Plattelandsleven j llllllilllllillllllll I 11111111111111111111 l =

Een nieuwe pachtwet

j Minister Colijn heeft een nieuwe pacn»- wet beloofd. Jarenlang is daar reeds om gevraagd. Nu door de landbouwsteun de pachten weer stijgen, wordt de behoefte aan een wettelijke regeling sterker gevoeld Wat mogen wij van een nieuwe pachtwet verwachten? |

Ik weet niet of een pachtwet, die wil van het huidige ministerie zullen krijgen, aan de verlangens van de landpachters zal voldoen. Want dan zal deze pachtwet diep moeten ingrijpen in de eigendomsverhoudingen. De landpachters verwachten van een pachtwet bepalingen omtrent continuatie (d.w.z. voorkeur voor de huidige pachter, als de pachttermijn is afgeloopen), retributie (vergoeding in geval van abnormale misoogst), vergoeding voor aangebrachte verbeteringen en tenslotte een vaststelling van de pachtprijs door onpartijdige commissies inplaats van door vraagen aanbod bij publieke verpachting Dit laatste grijpt het diepst in, omdat het een , wezenlijke verandering inhoudt m ons maatschappelijk stelsel. Nu zijn zulke veranderingen in de landbouw op ’t oogenbliK schering en inslag. Voor de meeste landbouwproducten wordt de prijs niet meer op de vrije markt bepaald, maar van boven af vastgesteld. Waarom de pachtprijzen dan ook niet? De crisis-pachtwet, die wij reeds hebben, doet dit eigenlijk ook al, doch enkel als korting op pachten, die reeds voor de crisis gecontracteerd waren. Zal een nieuwe pachtwet dit beginsel uitbreiden? Ik geloof het niet. Minister Colijn heeft bij de behandeling van de begroeting der landbouwcrisiswetten gezegd, dat de pachters zichzelf moesten beschermen tegen te hooge pachten door georganiseerd optreden. M.a.w. de boeren moeteO zich organiseeren en samen besluiten geen hoogere pacht te bieden, dan ze in redelijkheid kunnen opbrenfen. Een schoon*

wensch. Ach, waren alle menschen wijs! Ais aile pachters „wijs” waren, dan zouden ze niet hooger bieden dan wat hun een redelijk bestaan waarborgde. Maar de economische omstandigheden zijn wel eens machtiger dan de „wijsheid”.

Hoeveel boerenzoons loopen al niet jaren te wachten om te trouwen, tot ze een boerderij kunnen pachten? Hoeveel kleine pachters zijn er niet, die elk jaar moeten pachten, willen ze hun bedrijf, hun eenige bestaansmogelijkheid, voortzetten?

Als op een publieke verpachting of bij een verhuring met gesloten briefjes twiritig gegadigden zijn voor vijf perceelen land, dan zijn die twintig menschen eikaars concurrenten, zoodat elk overleg om niet hooger te bieden dan zooveel, onmogelijk is. Om het bedrijf te behouden, biedt men tot de uiterste mogelijkheid. Men biedt altijd eigenlijk iets te hoog, in de hoop, dat de tijden beter zuilen worden of in het vertrouwen zelf meer uit de grond te kunnen halen dan een ander. Het tekort aan cultuurgrond in verhouding tot het aantal pachters maakt de solidariteit vrij wei onmogelijk. Dit voelen de pachters zelf heel goed; als klasse, die gelijke belangen heeft, zijn ze solidair; als individuen, die tegenstrijdige belangen hebben, zijn ze elkaa,rs concurrenten op leven en dood. De vrije maatschappij, die berust op het concurrentiestelsel van vraag en aanbod, maaKt, pachterssoiidariteit onmogelijk: één „verrader” nekt tien goedwillenden. Daarom is wettelijke regeling noodig, omdat de vrije maatschappij de krachten tot een verbetering niet in zich bevat.

De liberale leer zal zeggen, dat tenslotte die „lioogbieders” wel onder zullen gaan. Tenslotte herstelt de maatschappij als levend organisme haar eigen fouten. Dit is echter zeer de vraag; wel zullen een aantal „hoogtaieders” failliet gaan, maar ten slotte leidt dit stelsel tot een verarmde pachtersklasse, die er aan gewend is hard te werken voor uiterst geringe vergoeding L en dat, om de bezitters een hoogst-moge. lijke pacht op te brengen. Daardoor wordl ; grondbezit een goede geldbelegging, welk(

ook al weer door de wet van vraag en aanbod procentsgewijs nog niet zooveel rente af werpt, maar onredelijk zware kapitaalslasten op de landbouw legt.

