ONS GESPREK

over: de les van September 1938

In mijn eerste korte antwoord op uw brief, waarin u het vraagstuk van het onrecht door vrede bespreekt, heb ik u reeds toegegeven, dat inderdaad ook voor mij het tractaat van München een vergroting van het onrecht in Europa betekent (al moet worden erkend, dat het een rest van Versailles heeft opgeruimd maar het feit van de amputatie aan Tsjechoslowakije aangedaan, en de schending van goede trouw met name door Frankrijk en Engeland is heel erg!).

Nu is echter mijn bezwaar óók tegen uw wijze van het vraagstuk te stellen, dat er alleen met twee mogelijkheden gerekend wordt, alsof er geen derde of vierde bestond. U stelt tegenover elkaar;

óf onrecht plegen door wereldoorlog

óf onrecht plegen door aan de dictators vrij spel te geven.

Ja, als er inderdaad geen andere keus was, zou het er volkomen hopeloos uitzien (getwist over de vraag welke van beide rampen de gruweiijkste zou zijn, is volkomen onwerkelijk, en daarin zullen wij ons niet begeven). Uw wijze van de zaak stellen doet mij denken aan wat de overleden Oostenrijkse Marxist Otto Bauer indertijd schreef in zijn boek ~Tussen twee Wereldoorlogen”: „aan het eind van een nieuwe wereldoorlog zal Europa fascistisch of socialistisch zijn”. Deze probleemstelling bracht mij indertijd tot scherp verzet want zo liggen m.i. de dingen niet. Er is geloof ik heel veel te zeggen voor de stelling, dat een oorlog het fascisme in de hand werkt deze beide horen wezenlijk bij elkaar, zij zijn beide militaristisch, gewelddadig, op machtswil en vernietiging van den . tegenstander belust. Maar dat een wereldoorlog tot socialisme zou kunnen voeren, althans tot een socialisme dat een geestelijke stijging der mensheid betekent ik acht het ontstellend, dat iemand het kan uitspreken! Daarvoor komt een oorlog te veel neer op vernietiging zowel van mensenmateriaal als van economische waarde als in het bijzonder van geestelijke krachten; daarvoor is een oorlog nu eenmaal te barbaars. Als Bauer gelijk zou hebben gehad met alleen deze twee mogelijkheden, zou het er volstrekt hopeloos uitzien. Er was toen en ik meen: ook nu nog de mogelijkheid, dat het fascisme, vooral omdat het naar zijn wezen een schending van de geestelijke werkelijkheid betekent, instort; en het blijft de taak van alle waarachtig vrijheid-lievenden om de handen inéén te slaan, politiek, sociaal, geestelijk.

Ongeveer zo zie ik ook nu een derde mogelijkheid, die de ban en de beklemming van uw öf-öf doorbreekt. Er is nog de mogelijkheid tot een internationale conferentie ter organisering van een vredestoestand op de grondslag van economische samenwerking helemaal niet idealistisch of m een ~seidumschlungen – MUlionen” – stemming, maar nuchter en zakelijk, eenvoudig omdat men elkaar economisch nodig heeft; en daarbij hebben de democratische mogendheden verreweg de sterkste troeven in handen, en zijn de dictaturen de zwakste. Er is nog de mogelijk-

heid tot organisatie van alle vrijheidlievende of wilt u ~humanistische” krachten en bewegingen in de democratische landen der wereld, om dieper ernst te maken met hun eigen democratie, d.w. óók zeggen met de eis der sociale gerechtigheid. Er is óók nog de mogelijkheid tot een reorganisatie van de Volkenbond, zodat hij, los van Versailles, inderdaad een begin van internationale rechtsorganisatie wordt. En juist omdat deze mogelijkheden er nog zijn, meen ik dat wij in een dwangpositie komen met uw óf oorlogsonrecht óf vredesonrecht. Men kan het beter zo stellen lijkt mij toe:

óf oorlog maar dat betekent steeds vernietiging van die goederen, die ons de hoogste zijn;

óf de fascistische dictatoren de tractaten laten dicteren maar dat betekent óók een smartelijk lijden en gruwelijk onrecht;

óf alles inzetten voor economische samenwerking en organisatie van een vredestoestand, die mogelijkheden voör een toekomst biedt.

En ik meen dat socialisten alléén deze laatste keuze moeten doen, en de beide eerste afwijzen.

