De Wilde is daarna ook op jacht getrokken en heeft de gemeentebesturen aangeschreveri, om het schadelijk wild ook op hun terrein uit te roeien Is het revolutiegevaar daardoor eenigszins kleiner geworden? Men kan dwingen, voor het lidmaatschap eener verboden vereeniging te bedanken en honderden hebben dit gedaan. Maar de revolutionaire gezindheid kan men niet prijs geven als het lidmaatschap eener vereeniging. Die blijft en zal licht feller worden nu ze verborgen moet worden gehouden. De sterkste karakters zullen zich niet laten dwingen en voor hun overtuiging het offer van ontslag brengen. Ambtenaren, die zeer bekwaam en trouw hun werk verrichten, kunnen nu vervolgd worden om hun overtuiging. Het gevaar van willekeur is daarbij zeer groot, omdat de revolutionaire gezindheid niet een gebiedende reden is tot ontslag maar op grond daarvan ontslag gegeven ~kan” worden. Het kan gegeven worden, ook al is men geen lid van een verboden vereeniging, alleen dus op grond van de gezindheid. Wat is revolutionaire gezindheid? Kortgeleden is Prof. dv. J. A. Cramer gehuldigd bij zijn afscheid als hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan de Utrechtsche hoogeschool. Hij ontving van zijn collega’s een boekwerk, met den titel: „De Revolutie van 1789”; het werd hem overhandigd met de opmerking. „De titel moge de aanwezigen eenigszins vreemd in de ooren klinken, een feit is het, dat gij, collega Cramer, een pvolutionair van hoofd tot voeten bent!”

Professor Cramer is zeker nooit lid eener verboden vereeniging geweest; hij is de leider van den Wereldbond der Kerken voor ons land; hij is pacifist, zonder echter ooit in strijd geweest te zijn met den eerbied voor het staatsgezag; hij is een knap historicus, en een van de godsdienstige leiders van ons volk, naar wien men gaarne luistert. Een collega noemde hem bovendien een revolutionair, en niet zoo’n beetje, maar van hoofd tot voeteni een man dus, die wegens revolutionaire gezindheid in aanmerking komt, ontslagen te worden. Waarschijnlijk is hij zoo genoemd, omdat hij geen slaaf van eenige traditie wil zijn en den moed heeft, om nieuwe wegen in te slaan, als hij overtuigd is, dat die betere wegen zijn. In dien zin zijn er duizenden revolutionair, ook al denken zij er niet aan, te strijden, desnoods met geweld, voor hernieuwing van staat en maatschappij. Men meent gewoonlijk, dat geweld tot het karakter eener revolutie behoort. Het geweld behoort echter alleen tot de middelen, waardoor een revolutie voltrokken kan worden en verder is het een begeleidend verschijnsel van geweldige diepingrijpende veranderingen in staat en maatschappij Maar de revolutionaire gezindheid kan zeei wel samengaan met het beginsel der geweldloosheid. Revolutie is ook geen willekeurig ingrijpen van den mensch in df historische ontwikkeling of toestanden er verhoudingen, waarin men goddelijken wi en bepaling ziet, maar het is een sprong in den ontwikkelingsgang, een versnelling

waartoe voorafgaande onrust en ontevredenheid hebben aangezet. leder, die niet in alle opzichten precies binnen de oude grenzen wil blijven, is daarom log geen revolutionair. Het woord heeft ►etrekking op een grondige hernieuwing 'an staat en maatschappij. Wie daarnaar rerlangt en daarvoor strijdt, is revolutiolair gezind. Het gezag wordt niet versterlgd, de eerbied voor den staat niet verloogd, de regeermacht niet versterkt door nflatregelen ter onderdrukking der revolujionaire gezindheid. Dat ondervindt ook leze regeering; zij maakt jacht op revolujionair-gezinden in de wereld der ambtenaren, maar zij heeft daarmee geen enkelen trouwen dienaar gewonnen en ook geen Bnkelen tegenstander verloren. Zij heeft hoogstens onzekerheid, angst, onderworpenheid gewekt; zij heeft meerderen tot het pijnlijke zwijgen van Hitler’s tegenstanders in Duitschland gebracht.

Is een boek slecht, omdat er in gevloekt wordt ?

