Wat was zij ziek dien avond

Wat was zij ziek dien avond en haar mond verteld’ ons, wat zij altijd had verzwegen;

wel heeft ons hart de volle maat gekregen —; soms lachte zij en riep: ~’k Word weer gezond.”

En later in den nacht lag ze maar stil een kinderliedje voor zich heen te zingen

en riep: ~Ik zie, ik zie zoovele dingen, die ik zoo graag dicht naast mij hebben wil.”

Dan, in den morgen, was ’t, of zij gewon, wat haar het Leven altijd had onthouden;

toen rustig zich haar smalle handen vouwden, viel over ’t laken ’t licht der morgenzon.

Ze wenkt’ en fluisterde: ~Laat mij alleen ”

en met ’t Geluk, dat zij zich had verworven,

is in dat ochtenduur zij stil gestorven; zoo stil-berustend, gaan Gods-Kinderen heen.

J. VAN HATTUM.

Dwalende wetenschap

Een vorige maal zagen we: luchtafweer ondoenlijk! Is dan misschien bescherming tegen de gevolgen van aanvallende bombardementsvliegtuigen mogelijk, zal men zich af vragen, daarbij de laatste strohalm grijpend.

Is bescherming tegen gifgas, brisant- en brandbommen (kortweg: is luchtbescherming) mogelijk? De militairen speciaal de Nederlandse laten maar al te dikwijls en gemakkelijk „Ja” horen. Volgens sommige van hen is het zelfs laf om na te gaan of lucht bescherming in een toekomstige oorlog natuurwetenschappelijk en economisch mogelijk zal zijn, want redeneeren zij: of het kan of niet het moet!

De gasmaskerfabrikanten maken „goedkope” maskers en daarmee flinke winsten, tenminste als zij ze kwijt kunnen. Daarvoor is een goede reclame-gelegenheid nodig. Er verschijnen luchtbeschermingstijdschriften in Duitsland van 1932 bestonden er al 12 verschillende; sinds April van dit jaar is ons land ook zo’n periodiek („Luchtgevaar”) rijk. Die tijdschriften moeten de „studie” (lees: propaganda) der luchtbescherming leiden. Wie zijn deze voorlichters? In het proefnummer van „Luchtgevaar” vinden we o.m. vermeld: Een arts, leider van de cursus over dit onderwerp, georganiseerd door de Nederlandse vertegenwoordigers van een grote Duitse gasmaskerfabriek. We treffen ook veel advertenties van deze en andere gasmaskerfabrikanten aan. Onder de verdere medewerkers bevinden zich de burgemeesters van Dordrecht en Papendrecht, alwaar resp. een buitenlandse munitiefabriek en een fabriek van militaire watervliegtuigen zijn gevestigd.

Wij stellen er prijs op „laf” te zijn en te trachten objectief te onderzoeken of luchtbescherming mogelijk is. Daarbij zullen we uitgaan van de gegevens van directeur en leraren'der Nederlandse gasschool en van Duitse, militaristische deskundigen (Prof. Wirth, Dr. Muntsch, Ir. Rumpf, e.a.), want nog steeds zijn de gegevens van de experts die de oorlog als een methode tot oplossing van geschillen aanvaarden, de beste pacifistische literatuur men behoeft slechts de konsekwenties van hun gegevens te trekken.

Een belangrijke tak der luchtbescherming is de bescherming tegen gifgassen. Voorlopig zullen we ons hiertoe bepalen en beginnen een kort overzicht van enige bekende gifgassen en hun eigenschappen, want het is nuttig om te weten waartegen men zich wil beschermen.

Van „de gifgassen” is alleen fosgeen een gas, de overige zijn bij gewone temperatuur vloeibaar of vast. Sommige van deze vloeistoffen verdampen voldoende om de lucht onverdragelijk te maken. De overige vloeibare en de vaste oorlogsgiften worden bij de ontploffing van de bom of de granaat verstoven, waardoor de zeer kleine deeltjes der giften als nevel of rook blijven zweven en met de lucht ingeademd worden. In deze toestand stellen de gifgassen nog hoger eisen aan het gasmasker dan in gasvorm. Er is een extra nevelfilter nodig om de verstoven giften tegen te houden.