Er komt nog een overweging bij:

Tegenover U behoef ik vermoedelijk niet nóg eens te zeggen, hoezeer ik het fascisme als een bedreiging van onze hoogste geestelijke goederen zie. Maar laat ons ook tegenover deze bewegingen onze hoofden koel (onze harten natuurlijk bewogen!) houden. Ik heb het fascisme steeds gezien als een zeer duidelijk symptoom van de ommekeer die de Europese wereld doormaakt, maar niet als de leidende beweging naar de toekomst; anders gezegd; het fascisme laat wel zien hoe diep de nood in Europa is, maar is niet in staat uit de nood te redden. Oók daarom ben ik er van overtuigd; de wereld van over 50 jaar zal niet fascistisch zijn; dat is wel de bange droom van ons geslacht, maar het zal niet de werkelijkheid voor de op ons volgende generaties zijn. Het is geloof ik een door de geschiedenis bevestigd feit, dat zij, die een revolutie met geweld doorzetten, daar straks héél iets anders uit zien voortkomen dan ook zij zelf hebben verwacht. Ik denk aan de grote Franse revolutie van 1789 maar als ik 25 jaar verder zie, natuurlijk dan was er wel veel gebeurd, en de Revolutie had sporen achtergelaten; toch was de wereld van 1815 héél anders dan de revolutionairen van 1789 hebben gedroomd. Ik denk aan de Russische revolutie van 1917 wij schrijven nu nog maar 1938 en toch staat wel vast; het Rusland van heden is een heel ander dan dat de felle strijders der eerste bolsjewieken-generatie hebben verwacht. Er zit n.l. véél meer van het oude, veel minder van het nieuwe in.

Ik ben er diep van overtuigd: het fascisme zal zeker sporen nalaten in Europa, het kan ook nog ontzaglijk veel leed over de wereld brengen, maar het „slaagt” niet. Als wij 20 jaar verder zijn, en Europa heeft een zekere consolidatie bereikt, dan zal wel blijken dat er véél meer van het oude de democratie in voortleeft dan fanatiekelingen van rechts of beangstigden van links nu vermoeden.

Natuurlijk zeg ik deze dingen niet, om mezelf of een ander in een slaap der onbewustheid te soezen integendeel; ik zeg deze din-

gen om tot scherper waakzaamheid en krachtiger activiteit te komen. Eén van onze allereerste plichten is het, om de dwanggedachte te doorbreken alsof er alleen maar de keuze zou zijn tussen oorlog of fascisme. Deze gedachte is noodlottig, ja misdadig. Er is nog wel mogelijkheid, om het barbarisme in Europa te boven te komen maar dan moet een wereldoorlog worden belet.

Als deze dingen ons niet alleen maar beangst of razend van haat maken, maar ons geweten treffen en verontrusten, dan brengt het natuurlijk óók mee; een inzet van onze volle persoon, van al onze krachten voor de mogelijkheden, die er nog zijn. Maar daarover is tussen u en mij geen verschil van mening... het volgt immers direct uit ons geloof. Maar wij praten nu eenmaal niet onder vier ogen, maar ten gehore van al onze lezers. En dan kan het zijn nut hebben, om te zeggen dat er voor hen die geestelijke vrijheid, humaniteit, democratie en socialisme hóóg stellen, geen reden is om bij de pakken neer te zitten. En dat wilde ik toch ook wat redelijk aannemelijk maken. W. B.

Verenigingsleven m iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii : i'

Het adres van de Federatie aan dr. Colijn inzake „Kerk en Vrede"

’s-Gravenhage, 21 October 1938. Escamplaan 64. Aan den voorzitter van de Ministerraad. ’s-Gravenhage. Excellentie,

Met ernstige bezorgenis hebben ondergetekenden, Johan van de Kieft te Bussum en Dirk Tinbergen te ’s-Gravenhage, handelende namens en in opdracht van het Bestuur der Federatie van Religieus-Socialistische Gemeenschappen in Nederland, kennis genomen van het feit, dat de vereniging „Kerk en Vrede” blijkens publicatie in het Staatsblad no. 351 door u op de lijst geplaatst is van voor Rijksambtenaren verboden verenigingen. Zij menen er met nadruk op te mogen wijzen, dat in de Nederlandse wetgeving, met name in de dienstweigeringswet, het recht van den Nederlandsen Staatsburger op grond van gewetensbezwaren zich aan de krijgsdienst te onttrekken, volledig is erkend. Ook menen zij onder uw aandacht te mogen brengen de duidelijke woorden van Abraham Kuyper ten deze (Ons Program 5, blz. 94):

