De Zweedse Broederschapsbeweging

I,

Een geestverwant in Zweden schrijft ons:

De christen-sociaal-democraten te Stockholm, die een groep van een paar honderd leden vormen, hebben bij de kort geleden gehouden verkiezing voor de gemeenteraad 10.922 stemmen op hun candidatenlijst gekregen, daardoor twee zetels in de raad verworven met enkele honderden stemmen méér hadden zij er nog twee bij kunnen krijgen en bovendien de sociaal-democratische partij, waarmee zij als loyale partijleden technisch samenwerkten, aan de absolute meerderheid geholpen. Dit resultaat is niet alleen zeer verheugend, maar ook in hoge mate verrassend.

Het is niets nieuws, dat christen-sociaaldemocraten lid van een gemeenteraad worden, er zijn er nu na de verkiezingen van deze herfst een paar honderd en er zitten ook verscheidene christen-sociaal-democraten in Provinciale Staten, terwijl vijf leden van de Tweede Kamer tot de beweging behoren. Maar die zijn allen gekozen als sociaal-democraten op officiële partijlijsten. Bij de verkiezing te Stockholm was het echter de eerste maal, dat de christen-sociaal-democraten geheel zelfstandig optraden. Zij hadden de plaatselijke partijfederatie tegen zich, zij moesten hun deelneming aan de verkiezingsstrijd improviseren, zij konden geen films vertonen en geen fakkeloptochten houden, zij waren financieel niet in staat meer drukwerk te verspreiden dan twee simpele strooibiljetjes, die in de lawines van fleurige brochures en krantjes-inkoperdiepdruk verdronken, en tóch haalde deze groep van enkele honderden mensen tegen de elfduizend stemmen. Dat kon alleen, doordat duizenden uit kerkelijke kringen, die wél met de algemene, sociaal-economische en financiële politiek der sociaal-democraten instemmen, maar tot nog toe afgeschrikt werden door het neutrale standpunt van de partij tegenover de godsdienst en misschien wel vooral door het artikel van het beginselprogram, dat afschaffing der staatskerk beoogt, ditmaal hun stem konden geven aan een sociaal-democratische lijst met een staatskerkelijke dominee aan het hoofd.

Dit resultaat is een niet onbelangrijke versterking van de sociaal-democratie en aan de andere kant een vrij zwaar verlies voor de toch al niet sterke vrijzinnige partij, die tot nog toe haar betrouwbaarste hulptroepen had in het zogenaamde „vrijkerkelijke” kamp, bij de Piëtisten, de Baptisten, de Methodisten, de Pinkstergemeente en dergelijke sectarische groepen, die vermoedelijk ruim de helft van de „positief-christelijken” in Zweden omvatten.

Maar betekent dit resultaat ook een versterking van het religieus-socialisme? Moreel en numeriek natuurlijk wél. Het is echter hoogstwaarschijnlijk, dat de christen-sociaaldemocraten deze duizenden nieuwe kerkelijke stemmen niet zozeer als christen-socialisten, als mensen dus voor wie christen-zijn en sociaUst-zijn uit elkaar voort móét vloeien, dan wel in hun hoedanigheid van christelijke, kerkelijke, sociaal-democraten gekregen hebben en de kans bestaat, dat bij een keren van het politiek getij velen weer teruglopen naar het vrijzinnige kamp, weer een burgerlijke, anti-socialistische politiek gaan steunen. Zij zijn en blijven christenen, maar of voor hen het democratische socialisme steeds de politieke richting zal zijn, welke het meest met de beginselen van Christus overeenstemt, staat nog te bezien.

