iu^^ak.

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

ZATERDAG 29 OCTOBER 1938 – No. 5 37STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH WEEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. W. BANNING ADRES DER REDACTIE: BENTVELDSWEG 5 – BENTVELD

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 37STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR F 3.40, PER HALFJAAR F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 15 CENTS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 – GEMEENTEGIRO V 4500 – ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

SOCIAAL-ZEDELIJK

Er komt mij in herinnering de titel van een boek, aan het einde der 19e eeuw verschenen: „Het sociale vraagstuk een zedelijk vraagstuk” dat was een protest zowel tegen het liberalisme als tegen het socialisme, die beide het sociale vraagstuk zagen als in de eerste plaats economisch. Als zulk een protest nóg moest worden uitgesproken, zou het zich vooral moeten richten tegen... het regerende Christendom, dat véél meer op economische mogelijkheden dan op zedelijke noodzakelijkheden let. Er is intussen wij zijn al in het tweede kwart der 20e eeuw allerlei reden, om de stelling van zo pas om te keren, en thans met enige nadruk te betogen, dat het zedelijk vraagstuk voornamelijk een sociaal vraagstuk is een stelling, die natuurlijk voor socialistische oren niet nieuw klinkt.

Ik denk aan twee belangrijke verschijnselen, beide een geestelijke verontrusting openbarend. Het behoeft ons niet te verwonderen, dat alierlei wetenschappelijke werkers zich de pijnlijke vraag stellen: waarvoor werken wij eigenlijk? Een scheikundige in zijn laboratorium b.v. – en wat heb je nou in zo’n scheikundig heiligdom met sociale strijd te maken! voelt zich niet behaaglijk, wanneer zijn wetenschappelijke vondsten worden aangewend om steden uit te gassen... een zedelijk vraagstuk van de wetenschap, ja maar het is duidelijk dat daarachter het sociale vraagstuk van den ooriog ligt. En het is óók duidelijk, dat deze scheikundige voor zijn vraagstuk geen oplossing vindt, wanneer het niet lukt in de maatschappij om het oorlogsvraagstuk de baas te worden. Er is het véél wijder gebied van de invloed der wetenschap op de samenleving —• deze is in het industriëie kapitalisme met zijn nog steeds, tot in het fabelachtige, groeiende techniek enorm toegenomen —maar daar zit direct aan vast de vraag van de zedelijke verantwoordeiijkheid. Dokters, leraren, advocaten, schrijvers, kortom Mle geestelijke werkers hebben voortdurend te

maken met de vraag: waarvoor werken wij eigeniijk? heeft ons werk nog enige zin in de chaos, in de ontwrichting en verwildering van de tijd? Dat is hun zedelijk vraagstuk en als zij uit liefde voor hun vak en uit liefde voor de mensen die zij met hun kennis willen dienen, „ja” zeggen, en dus vóórtwerken, dan worden zij direct naar de sociale toestanden, de economische verhoudingen, de politieke krachten gevoerd; want dddr liggen de oorzaken van de zedelijke konflikten. Elk zedelijk vraagstuk is thans een sociaai vraagstuk. Een tweede verschijnsel: er wordt voortdurend en in allerlei kringen, voornamelijk godsdienstige, gesproken over zedelijke en geestelijke „verandering”, „herbewapening”, „weerbaarheid” de woorden verschillen, de inhouden ook, maar er is toch een verwante strekking in dit aiies: een beroep op zedelijke en geestelijke krachten, om de bedreigingen der tegenwoordige wereid te overwinnen. Wij hebben zelf voortdurend op dit aanbeeld gehamerd maar (het zij in bescheidenheid gezegd) dan toch steeds met het sterke besef, dat de zedelijke noden van de tegenwoordige wereld sociale noden zijn, en dat alle gepraat over de invloed van geestelijke krachten ijdel blijft, indien men niet tot duidelijke sociale konsekwenties komt. Aan twee brandende vraagstukken moest dat toch onmiddellijk klaar zijn: de werkloosheid en de ooriog. Alle nog zo bewogen en menselijk pleidooi voor „nieuwe moraal” hangt in de lucht, wanneer men niet inziet, dat het de sociale krachten zijn die de moraal hebben ondergraven, dat het dus sociale krachten moeten zijn die de zedelijke vernieuwing moeten leiden tot concrete verwerkeiijking.

Met dit alles heb ik in zekere zin niets anders gedaan dan nog eens weer de betekenis van het religieus-socialisme illustreren. Tegenover hen die strikt economisch denken, en menen dat dit levensgebied beheersend is voor alle andere, blijven wij erkennen de oorspronkelijke waar-

de en kracht van geestelijke, godsdienstige en zedeiijke krachten daarom zal een pleidooi voor geestelijke weerbaarheid en voor persoonlijke bekéring bij ons weerklank vinden. Maar aan de andere kant: tegenover hen, die niet inzien dat de grote zedelijke vraagstukken sociale vraagstukken zijn, zullen wij deze waarheid met kracht verdedigen. Zeker, vooral omdat het hier een waarheid geldt. Maar toch ook, omdat anders de godsdienst opnieuw tot een dekmantel voor sociaal onrecht, tot een masker en een leugen wordt. Maar al te veel heeft in de geschiedenis de godsdienst als zodanig gewerkt en aan de tragedies in Rusland en Spanje zien wij met weik een gruwelijk gevolg. Wij denken er niet aan, om godsdienst te laten opgaan in sociale activiteit daarvoor weten wij te zeer van het innerlijk persoonlijk geheim, en beseffen wij, dat Gods eeuwigheid méér is dan ’s mensen al te gebrekkig werk. Wij zeggen echter wel: dat het innerlijk gezag der religie mede bepaald wordt door haar sociaal-vernieuwende kracht.

Er zijn in de socialistische beweging verschijnselen genoeg, die doen zien dat men daar besef krijgt voor de oorspronkelijke waarde van geestelijke krachten men ziet het socialisme als een zedelijke waarde en inhoud, eenvoudig gezegd: als gerechtigheid; en gerechtigheid heeft ’n eeuwigheidsinhoud. In het Christendom zijn hier en daar óók de duidelijke tekenen van een groeiend sociaal verantwoordelijkheidsbesef, al is er aan sociaal inzicht nog wei eens tekort. Met name tegenover de dreigingen van een nieuwe wereldoorlog of van een fascistische barbarennacht over Europa is het van ontzaglijke betekenis, dat de sociaiistische activiteit door een diepe geestelijke bewustheid wordt gedragen, en dat de reiigieuse activiteit tot bewuste sociale daad wordt geleid. Er is voor ons, religieussocialisten nog altijd te werken.

W. B.