bovenredelijke zoo weinig plaats is, dat er door redeneeren een plaats voor veroverd moet worden. Wat eigenlijk onmogelijk is.

Berlages waarde verstaan is niet gemakkelijk. Dat het niet gemakkelijk is, bewijst, dat zijn waarde belangrijk is.

De Nederlandsche Bouwkunst is Berlage grooten dank verschuldigd. Hij heeft een stoot gegeven en een weg gewezen. Steeds weer komen voorwaartsstrevenden terecht op zijn pad.

Hij was socialist in dien diepen zin, dat hij iets van den hemel op aarde mogelijk en noodig achtte.

Van uit dit verlangen naar een bloeiende innerlijk herboren aarde, begreep hij zijn Tijd en zijn Taak en ging zijn weg in dienst van zijn Kunst tot de Dood hem riep.

J. JANS.

Japan-Indonesië-Nederland

De belangrijkste onder handelingen tusschen Nederland en Japan, al bijna twee maanden in Indonesië op gang (soms spreken persberichten over vastloopen), hebben als achtergrond een steeds verder gaande verschuiving in de wereldproductie.

Japan, dat zich in het midden der vorige eeuw open stelde voor het Westen, onderging de gevolgen van het snel schuiven eener Westersch kapitalistische over een half feodale, half agrarische Oostersche huishouding anders dan Indonesië, dat minder gecentraliseerd was, meer agrarische mogelijkheden bood en dat niet als Japan zomer- en winterwisseling kende. Door deze en andere factoren werd Indonesië een kolonie, terwijl in Japan de eerste zelfstandige Oostersche groote mogendheid met een eigen kapitalistisch productie-apparaat te zien is.

Nederland, dat zich in Indonesië vroeger van handelsmonopolies (o.a. specerijen, daarna koffie) verzekerd had, benutte deze kolonie van 1870 tot 1930 in steeds stijgende mate als afzetgebied van machinale massaproductie (o.a. katoentjes), als gelegenheid tot gunstige belegging van (bank)kapitaal, en tot het aanwenden van particuliere en ambtelijke arbeidskrachten, die doorgaans na 20—25 jaren arbeid met een pensioen of een vermogen, naar het moederland terugkeerden.

Het rijk van de rijzende zon, Europeesche imperialistische voorbeelden volgend, deed door de bezetting van Mandsjoekwo een greep naar grondstoffen in het slecht bestuurde China (450 millioen inwoners), dat een afzetgebied met steeds stijgende behoeften kan worden niet alleen voor Japan, maar eveneens voor Amerikaansche en Europeesche staten. Vandaar de spanningen tusschen Japan, Amerika, Engeland en Rusland, die alle bij de wijze waarop China bestuurd wordt, belang hebben.

Ook in het vruchtbare Indonesië met groote uitvoeren o.a. van olie, rubber, tin en met een bevolking van 60 millioen zielen (dus bijna even groot als die van Japan), poogde en poogt het in zielental en macht steeds meer oprijzende Japan invloed uit te oefenen, te meer, daar het in eigen gebied geen groote mogelijkheden meer had voor uitbreiding van landbouw of veeteelt en zich steeds meer industrialiseerde. Gevolg daarvan was een pogen om op verschillende manieren zich afzetgebieden te verzekeren.

Kort voor de wereldoorlog uitbrak, zagen Nederlanders in een deel der Japansche kappers, fotografen, handelaren en concessionarissen, spionnen, die Java en de

buitengewesten strategisch verkenden. De Japanners in Indonesië eischten toen inderdaad een speciale politieke aandacht.

Ook heden verdient, naast de directe economische „bestorming” van het Oost-Aziatische afzetgebied door de Japanners, hun politieke doordringing weer onze opmerkzaamheid. De conferentie te Batavia biedt daartoe een aanknoopingspunt.

