Tijd EN Taak

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

ZATERDAG 15 SEPT. 1934 – No. 48 32ste JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH WEEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. W. BANNING

ADRES DER REDACTIE: BENTVEIDSWEG 5 • BENTVELD

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 32STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR F 3.40. PER HALFJAAR F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 15 CTS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 – GEMEENTE GIRO V 4500 – ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

ONS GELOOF

In programpunten en artikelen van een geloofsbelijdenis: korte krachtige rake zinnen, waaruit alle aarzeling is weggeworpen en alle twijfel verbannen, laat zich de inhoud van ons religieus-socialisme altans op dit ogenblik niet formuleren. Er zijn onder ons gelukkig! te zeer uiteenlopende overtuigingen en gedachten, er is onder ons te veel geestelike worsteling in deze krisistijd, dan dat wij kristalhelder en scherp een allen verenigende formule zouden kunnen of willen vinden. Voor sommigen is dit onze zwakheid; men kan er ook iets in zien van rijpende mogelikheden en de kracht vfin den geest, die naar vele kanten drijft.

Toch staan er wel enkele centrale waarheden en waarden voor ons vast. Ten eerste: wij zien in religie een hoge uiting van ’s mensen geestelike aanleg en adel. Religie wil zeggen, dat de mensengeest niet kan blijven staan bij de uitwendige en stoffelike werkelikheid, de wereld van stenen en sterren, van aarde en wolken, maar dat hij in dit alles doordringend zowel met het werktuig van het denken als met de hunkering naar eenheid, zin en harmonie daarin leerde verstaan geestelike samenhang, dus geestelike! kracht. „Dode stof” is voor de religieuze mens uiting van een wonderlik diep levens- en geestesmysterie, dat in alle zijn werkt. Religie wil zeggen, dat de mensengeest niet kon blijven staan bij vergankelikheid en dood, bij geboorte en sterven, maar in het rusteloos elkaar op volgen van jaargetijden en mensengeslachten het mysterie van een eeuwig-blijvende, een eeuwig-geldende geesteswerkelikheid vermoedt, aanvaardt en gelooft. Religie wil zeggen, dat de mensengeest de levensgebeurtenissen niet over zich heen kan laten gaan als door blinde brute noodlotskracht gedreven, maar dat hij in alle gebeuren een zin wil geloven en ontdekken, opdat hij, de mens, kan staan als een strijder om waarheidslicht in duistere samenhangen, als een worstelaar om gerechtigheid in de brutale wreedheid der dierlikegoïstiese verhoudingen, als een dienaar van goedheid en liefde, die uitdrukking zijn van ’s levens diepste wet en wil. In dit alles, in de erkenning dat leven en wereld

verworteld zijn in, gevoed en gedragen worden door een geestelike werkelikheid, waaraan wij deel hebben in ons waarheidzoeken, ons gerechtigheid-streven, ons dienen van goedheid en liefde in dit alles bewijst de mensengeest zijn adel en grootheid, roeping en bestemming.

Een tweede ding staat voor ons vast: wij willen opkomen voor de waarheid en het recht der religie om haar keifs lüil. Wij verdedigen religie zeker niet, omdat zij zo „nuttig” zou zijn, of omdat „je er wat aan hebben kunt”, b.v. omdat zij een zekere rust of troost of braafheid of fatsoenlikheid zou brengen. Het is alles even verachtelik en verwerpelik. Want het eerste wat wij hebben te weten is, dat religie in een mensenbestaan een brandende onrust, een voortdurend gedreven, soms voortgezwéépt worden betekent; dat, als zij ons „rust” moge brengen deze steeds opnieuw veroverd moet worden in aanvaarde strijd, en Ms zij „troost” moge zijn, deze alleen opbloeit uit gedragen leed. Wij verdedigen religie om haar zelfs wil, om der wille van haar oorspronkelike wezenlike grootheid. In religie belijdt de mens, dat een heilig vuur van geestkracht de wereld doorgloeit, en de vonken van dat vuur spatten uit de dapperste en grootste harten op als waarheidsdrang en wil tot gerechtigheid al worden zij ook verstild tot diamanten van innerlike vrede en overgave.

Ten derde belijden wij, dat aldus verstane religie heel het mensenleven stelt onder het licht van eeuwige waarden, die behoren te gelden. Wij weten heel goed, dat honger en geslachtsdrift mensenlevens drijven en dat zij geweldige krachten zijn; wij weten waarlik ook wel van klassewraak en rasseninstinkten de wereld davert er van in de twintigste eeuw; wij zeggen ook niet dat dit alles niet een zeker recht zou hebben. Wij belijden alleen, dat zij nimmer het hóógste recht mogen hebben. Eigenbaat komt bij individuen en staten voor; wil om elkaar te vernietigen, kan klassen en rassen beheersen. Wij beweren alleen: zo wordt de zin des levens, zo wordt het leven in z’n geestelike adel en kracht geschonden en vermoord. Het leven

van individuen, klassen, volkeren, beantwoordt eerst dan enigermate aan die zin, wanneer het gelouterd wordt; wanneer het doorgloeid wordt door gerechtigheidsdrang en wil tot een heilige broederlike gemeenschap. Alle diepe geestesleven der mensengeslachten, bewaard b.v. in de kunst der eeuwen, is van deze loutering de vrucht. Daarom is onze religie realisties, gericht naar de werkelikheid van het leven, ook en vooral naar de sociale. Wij verwerpen die religie als onhoudbaar en bedorven, die alleen het persoonlik zieleheil wil dienen en meent de sociale verhoudingen aan haar eigen loop te moeten overlaten. Wij verwerpen een religie die de mensen zoet houdt en onderworpen, die het klasseonrecht als goddelike orde heiligt en de oorlog als door God gewild een rechtvaardiging biedt. Onze religie erkent ook voor het sociale leven eeuwige waarden, die behoren te gelden. Daarom eren we de oude profeten, omdat zij hun vlammend woord van protest durfden slingeren ook tegen machtige koningen en priesters in; daarom zien wij in de sociale hervormers van alle eeuwen, die de droom van gerechtigheid en broederschap wilden omzetten in maatschappelike praktijk, dienaren Gods; daarom weten wij ons verwant aan die geestelik-revolutionnairen, die de wereld opwaarts willen stuwen tot hoger geestelike staat.

Want onze religie ziedaar een vijfde trek —■ aanvaardt als laatste en hoogste doel van der mensen sociale strijd de groei van een geestelike gemeenschap op aarde. Zij erkent dankbaar de rijke verscheidenheid van volkeren en rassen; zij wil de strijd tussen hen nu zo dikwels de brute, bloedige strijd van eigenbaat en uitbuiting opheffen tot een geestelike strijd, waarvoor onbaatzuchtigheid nog steeds de grote voorwaarde is. Onze religie doet ons streven naar een samenleving op aarde van vrije volken, in een internationale rechtsorde samengebonden, en gedragen door de overtuiging dat God in allen woont en werkt, en dus allen Hem hebben te verheerliken, naar het oude woord dat de aarde met al haar volheid des Heren is.

W. B.