evenals het bazuingeschal volgens het geloof ten tijde van Jozua, Mozes’ opvolger, de muren van het belegerde Jericho deed instorten. De hoogere macht moet ermee vermurwd worden.

Het telkens juichen geschiedt tot in het dorp, waar men het gekapte stuk hout voorloopig plaatst op de wandplank van den aanstaanden huisheer. Het is echter bestemd om te dienen tot dakspar bij het overstekende dakdeel midden boven de voordeur van het huis (dus bij ~het begin van het hout”).

Al wat gedaan werd (en dat was niet weinig), om deze volgens ons geloof onbeteekenende dakspar, geestelijk te beïnvloeden met wonderkracht, hield dus rechtstreeks verband met de magie van de deuropening, waardoor alle onheil immers binnenkomen kan.

Ook wij weten, dat ons lot inderdaad voor een niet onbelangrijk deel bepaald wordt door wat de deur onzer woning binnenkomt. Besmet voedsel, verkeerde vrienden en slechte lectuur trachten wij te weren. Het is begrijpelijk, dat de ongeschoolde Karo in zijn primitieve gedachtengang redeneert; als boven de deur een dakspar uitsteekt, waaraan zooveel mogelijk wonderkracht gegeven is, dan zal die met zooveel goede magische electriciteit geladen stok groote kwaadwerende invloed hebben. Onze wetenschap wijzigt veel van dat geloof.

De juichende primitieve processie der Karoos is als een optocht waarin veel van het godsdienstige geloof onzer voorvaderen voorbijtrekt. W. MIDDENDORP.

De triomf der ekonomische deugden

Voor den Puritein was de openbaring Gods aan de individueele ziel het middelpunt van zijn godsdienst; in vergelijking met deze geheime en eenzame gemeenschap was al het andere vuiligheid en ijdelheid. Genade alleen kan zalig maken en deze is een directe gave Gods, zonder eenige aardsche bemiddeling. De uitverkorene kan haar door geen enkele daad oproepen, wel kan hij zijn hart op de ontvangenis voorbereiden, door het te ontdoen van alle ijdelheden, die zijn waakzaamheid kunnen verslappen. Zooals een ingenieur, die de stroom van het opkomend getij wil kanaliseeren, alle kanalen afdamt, behalve het eene waardoor het moet binnenloopen, zoo stemt de Puritein zijn hart voor de stem des hemels door een ingespannen concentratie en zelfverloochening. Om alles te winnen, doet hij van alles afstand.

De wereld is voor hem een wildernis, waardoor hij alleen zijn weg moet zoeken. Niets en niemand kan hem helpen: geen prediker, want alleen de uitverkorene kan door den geest God’s woord verstaan; geen kerk, geen sacrament, ternauwernood God zelf, want Christus stierf alleen voor de uitverkorenen en God’s majesteit openbaart zich juist in de eeuwige verdoemenis van alle schepselen, met uitzondering van een klein overschot.

Zijn leven is dat van een soldaat op vijandelijk gebied; hij lijdt naar den geest dezelfde gevaren als de eerste kolonisten in Amerika naar het lichaam, met de zee achter zich, de onbedwongen wildernis vóór zich en een wolk van onmenschelijke vijanden aan weerskanten. Maar al te vaak maakte de Puritein, door de wereld te verachten, deze en tenslotte zichzelf nog minder geestelijk door zijn verachting. Zij die God zoeken in afzondering van hun medemenschen, zij staan, zoo zij niet driedubbel gewapend zijn, bloot aan de kans.

