BUITENLANDSE KRONIEK

„In de mensen een welbehagen..."

De Oost-Europese samenleving is van een zeldzame hardheid geworden, die door haar honds karakter geen plaats meer biedt aan romantiek of wat daarvoor moet doorgaan. Volk en staat zijn niet op elkaar ingesteld. Ondanks een ongeëvenaard overdreven nationalisme, dat alle jonge Oost-Europese volken aan de dag leggen, zorgvuldig ingeheid door een gecensureerde pers en eenzijdig schoolonderricht, trekken deze staten zich over het algemeen van het lot hunner burgers weinig aan.”

Deze bittere, maar eerlijke en voor den schrijver moedige karakterisering van het leven in, wat hier Oost-Europa wordt genoemd, maar voornamelijk bestaat uit de nieuwe staten-zöne van de Bothnische Golf tot de Zwarte Zee, heeft ons, toen zij indertijd in „Het Volk” verscheen, diep getroffen. Wij twijfelen er niet aan, of de schrijver, die. naar uit een zeer recente publicatie van zijn hand over de Baltische landen') blijkt, dit gebied door persoonlijk contact goed kent, overdrijft geenszins.

„leder voor zich, zo schrijft hij verder, dit is de leer, die de mensheid in Oost-Europa bezielt en gemakkelijk kan men zich indenken, hoe hieruit een consequent egoïsme ontstaat, dat zich reeds bij het kind openbaart. Sociaal besef schijnt een tameiijk vreemde luxe. Van humanitaire stromingen heeft men niet het minste benui. De zwakkeren gaan in deze samenleving onherroepelijk te gronde. Op de gezichten der „sterken” staan hardheid, winzucht en onbemanteld realisme te lezen. Realisten zijn zij waarlijk geworden en de poiitiek, die zulke landen voeren, draagt ook een onmiskenbaar realistisch karakter.”

Waarom deze citaten uit een eenvoudige dagblad-correspondentie? Omdat zij zo uitstekend de atmosfeer typeren van één van de beide hoofdterreinen, waarop de internationale belangstelling zich de komende maanden zal gaan richten. De Baltische landen. Polen, de Oekraïne, Roemenië, dat zijn de gebieden, die thans naast de landen rond de Middellandse Zee, de inzet zullen worden van hét hazardspel, dat de laatste jaren aan de speeltafel der Europese politiek wordt beoefend. Wij zouden er tenslotte vrede mee kunnen hebben, dat hier een vrij-plaats ontstond, waar allerlei machtsbegeerten en expansie-driften met elkaar een wedkamp ondernamen, die de rest van Europa veel misère zou besparen, indien wij niet wisten, dat deze kamp de millioenen, die hier wonen, allerminst ongemoeid zou iaten, maar een oceaan van ieed over hen zou uitstorten.

En juist het feit, dat deze volken onder het harde lot, dat zij door alle eeuwen heen hebben te dragen gehad, dat in de wereldoorlog reeds ondragelijk werd en na de wereldoorlog nog schrijnender gevoeld werd door de mislukking van zovele hier ontkiemende nationale Illusies, tot een onmenselijk „realisme” zijn vernederd, moet voor ons in het Westen een aarsporing zijn, nimmer onze verantwoordelijkheid ook voor deze „zelfkant” van Europa pit het oog te verliezen.

Danzig en Memel

Toen het nationaal-socialisme in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, waren er twee brandhaarden in Europa, waar men meende, dat de heren van het Derde Rijk het eerst de lont in zouden steken. Dat waren: Danzig met de Poolse Corridor en het Memelgebied, twee étappes op de weg naar het Oosten. Het is anders gegaan. Tegenover het naaste

S. Broersma, Oost-Europa dient zich aan.

Oosten toonde het Derde Rijk zich juist ongelooflijk inschikkelijk: het tractaat met Polen was het bewijs. Berlijn had eerst zijn andere zorgen. Het heeft niet de weg van de geringste weerstand gevolgd, maar is eerst de zwaarste trajecten ingeslagen, in de verwachting, dat de rest dan wel van een leien dakje zou gaan. En inderdaad, na de inlijving van Oostenrijk en de onderwerping van Tsjechoslowakije zijn doeleinden als Danzig en het Memelgebied slechts kippesprongetjes op de zegetocht van het Duitse imperialisme.