In de vierde klas van het gemeentelijs | i lyceum te Zaandam werd bij het taalon- | derwljs „Op Hoop van Zegen” van Heljermans behandeld. De gereformeerde Ds. Wlellnga heeft met een paar andere ouders j van leerlingen daartegen geprotesteerd bij | den rector. Zij hadden geen bezwaar tegen ’ de wijze, waarop dit beroemde tooneelwerk behandeld werd, maar tegen het feit der behandeling In het algemeen Zij ach- ; ten dit werk gevaarlijke lectuur voor hun r kinderen. De „N. R. Crt.” meldt daarbij, j dat de rector de betrokken leerares, „aan | wie elke socialistische sympathie vreemd, Is”, verzocht heeft, de behandeling van het boek te staken. Daaraan Is voldaan.; Dat Is een zonderlinge geschiedenis. De | autoriteiten keuren de voorgestelde leeri boeken goed. Zij hebben dus geen bezwaar ' gemaakt tegen het werk van Heijermans en nu Is een protest van een paar ouders voldoende, om het boek van de lijst te; schrappen. Het tooneelstuk Is geschreven; door een socialist; maar een socialistisch. ; stuk Is het daarom nog niet. Het had doori : een man van gansch andere richting ge- ; schreven kunnen zijn, mits deze ook zoo__; goed de vlsscherswereld had leeren kennej en zoo warm had meegeleefd met het leefl dat daar heerscht. Het voornaamste be< zwaar bij den gereformeerden predlkanj zijn de ruwe taal en de vloeken, die inder daad In het boek veel voorkomen. Een vlsl scher, vooral met een fel temperament spreekt geen hoftaal. Heijermans heeft q vlsscherswereld geteekend, zooals ze Is d hij geeft ruwe taal weer, niet omdat lu I dit zoo mooi vindt, maar omdat dit de tai der vlsschers Is en zij zich daarin ult^ ; als het In hen stormt. Heijermans heel : niet zijn taal In den mond der vlsscha gelegd, maar de vlsschers vrijuit lató spreken. Ook de bijbel doet dit en fn daarin vindt men menige uitdrukking, d»! aanstoot zou kunnen geven. Het Is te be-i grijpen, dat bij het voorlezen de herhaalde: ■ zware vloeken aanstoot geven; er Is echter: I niets tegen, dat die vloeken dan overge-i slagen worden of met een paar letters wor: den aangeduld. In elk geval hebben we| hier met een kunstwerk te doen, dat, jonge menschen van zeventien jaar moetenj t leeren kennen en verstaan: een werk, dat I In opvoering door tienduizenden met groote! ; ontroering Is gezien en dat In de meestei i talen van Europa Is vertaald. Het had i mogen gebeuren, dat zulk werk als eeg [ slecht boek van de school wordt gewee» i; alleen op verzoek van een paar ouders. Ali , die zoo de beslissing krijgen over de leer-

middelen, zal het dezen rector gaan als den vader, die met zijn zoon en ezel op stap ging en zich liet leiden door alle aanmerkingen van het publiek, totdat hij ten slotte met zijn zoon en den ezel op zijn nek voortzwoegde. En bovendien wordt het vooroordeel in de hand gewerkt, dat een boek slecht is, omdat er onbehoorlijke taal in gesproken wordt. Een boek in uiterst verfijnde en nette taal kan wel veel slechter wezen.

De roode Zonnestraal

In het orgaan, gewijd aan het sanatorium „Zonnestraal.” staat een getuigenis van een lid van het personeel over het neutrale karakter van sanatorium en vereeniging van dezen naam. Velen meenen, dat „Zonnestraal” rood is en zoo zijn er gemeentebesturen en christelijke corporaties, die hun steun eraan ontzeggen. vader en voorzitter van „Zonnestraal” is de sociaaldemoraat Jan van Zutphen, maar in het bestuur zitten menschen van allerlei richting, ook een paar Roomschen. Patiënten van alle gezindten worden opgenomen en onder het personeel zijn vele „christelijken”. Er wordt met hun overtuiging rekening gehouden j noodelooze arbeid wordt er van hen des Zondags niet geeischt. In het artikel vinden we een statistiek van de leden van het personeel naar kerk en belijdenis. Omdat Jan van Zutphen, die om zijn verdiensten voor de t.b.c.-bestrijding algemeen geprezen wordt soc.-democraat is, heet „Zonnestraal’ rood te zijn en omdat die roode verdenking bestaat, weigeren gemeentebesturen verlof te geven tot het houden van de jaarlijksche collecte. De vrees en afkeer voor het socialisme maken soms erg benepen en kleinzielig en we hebben daarvan hier wel een heel kras staaltje. „Zonnestraal’ is dus niet rood, maar wit, dat is boven alle kleuren verheven of de samenvloeiing ervan. Wie de namen der bestuursleden ziet, merkt, dat er toch gelukkig nog wel samenwerking mogelijk is tusschen mannen van zeer verschillende richting, als het geldt een zaak, die aller belangstelling en medewerking behoeft.

Wat gij niet wilt, dat u. . . .

I Wij hebben er op gewezen, dat men zelf geen middelen moet gebruiken, om den tegenstander te bestrijden en tegen te [ werken, die men ten zeerste afkeurt, als 1 deze ze aanwendt tegen ons. Dit geldt in bijzonder de bestrijding der nat.-socialisten. Wij hebben goede wapenen genoeg tegen hen en moeten dus niet slechte wapenen aanwenden, zooals zij, als ze de macht hebben, tegen ons zouden gebruiken. In „De Fakkel” deelt de correspondent uit Enschede mee, dat in het café W. de nat.-socialisten een openbare vergadering hielden. De 0.5.P.-ers poogden het te verhinderen. |

hebben getracht den caféhouder W bewegen, de zaal niet te geven, daar de fascisten dan geen zaal machtig kunnen worden. Bot weigerde hij dat. Laten de arbeiders dit goed in hun hoofd prenten en dit café mijden.”

Wanneer tegenstanders zoo pogen een socialistische vergadering te doen mislukken en een zaalhouder, die zich niet laat dwingen, hun klandizie onthouden, is men terecht verontwaardigd en uit men een kras protest. |

Maar hier doet men van socialistische zijde precies hetzelfde. Als een tegenstander onrecht doet, is dat verkeerd; als wy datzelfde doen, kan het toch niet goed zijn! J. A. BRUINS Jr^