om niet God, maar een duivel te vinden, ■wiens gelaat een sprekende gelijkenis met hun eigen uiterlijk vertoont. De zedelijke zelfverzekerdheid van den Puritein staalde zijn wilskracht, maar bedierf zijn gevoel van socialen gemeenschapszin. Een dienaar van Jahwe meer dan van Christus, .werd hij minder bewogen door meegevoel voor zijn dwalende broederen, dan door ongeduldige verontwaardiging over de verblinding van de „vaten der wrake”, die zelfs in hun medelijden zonde bedreven. Aan zijn geestelijke aristocratie ontleent hij een leer over zijn persoonlijke rechten, die, verwereldlijkt en veralgemeend, een der grootste geestelijke krachten zal worden. Hij ontleent aan haar ook een christelijke zedeleer, die de overgeleverde christelijke opvatting bijna totaal zou veranderen. Eenmaal in zaken, past hij zijn leer in al haar hardheid en consequentie toe. Hij ziet dan in de armoede van allen, die bezwijken, niet een ongeluk, dat medelijden en steun verdient, maar een zedelijke fout, die veroordeeld dient te worden; daarentegen in rijkdom de zegen, die energie en wilskracht beloont. Gehard door zelfonderzoek en zelf beheersching is hij de praktische asceet, die zijn overwinning behaalt, niet in het klooster, maar op het slagveld, op het kantoor en op de markt. |

Deze gezindheid, in eindelooze variaties, vond haar sociaal orgaan in den handeldrijvenden middenstand, die de citadel vormde van den Puriteinschen geest. Deze geest werkte als gist in de middeleeuwsche Engelsche maatschappij met haar economische achterlijkheid. Zij ging door haar slappe en losse weefsel heen, als een escadron van Cromwell’s Ironsides door de wanordelijke cavalerie van prins Rupert. De Puriteinsche geest werd een groote kracht voor de voorbereiding van de commercieele beschaving, die door de Revolutie zegevierde. Van het begin af omvatte het Calvinisme twee elementen, die bij Calvijn nog vereenigd waren. Het had met zijn erkenning van de rente het zakenleven van heeler harte goedgekeurd, maar het tevens onder strenge tucht gesteld. Dit laatste overwoog langen tijd in Genève, de kleine

en eensgezinde stad, maar in Engeland, met zijn veelzijdige belangen, overwon de eerste opvatting, vooral na pl.m. 1600, m.et de opkomst van de talrijke belangen van handel en finantiën, compagnieën en koloniën, met het kapitalisme in textielweven, mijnbedrijf en bankwezen. De eerste strenge collectivistische opvatting verloor spoedig terrein en verdween na een laatste opflikkering onder Cromwell. De individualistische opvatting, passend bij het zakenleven, werd het kenmerk van het overwinnend Puritanisme.

Zijn doel was niet, op aarde het Koninkrijk Gods te vestigen, maar een ideaal van persoonlijk karakter en levenswijze, te vervullen door een nauwgezette plichtsbetrachting in het openbaar en particulier leven. Niet alleen als verdediger van bepaalde opvattingen over theologie en kerkbestuur kwam de Puriteinsche beweging in botsing met de kroon, zooals de historici tot nu toe meenen; maar als de kampioen van belangen en opvattingen, die elke zijde van het maatschappelijk leven omvatten. Tegenover het patriarchaal bestuur van Karei I en zijn ministers Laud en Strafford eischten de Puriteinsche zakenlui dat handelszaken alleen door zakenlui zouden worden bestuurd, en dan ongehinderd door een verouderde moraal. Zij eischten de absolute scheiding van zedelijke en economische belangen; deze eisch, in strijd met de godsdienstige overlevering, werd zonder strijd niet doorgezet. Evenmin elders, vooraan in Holland, waar de Staten van Holland en West-Friesland tegen de theologische faculteit van Utrecht vaststelden, dat de Kerk zich niet bemoeien mocht met bankzaken. Ook in Frankrijk, Amerika en Schotland moest de strenge Calvinistische opvatting wijken voor den nieuwen handelsgeest. Wat bij Calvijn nog was geweest een beperkte concessie aan de eischen der praktijk, werd bij vele volgelingen een openlijke verheerlijking van het leven van den koopman, als een dienen van God en een oefenterrein van de ziel. Geld verdienen, zoo leerden tallooze Puriteinsche schrijvers, was niet enkel een gevaar voor de ziel, maar moest en kon bedreven wor-

Prille morgen

Hoor-je de merels die fluiten, die fluiten teeder en lang

tusséhen de licht-bedauwde struiken klatert hun zang.

Ruik-je de rozen, die geuren en geuren donker en diep

zie-je de hemel in wemelende kleuren tot ’t wazig verschiet

Voel-je de wind, met de geuren verweven tot streelen bereid.

weet-je de wereld en heel het leven nu in de glans van de eeuwigheid?

R. T.