BUITENLANDSE KRONIEK

Duitsland en Scandinavië

Zweden, in de eerste plaats Stockholm, heeft zijn grote, tweedaagse luchtafweeroefeningen achter de rug. De rustige Zweedse burgerij heeft het de autoriteiten niet moeilijk gemaakt. De orders werden overal stipt opgevolgd. Geen enkel licht werd ’s avonds in de huizen ontstoken en de contróle-dienst behoefde nergens in te grijpen. En waar de mensen tekort schoten in het verduisteren van hun haardsteden, daar hielp de natuur nog een handje. De eerste dag van de manoeuvres kon de „aanval” niet doorgaan, omdat een al te heldere maan de aanvallers belichtte en een dichte mist een deel van de stad aan hun oog onttrok.

Een vijandelijke aanval op het vreedzame Scandinavië behoort helaas niet tot het rijk der luguberé fantasieën. „Es kann der Frömmste nicht in Frieden leben, wenn es dem bösen Nachbar nicht gefallt!”, zegt Schiiier in één van zijn drama’s. Het citaat is actueel, en niet alleen voor het arme Tsjechoslowakije. Ook Scandinavië kon nog wel eens last krijgen van de ongedurigheid van zijn grootsten zuidelijken buurman.

Het zijn niet alleen de Zweedse ertsen en de Zweedse industriële prestaties, die wel eens een onfatsoenlijke begeerte zouden kunnen opwekken. Zweden is de tweede Oostzee-mogendheid en de Oostzee heeft grote strategische waarde voor de imperialistische doeleinden van een bepaalde staat. Deze bepaalde staat heeft al heel wat leerstoelen opgericht voor een wetenschap, die zich tamelijk onschuldig „Geopolitik” (ongeveer politieke aardrijkskunde) noemt, maar die een onder-afdeling huisvest met de vrij wat minder onschuldige naam van „Wehrwissenschaft” (defensiewetenschap). Wetenschappelijk leider der „Geopolitik” is een generaal, prof. Haushofer. En deze „Geopolitik” toont hoe langer hoe meer belangstelling voor de Oostzee.

Er is een groot aantal Duitse tijdschriften, dat zich met de Oostzee en Scandinavië bezig houdt. „Volk und Reich”, „Zeitschrift für Geopolitik” (Haushofer’s orgaan), „Der Horden”, „Der Deutsche in Schweden”, „Nordische Welt”, „Norddeutsche Welt” enz. enz. In de laatste jaren is een stortvloed van boeken op de Duitse boekenmarkt verschenen over de Oostzee en het hoge Noorden. Niemand minder dan H. F. Blunck, de „dichtervorst” van het Derde Rijk, heeft een groot verzamelwerk uitgegeven, dat de titei draagt „Die Nordische Welt”. Enkele citaten zijn voldoende om de mentaliteit te kenmerken, waaruit die werken geschreven zijn.

~Meer dan twee jaar is de Oostzee een Duitse zee geweest, schrijft een zekere dr. Erich Maschke in zijn beek „De Germaanse Zee; geschiedenis van het Oostzee-gebied”. En ten bewijze van de stelling, dat de verschiiiende vormen van fascisme elkaar ijverig copiëren, schrijft ook deze penvoerder van het Derde Rijk met wellust over de Oostzee als „mare nostrum” (onze zee) in „onze oude geschiedenis”. Waar het Rome van dit oude Germaanse Rijk gelegen heeft, vertelt dr. Maschke ons echter niet.

Een andere Duitse schrijver, dr. Axel Schmidt (de voornaam maakt al Scandinavische propaganda!) noemt zijn boek ~Dominium maris baltici” een regelrechte herinnering aan de oude strijd om de „heerschappij in de Oostzee”, die herinnert aan de tijd van den Zweedsen koning Karei XII of Tsaar Peter de Grote. Overigens kan het Latijn soms een harde werkelijkheid een heel wat onschuldiger uiterlijk geven. De heer Schmidt geeft een uiteenzetting van de theoretische voorwaarden voor een Duitse heerschappij over het Oostzee-

gebied, waarbij natuurlijk een lange historische inleiding niet gemist kan worden omtrent de eeuwenlange Duitse invloed in dit gebied. De economische kant van de zaak wordt o.a. belicht met de opmerking, dat gedurende de wereldoorlog de Zweden de snoodheid zouden hebben gehad. Hamburg van zijn rol als stapelplaats voor de Oostzee-handel te willen beroven.