Van een versterking van het religieus-socialisme in Zweden zal eerst sprake zijn, wanneer deze tienduizend nieuwe christen-sociaal-democratische kiezers van chrlstelijken huize en hun tienduizenden geestverwanten, die er elders in den lande zijn, wanneer al deze mensen, die religieus en socialistisch gezind zijn, de onverbreekbare eenheid van politiek en godsdienst gaan beseffen en dan daardoor in IK)litiek en in godsdienstig opzicht religieussocialisten zullen zijn. De Bond van Zweedse

Christen-Sociaal-democraten kan hiertoe veel bijdragen en men moet hopen, dat hij succes heeft. Wie de geestelijke armoede van een zeer groot deel van het Zweedse volk kent, zijn gemis aan levensstijl, zijn materialisme, zijn Amerikanisme, die moet het religieussocialisme hier vooral een zeer belangrijke taak toekennen.

Zweden is een welvarend, een spreekwoordelijk-gelukkig land. Het heeft grote natuurlijke rijkdommen bossen, watervallen, ertsen het is dun bevolkt zes millioen mensen op een oppervlakte van veertien maal ons land —• en de werkloosheid is over ’t algemeen zeer gering. De industrialisatie is laat begonnen, de arbeidersbeweging heeft vroeg haar invloed kunnen doen gelden en vooral sedert de crisis van 1929—’32, waarna de sociaaldemocraten aan de regering kwamen en de periode begon, dat arbeiders en boeren de politieke macht hadden, dat „het werkende volk regeerde”, is Zweden’s welvaart een steeds groter deel van het volk ten goede gekomen. Er heerst over ’t algemeen instemming met de gang van zaken, de oppositie verenigt zich principieel niet, maar practisch wel met veel van wat de regering doet en er is ook buiten de directe politiek een geest van samenwerking merkbaar, die wel het duidelijkst tot uiting komt in de onderhandelingen, welke de landelijke organisaties van werkgevers en werknemers thans voeren om in de toekomst open arbeidsconflicten, stakingen en dergelijke, zo veel mogelijk overbodig te maken.

Dat is allemaal heel mooi en gelukkig, maar die materiële welvaart heeft zodanige gevolgen, dat men zich wel eens af gaat vragen of geestelijke armoede noodzakelijkerwijs een gevolg van materiële welstand móet zijn. Men kan ’t ook omdraaien en vragen, of een bloeiend geestelijk leven zich alleen onder druk, onder moeilijke omstandigheden ontplooien kan. Wie weigert dit te bevestigen, moet tot de opvatting komen, dat de tegenwoordige geestesgesteldheid een kenteringsverschijnsel, een overgangsvorm is. Men kan ’t zo zeggen, dat de goed-betaalde arbeiders zó blij zijn met hun houten villatjes, hun stromend warm water, hun bioscoop-om-de-hoek, dat ze niet aan andere dingen kunnen gaan denken, vóór ze ’t moois er af gekeken hebben, voor ze aan de nieuwe, betere levensomstandigheden, die zo sterk verschillen van die, waaronder ze zijn opgegroeid, gewoon zijn geraakt, voor ze er mee vergroeid zijn.

Natuurlijk wordt er, vooral van kerkelijke zijde, kritiek geoefend, wordt er gezegd, dat de „materialistische” welvaarts-politiek der laatste jaren, die op conjunctuur-nivellering, op werkloosheidsbestrijding, op lotsverbetering voor de minder-bedeelde bevolkingsgroepen gericht is, het geestelijk leven verlamd heeft en de moraal ondermijnd en dat daarmee die politiek zichzelf veroordeelt. Daarop heeft dezer dagen een bekende cultuurpersoonlijkheid geantwoord, dat de politici blijkbaar hun taak behoorlijk vervullen zie: de welvaart, de geest van eendracht en samenwerking, de politieke rust, enzovoort en dat de dominees en andere beheerders van geestelijke goederen en wakers voor de moraal, het aan zichzelf te wijten hebben, wanneer het geestelijk leven kwijnt ondanks de daarvoor gunstige uiterlijke omstandigheden. Deze mening wordt ongtewijfeld door een zeer groot deel van ’t Zweedse volk gedeeld, als men tenminste over de zaak doordenkt en ’t is niet zeker, dat dat vaak gebeurt. Ook in sociaaldemocratische kringen is deze opvatting zeer verbreid. De politiek is er om de maatschappij zó in te richten, dat ieder deel krijgt in de gemeenschappelijke goederen, dat er recht en rust heersen, sociale en economische gelijkheid en rechtvaardigheid, dat althans „niemand nood lijdt in het Zweedse volks-tehuis”. Willen de kerk en de kerkelijken daaraan meewerken, dan is dat uitstekend, maar proberen zij op enigerlei wijze deze politiek te dwars-