Naar hun werking op het menselijk lichaam onderscheiden we drie groepen: I°. De verstikkende gassen. Hiervan is fosgeen het bekendste. Zij danken hun naam aan de eigenschap dat zij de wand van de longen doorlaatbaar maken voor bloedvloeistof, het bloed wordt dikker en dikker, de longen stromen langzaam vol, verstikkingsdood volgt. Het boek van de mili-

taire gasschool geeft de volgende beschrijving van het ontstaan van zo’n longoedeem: „Het ingeademde fosgeen verandert de wand van de longblaasjes zodanig, dat deze doorlaatbaar wordt voor het bloedplasma uit de haarvaten van de long. De long stroomt hierdoor vol met vloeistof, hetgeen een belangrijke stoornis oplevert voor de ademhaling; anderzijds heeft het vochtverlies van het bloed een sterke indikking van het bloed tengevolge met als gevolg een ernstige belemmering van de bloedsomloop”.

Fosgeen is zeer giftig; V2O gram per 1000 liter lucht leidt na 20 minuten tot beschreven verschijnselen. Is het eenmaal zover, dan schijnt er weinig tegen te doen. Soms helpt absolute rust, maar meestal verdrinkt het slachtoffer in eigen bloed. Doordat het reukloos is, kan het gebeuren dat men eerst na 6 uur bemerkt dat men vergiftigd is. Als behoorlijk gifgas is fosgeen enige malen zwaarder dan lucht, waardoor het in een laag van enige meters dikte op de grond blijft liggen. Water werkt ontledend, dus vernietigend op dit gift. Een andere vertegenwoordiger van deze groep: Chloorpikrine daarentegen is waterbestendig, dit is bovendien een ogengift. De productie dezer giften biedt geen moeilijkheden, in de wereldoorlog, toen deze tak van wetenschap zich ontwikkelde, produceerde alleen Duitsland ruim 15.000 ton fosgeen. De wetenschap bleef zich sindsdien ontwikkelen.

Een volgende keer over twee andere soorten: de prikkelende en de blaartrekkende oorlogsgiften. A. V.

Dr. Rudolf Dreikurs. Alfred Adlers Individual psychologie met een woord vooraf door prof. Adler, ingeleid door dr. P. H. Ronge, vertaald door A. C. Pabbruwe. Rotterdam. Uitg. mij. J. M. Bredee. Zonder jaartal. 155 bladz. ing. ƒ2.50, geb. ƒ3.25.

Het is bekend, dat de individual-psychologische school van Adler met een betrekkelijk eenvoudig schema (in deze school een algemeen geldende wet genoemd) het menselijk zieleleven nadert en begrijpelijk tracht te maken: de twee polen van gemeenschapsgevoel en het minderwaardigheidsgevoel, gebonden aan het streven zich te doen gelden, zijn van dit schema de hoofdbegrippen. Zonder twijfel zijn er met behulp van dit schema allerlei verschijnselen klaarder gemaakt; als wij af mogen gaan op de mededelingen van artsen is hier ook een geneesmethode met suksessen bekroond. Het boek van Dreikurs is een goede inleiding voor leken.

Is daarmee gezegd, wat ieder die „wat aan psychologie doet” (brrü) wel erkent, ik heb mijn bezwaren, die niet op het strikte terrein der psychologie liggen, en die zeker niet alleen dit boek of deze richting gelden. Bezwaren van tweeërlei aard: ten eerste is voor mij de Adlerse school niet meer dan één schema, één richting naast andere —■ waarbij dan ook nog de vraag ware te stellen of niet andere schema’s en methoden belangrijker geacht kunnen worden. Ten tweede het bezwaar, dat men onder „psychologie” allerlei onderbrengt wat in andere sferen van de menselijke geest verworteld is, met name de normatieve. Men leze b.v. de uiteenzetting van Dreikurs over het geweten (blz. 78 en V.V.). Het geweten „vertegenwoordigt niets anders dan de aanvaarding van die wetten en voorschriften, die door de opvoeders worden aangenomen”. Of: „het geweten is de representant van de menselijke orde”. Ik meen wel eens gehoord te hebben van verzet tegen de menselijke orde ook in naam van het geweten. Duidelijk is aan deze omschrijving dat er momenten in het geestelijk leven van de mens zijn, waar de psychologie niet het laatste woord spreekt. Zodra zij de zedelijke of religieuze inhouden nadert (in het algemeen de normatieve) kan zij ons zeker nog wel winst brengen, maar kan zij het wezenlijke niet raken. Wat allerlei psychologen daarover beweren is geen psychologies inzicht, geen wetenschap, maar uitvloeisel van de levensbeschouwing der heren, die zij nu ook voor vakwetenschap uitgeven. En het niet wijsgerig geschoolde publiek loopt er in.

Daarom vragen boeken als dit van Dreikurs wijsgerig kritiese lezers. Dan kunnen zij welkome gidsen zijn. w. B.