Een werk van één der leerlingen van generaal-professor Haushofer, zekeren Wulf Siebert, is eveneens gewijd aan de strijd om het „dominium maris baltici”. Een bijna volledig ingesloten zee als de Oostzee, aldus Siewert, verleidt altijd tot politieke begeerten, tot verovering, tot het samensmeden van de kusten in één rijk, tot een ~dominium”. Daarbij laat ook deze schrijver het aan vergelijkingen met de Middellandse Zee niet ontbreken. Voor hem ligt het economische zwaartepunt minder op handelsgebied dan op dat der grondstoffen winning. De rijke Zweedse ertsen zijn voor Duitsland een levenskwestie, volgens den heer Siebert.

Niet allen, die zich met de toekomst van het ~Germaanse noorden” bezig houden, bewegen zich op zulk een materialistisch vlak. Herr Otto Weber—Krohse weet van andere waarden. Hij spreekt in zijn boek „De Oostzee-kring” (van de typische, Lübeckse uitgeverij „Nordische Gesellschaft”) over een toekomst, waarin de Scandinavische en andere Oostzeevolken een „nieuw politiek en religieus leven” zullen deelachtig worden, dank zij het Duitse nationaal-socialisme. Een dergelijke zendingstaak wijzen ook andere schrijvers het Derde Rijk toe. Zo schrijft er één over de „Noodlotsgemeenschap rondom de Oostzee”, een ander over „Nord-europaische Aufgaben” enz. enz. Generaal-professor Haushofer zelf blijft ook niet achterwege. De baanbreker van de Geopolitik en de Wehrwissenhaft schrijft met deernis over de grote, onbewoonde gebieden, die er in Zweden zijn. De Oostzee is de sluiskolk en de afsluitpoort jegens Rusland. Volgens hem heeft de Duitser, die in het Zuid-Zweedse landschap Schonen wandelt, het gevoel zijn „Ur-heimat” (oorspronkelijk vaderland) te hebben hervonden. En de generaal-professor brandt tenslotte van verlangen om Duitsland die hele Oostzee voor goed te laten „bevrijden”.

Deze bevrijdingshartstocht heeft zijn eigenaardigheden. Het is trouwens toch typisch, hoe graag de Duitsers het woord vrijheid in de mond nemen. Hun grote dichters, de kleinen niet te na gesproken, gaven daarin het voorbeeld. En toch blijft die vrijheid altijd het neteligste punt.

Maar de bevrijdingsijver jegens het Oostzeegebied is niets anders dan de uitdrukking van het verlangen, Duitsland de leidersrol toe te wijzen in heel Noord-Europa. De heer Axel Schmidt met zijn Scandinavische voornaam, zegt het dan ook ronduit, dat er een Noord-Europees blok moet komen, onder Duitse leiding. En de schrijver Louis von Kohl, bepleit hetzelfde in zijn boek „Das Nordische Schicksal in Ostseegebiet” het noordse noodlot in het Oostzee-gebied —, alleen die namen zijn reeds een uitvinding!

Een detail, in ’s heren Schmidt’s werk, verkreeg juist dezer dagen bijzondere actualiteit. Deze schrijver heeft het over de Alandseilanden, die hij een „Gibraltar van het Noorden” noemt. Wie van deze eilanden, die halverwege tussen Finland en Zweden liggen, bezit zou nemen, zou, aldus de heer Schmidt, een pistool op de borst van Stockholm kunnen richten. In de laatste weken heeft de Alandgroep de gemoederen in Zweden en Finland nogal bezig gehouden naar aanleiding van de kwestie, of dit strategisch belangrijke punt bevestigd zou worden ai of niet. De Zweedse minister van Buitenlandse Zaken, Sandler, heeft dienaangaande mededelingen in een rede gedaan, waaruit blijkt, dat, wanneer de zaak met Finland en de bewoners van de eilanden

zelf, die met militaire kwesties niet veel ophebben en bovenal vrezen, dat een Finse militaire bezetting (de groep is krachtens een Volkenbondsbeslissing van na de wereldoorlog aan Finland toegewezen) de bevolking zou willen „verfinsen”, geregeld is, er hoogstens enige kustbatterijen en luchtafweer-installaties zullen komen. Van vestingwerken zal geen sprake zijn. Verder zullen er wat vliegtuigen worden gestationneerd.