J. E. Stokvis gaf eind Juli in de Arbeiderspers een helder overzicht van de moeilijke problemen, waarvoor de Nederlandsch-Japansche handelsconferentie te Batavia gesteld is bij haar poging een meer evenwichtig ruilverkeer tusschen Japan en Indonesië te verkrijgen. „Niet alleen Japansche waren stroomen naar de Indonesische markten, maar mèt die voeren de Japanners ook de verkoopers in; zij bezigen de eigen schepen, zij vestigen fabrieken en banken, bevolken de kusten met hun visschers, dringen tot in de binnenlanden door en plaatsen er Indonesiërs in kleine winkeltjes met uitsluitend Japansche waren.” Aldus Stokvis, die gewaagt van de schade voor de Nederlandsche industrieën, Twente vooral, maar ook van de Nederlandsche scheepvaart en van de werkgelegenheid der Nederlandsche arbeiders, die in het gedrang komt.

Tegenover deze vooral voor Nederlanders en Chineezen die in Indonesië werkzaam zijn, bedenkelijke kanten van de Japansche penetratie, staan echter ook voordeelen voor de Indonesiërs. Verarmd als zij in de crisis zijn, is b.v. de beschikking over goedkoope Japansche garens, katoentjes en andere massa-artikelen voor hen en dus ook voor de regeering van Indonesië een uitkomst. Maar bij het zoo zuiver mogelijk af wegen der betrokken tegenstrijdige belangen op velerlei gebied van in- en uitvoer, zijn meeningsverschillen onvermijdelijk. Misschien zullen zij tot voor de regeering gevaarlijke botsingen met Japanners en Indonesiërs leiden, als Japan en veel Indonesische voormannen in een zelfde schuitje op de Pacific varen. Botsing van dat schuitje met het bootje der Nederlandsche regeering over Indonesië, zou onder bepaalde stormachtige weersomstandigheden wel eens schipbreuk met belangrijke gevolgen voor Indonesië en Nederland kunnen veroorzaken. Daarom

heeft de conferentie werk van groote verantwoordelijkheid te verrichten.

Niet toevallig trok Japan reeds een jaar lang verschillende voormannen der Indonesisch nationalistische beweging o.a. door studiereizen tot zich. De weinig vriendelijke wijze waarop de Japansche pers zich over het Nederlandsche beleid in Indonesië uitliet, was voor den Gouverneur-Generaal zelfs een reden dit in het openbaar te releveeren in een woord van welkom tot de Japansche onderhandelaars. Algemeen is de indruk, dat de Japansche delegatie (vergezeld van een tweetal bekwame journalisten o.a. voor contact met Indonesiërs), de conferentie poogt te rekken. Voorts verschenen Japansche oorlogsschepen voor Batavia. De rondgang der Japansche maritieme vertegenwoordigers over Java, dreigde zelfs het conferentiewerk te vertragen. „Een veldheer wint al veel al wint hij niet dan tijd”, geldt ook voor Japan, dat Indonesië met steeds meer producten overvoert. Dezer dagen heeft de Indische regeering een stokje voor dien verhoogden toevoer gestoken wat aardewerk betreft, waarop de Japansche gezant bij onzen minister van buitenlandsche zaken protesteerde tegen dit ongebruikelijk ingrijpen tijdens onderhandelingen.

Het is door dit alles duidelijk, dat de economische besprekingen te Batavia van politiek belang zijn. Over de kernkwestie der economische .politiek in Indonesië een volgend maal. W. MIDDENDORP.

Gierend lachen

Er wordt een opvoering gegeven van Circus Arie, buiten in den Museumtuin achter het gebouw der Rotterdamsche Volks-Universiteit.

De werkelijkheid der circusomgeving komt er treffend tot haar recht door de kermiswagens op den achtergrond, de boomen met het ruischen der bladeren, het grasveld, waar wij zitten.

Maar een circus en wat er bij behoort, beteekent voor sommigen niets dan pret en vermaak. Zoo leeft het in wat zij zagen en beleefden. Acrobaten en clowns zijn voor

WIE DOET MEE?

In September moeten we even fors aanpakken voor ons blad. De scha, die geleden wordt door het bedanken van werklozen, in loon achteruitgeganen enz. moet snel, met een paar stevige sprongen, worden ingehaald. Voor de vakantie zijn groepen A.C. en afdelingen R.S.V. gewaarschuwd.

IS MEN KLAAR ?

Zijn er adressen aan de Administratie gezonden? Zijn er huisbezoekploegen gevormd? Vrienden, wij moeten het nèt zo goed kunnen als anderen! In het volgende nummer nader.