Tijd EN Taak

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24; 1

ZATERDAG 21 JULIE 1934 – No. 42

32ste JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH WEEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. W. BANNING

ADRES DER REDACTIE: BENTVELDSWEG 5 • BENTVELD

VERSCH IJ NT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 32STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

JAAR F 3.40, F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 15 CTS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 – GEMEENTE GIRO V 4500 – ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS. HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

OM DE MASSA

Een merkwaardig artiekel, reeds tien jaar oud, tans herdrukt in het maandblad onzer revolutionaire individualisten, die zich anarcho-socialisten noemen („Bevrijding” Juli ’34) brengt mij nog eens weer aan het piekeren over de massa en onze plaats in haar. Het bedoelde artikel is van niemand minder dan Otto Rühle, schrijver van een boek over Marxisme en psychologie. Hij stelt de vraag: waarom blijven de massaas in de Partij, met name de sociaal-demokratiese?

Belangrijk is in de eerste plaats, wat hem tot het stellen van deze vraag bracht. Zijn overtuiging is: de sociaal-demokratie met name in Duitsland heeft „door moord en geweld, verraad en huichelachtigheid, list en bedrog haar contra-revolutionair werk aan de zijde der bourgeoisie volbracht”. Stellig waren er onder de arbeider grote groepen die met sterke weerzin over het verraad der grote partijen waren vervuld, die hun lidmaatschapskaart verscheurden en de snippers met een vloek in de vuilnisbak wierpen, maar de massaas bleven in de partij. Precies zoals naar de (overigens niet geheel juiste) mening van de schrijver zij in de kerk bleven. De propagandisten der vrijdenkers hebben duizendmaal aangetoond, dat de dogmaas van de kerk onhoudbaar zijn, maar de massa bleef. Want, aldus Rühle: godsdienst berust op het gevoel van onzekerheid en zwakte, op behoefte aan bescherming en toevlucht, op angst voor de verantwoordelikheid voor zijn daden. Godsdienst is een produkt van menselike karakterzwakte, moedeloosheid, levensonbekwaamheid. Eigenlik berust ook daarop de trouw der massaas aan de partij. De partij zegt: de massa is dom, blind, gelovig, een groot kind. De leider moet voor je denken... hij drijft politiek voor je. De kerkgelovige knielt, bidt, offert. De partij gelovige gehoorzaamt, stemt, betaalt.

Belangrijk is, na dit niet malse rekwisitoir, wat Rühle dan wèl wil. Een typerende

zin, die een toelichting moet zijn van het begrip „de nieuwe mens”: de mens zonder religie en kerk, zonder partij of parlement, zonder geestelike en partij leidersdom waarop dan merkwaardigerwijze volgt de slotzin, die wel als de klap op de vuurpijl bedoeld is: de socialistiese mens.

Laat mij eerlik bekennen, dat ik dit hele betoog met groeiende ergernis heb gelezen. Mij hindert de hoogmoedige zelfverzekerdheid van de man, die van zichzelf zegt dat hij duizenden, millioenen malen het verraad der partijen heeft blootgelegd en gelijk heeft gekregen. Mr hindert de ergerlik oppervlakkige wijze, waarop religie zonder nader bewijs wordt herleid tot karakterzwakte en lafheid. Waarbij de schrijver dan natuurlik de karaktervastheid en dapperheid van zichzelf geen moment in twijfel trekt. En het verachten van de massa, die nog stom genoeg is om achter een troep bewuste bedriegers aan te blijven lopen, weiger ik voorlopig als kenmerk van socialisme aan te zien. Wij hebben hier typies de hoogmoed van de intellektueel-individualist, die zich wel vaker in socialisties kleed hulde.

Of er in de verwijten en beschuldigingen aan partij, kerk en massa gericht dan geen waarheid ligt? Stellig wel, en ook meer dan ons lief zou zijn. Wij hebben op onze wijze ook wel onze kritiek op de duitse en hollandse sociaal-demokratie en onze dominees in de kerken staan daar waarlik niet om al het bestaande in bescherming te nemen. Ik kan mij ook voorstellen en dat blijft het hoge onaantastbare recht van het individualisme, het recht der persoonlike gewetensovertuiging dat iemand om der waarheid wil met partij en kerk en massa breekt. Mits men maar inziet, dat anders geaarde individuen, óók om der waarheid wil en om der massa wil in partij en kerk blijven werken. Het is eenvoudig een kletspraatje, dat priesters, dominees, partijleiders bedriegers uit eigen belang zijn. Dat de massa aan de oude partijen

trouw blijft, ligt o.a. hierin, dat deze massa uit bittere harde ervaring twee dingen heeft geleerd: ten eerste dat zij alles maar dan ook letterlik alles wat de proletariese levenspositie van nu vóór heeft op die van een halve eeuw geleden, aan de grote partij te danken heeft; ten tweede dat afbrokkeling ook wanneer zij om zeer diepgaande geschillen gaat, steeds verlies voor het socialisme betekent. Die arbeiders, die met hun op de proef gestelde, in de strijd geharde en in duizenden teleurstellingen versterkte liefde de partij groot maakten, gaan haar niet verlaten. Rühle heeft gelijk, wanneer hij zegt: in elke massa leeft geestelike traagheid, die tot verraad leiden kan. Hij heeft ongelijk, wanneer hij niet meer zegt. Het meerdere dat gezegd moet worden, is dat de kerntroep van de massapartij voor de zaak het beste heeft gegeven, en daarom trouw blijft. De massa blijft trouw aan wat zij met liefde heeft opgebouwd. En wie daar dan als pedagoog over spreekt, moet er bij zeggen: de enige metode om het geestelik peil der massa op te voeren, is de versterking van haar kerntroep.

Ziedaar niet het politieke, maar het sociaal-pedagogiese kernpunt aangeraakt (meer ook nog niet). Niet slechts als kinderen der arbeidersklasse, maar ook en vooral als socialisten hebben wij het leven der massa op te voeren tot bewustwording van bestemming tot geestelike persoonlikheid het massa-leven wordt slechts opgevoerd door kernen in de massa, nimmer door kritiserende en hoogmoedig zich afscheidende groepen. Dat dit grote en pijnlike spanningen meebrengt, ook wel karaktergevaren, hoeft men mij niet te vertellen. Maar nog steeds lijkt het mij ook zedelik verdedigbaar, dat geestelik bevoorrechten als de z.g. intellektuelen trachten de armoede... en de schuld der massa mee te dragen. Mits ze daar niet prat op gaan. W. B.