Bovendien kan een pachter, Qie i lasten moet optarengen, slechts lage 100- Inen betalen. Elke gulden, die op het land\ arbeidersloon beknibbeld wordt, kan hij aan hoogere pacht weer meer bieden. Het pachtstelsel leidt bij dalende conjunctuur niet alleen tot een verarmde pachtersklasse, maar evenzeer tot een nog armere landarbeidersklasse. Daarom hebben ook de landarbeiders het hoogste belang oij een regeling der pacht, waarbij ook voor hen de mogelijkheid voor een behoorlijk loon blijft. In dezen zijn de belangen van arbeiders en pachters volkomen dezelfde. De moeilijkheden voor een goede pachtregeling zijn vele. Dat de landeigenaars bezwaar hebben, spreekt vanzelf. Maar de grootste moeilijkheid is deze; hoe wordt de pacht vastgesteld, als het niet dooi vraag en aanbod gebeurt? Men kan de pachtprijs vast laten stellen door een onpartijdige deskundige commissie. Op zich zelf is dit al moeilijk; hoe zal de commissie de kwaliteit van het land beoordeelen, daar deze vaak alleen uit het gebrui blijkt? ledere boer weet, dat twee naastliggende perceelen in kwaliteit erg uiteen loopen. Wie waarborgt de onpartijdigheid der deskundigen? En als eenmaal de pachtprijs is vastgesteld en er komen talrijke gegadigden voor eenzelfde perceel, wie waarborgt dan dat de eigenaar geen aanbod krijgt om in ’t geheim meer pacht te geven? Zoo iets gaat goed, waar het stichtingsbezit betreft; daar kan een bestuur dat zelf niet belanghebbende is, kiezen uit de sollicitanten. Het zou ook gaan, als de 1 grond gemeenschapsbezit was, en het cor; poratiebestuur over sollicitanten kan oori deelen. Omkooperij blijft ook dan mogei lijk (steekpenning), maar bij strenge con-I tröle ifn corruptie dan uitzondernH L. blijven. I

[ Neen, wettelijke regeling van de pacht-B prijs bij de bestaande eigendomsverhoudin-B gen blijft moeilijk. Dit wil niet zeggen^^dajt

De Werkplaats” van Kees Boeke te Biithoven

– I De „Werkplaats” is niet voortgekomen s uit van te voren breed opgezette plannen, ■' ze is niet gesticht om rijpelijk overwogen . en in theorie uitgewerkte paedagogische : denkbeelden toe te passen, maar ze is uit ( de omstandigheden vanzelve ontstaan. Kees Boeke voelde zich genoodzaakt zijn eigen kinderen onderwijs te geven, hij bezat geen hulpmiddelen, geen onderwijsbevoegdheden, hij begon maar. Werkelijk, een ideaal begin voor iemand met zuivere inzichten en een scheppend vermogen. Werkers, opgegroeid en vastgeworteld in oude tradities, opgeleid volgens overgeleverde schema’s, passend in de gaten, waarin de conservatieve samenleving hen heeft gewrongen en vervormd, hebben de grootste moeite zich los te maken, wanneer de neiging ontwaakt om nieuwe wegen te gaan. Het zijn de jongeren, de leeken of de vrije, sterke geesten, die pioniersarbeid verrichten.

Het begin is primitief genoeg geweest. Er werden wat schoolboeken bijeengevraagd om te overzien, welke leerstof moest worden opgenomen. Een in het bosch gevonden schop, schijnbaar nuttelooze dingen uit het vuilnisvat, voorwerpen bij de schoonmaak opgeruimd, leverden materiaal en op dit ontroerende begin

zijn tal van giften gevolgd. De kindergroep vergrootte zich en zoo groeide langzaam aan een nieuw opvoedingsmilieu. De opzet, om door nieuwe opvoedingsdenkbeelden te verwezenlijken, maatschappelijke problemen op te lossen, was dus in den aanvang niet aanwezig. Gaandeweg echter gaf de loop der omstandigheden het doel aan, waard om voor te werken en te leven. In korte trekken heb ik werkwijze en inrichting der „Werkplaats” geschetst. Wat Kees Boeke tot heden heeft bereikt, neemt op het gebied der nieuwere opvoeding een bijzondere piaats in. Voor de sterke suggestieve werking dezer proefneming mogen we dankbaar zijn. Maar Kees Boeke is met deze kleine experimenteerschooi niet tevreden. Nu hij in dit paedagogisch werk een doel heeft gevonden om zich geheel aan te wijden, gelooft hij 'die zich gewend heeft in dit leven wijde grenzen te stellen en de hoogste beginselen na te streven, dat er een grootsch werk kan worden gedaan. De conferentie in de Paaschvacantie was samengeroepen om te beraadslagen over het thema: „De Werkplaats en ae samenleving”. Op den avond van den tweeden dag hield Kees Boeke over dit onderwerp een inleiding, waarin hij de

gedachte ontwikkelde van een kindergemeenschap, ontstaan uit de samenwerking van een aantal paviljoens, elk bevolkt door een veertig a vijftig kinderen van 5 tot 18 jaar, die er, ais nu in de Werkplaats, den geheelen dag, dus ook m de middaguren, vertoeven. Eik paviljoen moet min of meer compleet zijn in zichzelf en toch een bepaald accent hebben in overeenstemming met de onderscheiding, die op de Werkplaats is gemaakt in de vakken. Zoo denkt Kees Boeke zich een paai s paviljoen voor de doe-vakken, waarin dus wei alle vakken aan de orde komen, maar de vakken, die verband houden met handenarbeid en lichamelijke opvoeding, sterk domineeren. Deze kunnen hier zoo sterk mogelijk worden uitgebreid, langzamerhand zullen in de kindergemeenschap de kinderen met een uitgesproken aanleg voor physieken arbeid zich concentreeren in dit paviljoen. Zoo zullen i.n een als blauw aangeduid paviljoen de talen extra verzorging krijgen, het zal het aangewezen milieu zijn der kinderen met taien-aanleg. Hetzelfde geldt voor andere vakken: er zullen dus een biologisch, een wiskundig, een natuurwetenschappelijk paviljoen zijn enz. Op deze wijze kan er sterk worden gedifferentieerd, er zullen meer ontwikkelingsmogelijkheden kurmen worden geboden, er kan op grooter schaal worden gewerkt. Want er zal natuurlijk een ongebroken contact zijn tusschen de paviljoens, door de grootere differentiatie