Het is niet waarschijnlijk, dat de schrijverij van de Duitse „geopolitici” veel indruk in Stockholm en in Helsinki heeft gemaakt. Er wordt wel eens al te zeer uit het oog verloren, dat vrijwel alles, wat in het Derde Rijk wordt gedrukt, een semi-officieel karakter draagt en dat ook de discipelen van generaal-professor Haushofer zich van hun taak in de Duitse lotsgemeenschap ter dege bewust zijn. De belangstelling voor de bescherming van de Alandseilanden is echter een sjonptoom voor de atmosferische veranderingen ook in het vredige noorden.

Reeds vaker is het toenemende militaire gerucht uit Europa ook naar deze uithoeken doorgedrongen, zelfs tot in de sfeer van de stille Poolzee toe. De geheimzinnige, vaak nachtelijke „vliegtuigen” boven het noorden van Scandinavië duiken herhaaldelijk weer op, en niet alleen in de fantasie van de journalisten.

De Scandinavische staten kunnen zich dan ook niet geheel onttrekken aan de algemene bewapeningsdrang, die zich in de wereld voordoet. De Zweedse sociaal-democraten, die altijd een sterk aanpassingsvermogen hebben getoond, hebben dan ook in de afgelopen zomer een verhoging der defensie-credieten doorgevoerd, die in de ogen van de meeste conservatieven zeer wel genade kon vinden. Anderzijds hebben zij een typisch democratisch element in hun militaire politiek ingevoerd door een poging tot grotere democratisering van het leger. De generale staf van het Zweedse leger zint op methoden om het officierscorps meer uit de kringen van arbeiders en kleine boeren te recruteren. Jongens uit deze kringen zullen via de middelbare scholen en de scholen voor onder-officieren in de gelegenheid worden gesteld, in het officierscorps van het Zweedse leger te worden opgenomen. Deze democratisering van het leger-kader is voor de toekomst van de democratische instellingen zeker niet zonder belang. Dat heeft de ervaring in vele Europese landen wel geleerd; het scherpst misschien wel in Spanje.

Maar behalve op dit gebied, biedt de Zweedse politiek de laatste tijd waarlijk niet veel perspectieven. Zoals men wel gezegd heeft: op het gebied der buitenlandse politiek neemt de regering-Hansson geheel het program der conservatieven over.

Het sterkst uit zich dat ten aanzien van de Volkenbond. Zweden heeft na 1919 heel wat grote figuren naar Genève afgevaardigd. De namen Branting en Unden hebben daar een goede klank. Het is jammer, hoewel niet geheel onbegrijpelijk, dat de Scandinaviërs juist thans de indruk wekken, Genève in de steek te laten, alsof het Volkenbondsschip reeds tot zinken gedoemd was.

Ontegenzeggelijk is er in de Scandinavische landen een strekking tot isolement op te merken. Er kan in een Scandinavische samenwerking natuurlijk een kracht ten goede liggen opgesloten, vooral wanneer die samenwerking positieve resultaten oplevert in de zin van een versteviging, niet alleen van de militaire, maar vooral ook van de morele en economische weerstandskracht tegen de reactionnaire stromingen in Europa. Maar een isolement kan tenslotte ook een zwakheid worden.

Geen land kan zich straffeloos buiten de solidariteit van de Europese volkenwereld plaatsen. Dat Europa, en met name het op expansie beluste Derde Rijk, al mag dit zich thans vooreerst „uitleven” in een meer zuidwaartse richting, ook het hoge noorden niet met rust laat, moet ook de Scandinaviërs toch wel duidelijk zijn. Anders hadden zij geen ~verduisterings-proeven” van node en behoefden zij zich ook niet om het ~pistool op de borst” te bekommeren. Stockholm, September. R. A. W.