bomen, dan zijn zij vijanden van het volk, reactionnaire machten of wat ook.

De sociaal-democratische partij kent ieder vrijheid van godsdienst toe. ~Godsdienst is een particuliere aangelegenheid en ieder mag proberen, zalig te worden op z’n eigen manier.” Het feit, dat zij afschaffing van de staatskerk op haar program heeft staan, doet aan haar neutraliteit tegenover de godsdienst niets af. Er zijn ook trouwe leden van de staatskerk, staatskerkelijke dominees zelfs, die een kerk als staatsinstelling, onder leiding van een departement, dat anderhalf jaar in ’t voren de preekteksten voorschrijft, in beginsel een onding vinden. Bovendien is dat sociaal-democratische programpunt feitelijk niet meer dan een beginsel om deszelfs wiUe en zonder enige practische betekenis, zoals er in Zweden zo veel beginselen zonder practische betekenis op na worden gehouden. Halfslachtigheid, gebrek aan beginselvastheid noemt de een dat, terwijl ’t voor de ander van een practische, reële kijk op de dingen en op de mensen getuigt.

De sociaal-democratie zou vandaag-den-dag, wanneer het haar met dit programpunt ernst was, de staatskerk kunnen afschaffen, want zij heeft thans de meerderheid in de Tweede Kamer en kan die, zoals de sterkteverhouding

(Vervolg op pag 7.)

De macht van het zege

Diplomatieke, principiële, internationale en technische redenen waren oorzaak, dat ons feuilleton De Macht van het Zegel, niet voortgezet kon worden.

Voor velen zal dit wel een heel grote teleurstelling zijn en daarom laten wij er dadelijk een verblijdende mededeling op volgen. Het is ons n.l. mogelijk gemaakt om alle nieuwsgierige lezeressen en lezers de vervolgen op het feuilleton thuis te doen bezorgen. Hier vindt u een afbeelding van zo’n vervolg:

RELIGIEUS SOCIALISTISCH WERK VOOR GEESTELIJKE VOLKSKRACHT

Wie vijf cent gireert of in postzegels zendt, ontvangt één vervolg. Aangezien elke stuiver op zich zelf beschouwd een gelijke ruilwaarde heeft, ontvangt u natuurlijk voor elke vijf cents precies hetzelfde vervolg.

Bij wijze van proef zenden wij u ditmaal voor slechts ƒ1.—• een vel van twintig bovenafgebeelde zegels (in kleuren uitgevoerd).

N.B. 1. De A.G.-zegels dienen om een jubüeumfonds te vormen, teneinde de A.G. in staat te stellen, bij haar 25-jarig jubileum enkele drukkende lasten van zich af te wentelen.

2. Het is juist ook de bedoeling van deze zegelactie om via zeer kleine bijdragen het grote jubileumfonds bijeen te brengen. Een bestelling van één zegel wordt dan ook met evenveel zorg uitgevoerd als een order op 1000 stuks.

3. Zij, die met de A.G.-jubileumzegels in hun omgeving willen werken, kunnen ook zegels in commissie krijgen.

4. Alle bestellingen van zegels en alle correspondentie over De Macht van het Zegel, dient te worden gericht aan H. H. Koch, Beethovenlaan 95, Arnhem; giro no. 153696.