„Zodra een onderdaan zich op zijn consciëntie beroept, wijke de overheid uit eerbied voor het heilige terug. Dan dwinge ze nooit. Noch tot eedsaflegging. Noch tot krijgsdienst. Noch tot schoolbezoek. Noch tot vaccinatie of wat dies meer zij.”

Het kan naar hun overtuiging het rechtsgevoel van ons volk niet bevredigen noch de rechtszekerheid bevorderen, indien een vereniging van goede burgers, die zich nadrukkelijk bereid verklaren in elk ander opzicht hun land te dienen, doch hun medewerking aan de toerusting tot en de uitoefening van het oorlogsbedrijf niet verlenen en zich daarbij kunnen beroepen op wettelijk gewaarborgde rechten, op bovenbedoelde lijst wordt geplaatst en hare leden dus onwaardig worden gekeurd enige rijksbetrekking te vervullen. Zij veroorloven zich dan ook. Uwe Excellentie ernstig te verzoeken alsnog uwe beslissing te willen herzien. Namens het Bestuur van de Federatie van Beligieus-Socialistische Gemeenschappen (w.g.) J. VAN DE KIEPT, voorzitter. D. TINBERGEN, secretaris.

R.S.G. Groningen

Aan het 15 en 16 October j.l. gehouden jongerenweekend over de „Grote ontmoeting”, geleid door dr. J. W. Dekker, werd door een honderdtal deelnemers uit V.C.J.C., A.J.C. en een klein procent uit orthodoxe groepen deelgenomen. Jammer, dat ouderen In zo klein getal aanwezig waren.

Ds. L. D. G. Knipscheer, Doopsgezind pred. te Groningen, sprak over „Vrijzlnnig-Chrlstendom en Socialisme”. De houding van het vrijzinnlgprotestantisme tegenover de eerste generatie van socialisten werkt nog sterk na. De vrijzinnige christenen vonden de socialisten te dogmatisch, te wettisch. Principieel en tactisch moest hier bestrijding komen. Bovendien verwachtte men In

(Vervolg van pag. 6.) in de Provinciale Staten nu is, door ontbinding van de Senaat, ook in de Eerste Kamer krijgen, Maar zij beschouwt de staatskerk als een ongevaarlijke instelling, die diep in de tradities van het volk geworteld is. Zij beseft ook de grote practische moeiUjkheden, die er aan het verbreken van de nauwe banden tussen kerk en staat zouden vastzitten de kerkelijke instellingen dragen bij voorbeeld voor een deel de zorg voor het onderwijs, de dominees zijn ambtenaren van de burgerlijke stand en ook de twee procent der bevolking, die niet, zoals de overige acht-en-negentig procent, althans formeel tot de Lutherse staatskerk behoort, staat in de kerkeboeken ingeschreven en zij denkt er daarom niet aan de staatskerk af te schaffen. Vrij algemeen wordt trouwens erkend, dat na aartsbisschop Söderblom niemand zo veel voor de „Volkskerk” gedaan heeft

a,ls de bijbelvaste atheïst Arthur Engberg, sociaal-democratisch minister van eredienst sedert zes jaren. Bij zijn verdiensten voor de kerk zinken die van leidende geestelijken, laat staan die van zijn voorganger, bisschep Stadener, in het niet. Wat echter geenszins verhindert, dat ~Morgonbris”, het orgaan van de sociaal-democratische vrouwenbond, een duidelijk uitgesproken anti-godsdienstige overtulging heeft. Dit blad, dat niet alleen door zijn uitstekende typografische verzorging afwijkt van het merendeel der sociaal-democratische bladen, huldigt de opvatting, dat godsdienst opium is voor het volk, dat religiositeit van bekrompenheid getuigt al stelt het bij voorkomende gelegenheid zijn lezeressen dan ruimte ter beschikking om te vertellen, waarom zij haar kinderen hebben laten aannemen, —• met een snoezig plaatje van een kerkje of van een even snoezig aannemelingetje erbij.