Overigens waren tractaten, als met Polen gesloten, geen belemmering voor het nazi-dom ook zonder machtsvertoon reeds vooraf de „terugkeer” van deze afsplinteringen van het oude Duitse rijk voor te bereiden. Danzig, de Vrije Stad, zoals de historische ironie het wil, is reeds volkomen gelijkgeschakeld en de Polen lijden er nog slechts een schaduwbestaan. De mate der Duitse reserves tegenover Danzig is echter regeirecht evenredig met het nut, dat een goede verstandhouding met Polen kan afwerpen. Die goede verstandhouding met Polen heeft reeds het grootste rendement opgeleverd, dat zij ooit kon afwerpen: Polen’s medeplichtigheid aan de ondergang der Tsjechoslowaakse democratie. En thans is Danzig in de nazi-politiek van lokaas voor de Polen tot chantage-middel tegen de Polen geworden. Vroeg of laat zal het zeker zijn werk doen. In het Memelgebied was de stand van zaken wel iets anders. Hier is de straffe hand der Litause dictatuur, die alleen oosterser, maar weinig beter is dan het nazi-despotisme, pas verslapt, nadat het Derde Rijk ook In deze hoek ernst met zijn „bevrijdingstaak” ging maken. Haast behoefde Beriijn hier niet te hebben, want de onrechtmatige wijze, waarop dit gebied in 1923 en ’24 aan Litauen was gekomen en het overheersend Duitse karakter der bevolking, zowel van het oorspronkelijke Duitse als van het volkenkundig-Litause deel, gaven het Duitse streven hier sterke troeven in handen, die te ailen tijde op het geschikte ogenblik konden worden uitgespeeld.

Dit ogenblik schijnt te zijn gekomen. Het is alleen de vraag, of het thans nog om het eigenlijke Memeiland gaat, dat blijkens de jongste Landdag-verkiezingen voor bijna 90 procent gelijkgeschakeld is. Veel lonender zou het zijn, indien Duitsland via Memel, de voor de Litause uitvoer omisbare haven, de gehele Litause staat onder zijn invloed kon brengen. Een Litause vazalstaat is het Derde Rijk veel waard als drukmiddel tegenover Polen. Maar vooral als operatie-basis tegen Sowjet-Rusland.

De grens van Oost-Pruisen, het Memelgebied inbegrepen, gold voor de oorlog als de scheidingslijn tussen Oost en West, tussen Europa en Azië. Eeuwenlang hebben de Duitsers, eertijds door de Middeleeuwse Zwaardridders, gepoogd, die grens naar het oosten op te schuiven. Voor de Rosenbergs en Hitlers een historische taak, die zij vurig begeren over te nemen. Heeft het Derde Rijk niet van zijn geboorte af als het ~bolwerk der westerse beschaving” tegen het ~Aziatisch-bolsjewistisch barbarendom” geparadeerd? Het is echter de vraag, of de boeren van Litauen, Letland en Estland er bijzonder op gesteld zijn, na de ervaringen met de Ridders van het Zwaard een nieuwe beschavingsproef te ondergaan onder het teken van het Hakenkruis.

De Oekraine

De Duitse expansie langs de kust van de Oostzee is één van de twee armen van de reuzentang, waarmee het Derde Rijk vat wil krijgen op heel Oost Europa. De zuidelijke arm strekt zich sinds September via Bohemen en Slowakije tot Karpathen-Rusland uit. Hoewel ideologisch en economisch de grote en vruchtbare Russische Zwarte Aarde het einddoel blijft, kan het niemand ontgaan, dat Polen de eerste staat zal zijn, die de klem van deze greep zal ondervinden. De actie, die

thans, geïnspireerd en gefinancierd door Berlijn, voor een zelfstandig Oekraïne wordt gevoerd, Is tevens een aanslag op de ongereptheid van de Poolse staat.

De zes millloen Oekralners, die in Polen wonen —> er wonen er minstens 30 millioen in Rusland en verder enige honderdduizenden in Roethenië oftewel Karpathen-Rusland zijn ongetwijfeld het dankbaarste voorwerp voor een nazi-bemoeienis. Ondanks alle onderdrukking in de Sowjet-Oekraïne heeft de boerenbevolking aldaar zulke slechte herinneringen aan de Duitse bezetting na de wereldoorlog en aan de vroegere grond-eigenaren, dat zij aan Moscou wellicht toch nog de voorkeur zal geven boven Berlijn.

De Poolse heerschappij in Galicië, het Poolse deel van de Oekraïne rond de stad Lemberg, heeft zich echter zo gehaat gemaakt door de onthouding van de eenvoudigste nationaliteitsrechten, dat hier de bodem voor een nationalistische, uit Berlijn, via het thans kwasi-zelfstandig geworden Roethenië, geleide agitatie uitermate vruchtbaar is. In feite bestaat in deze Poolse Oekraïne eigenlijk reeds naast de Poolse staatsorganisatie een, bij het economische leven, speciaal de boeren-coöperaties, aanknopende nationalistische nevenorganisatie, die ook geheime militaire kanten heeft en elk ogenblik zich tot zelfstandige staatsmacht zou kunnen proclameren. Wij zouden tegen dit Oekraïnse nationalisme op zichzelf moeilijk bezwaar kunnen maken, wanneer het thans niet het onmiddeliijke instrument dreigde te worden van het Duitse imperialisme. Dit nationalisme is in zijn talrijke buitenlandse vertakkingen voortdurend in aanraking geweest met het Duitse rechtse extremisme, een contact, dat al dateert van de oorlogstijd, toen Duitse en Oekrainse officieren in de Oostenrijkse en Duitse legers samen vochten. Het heeft zich onmiddellijk na de oorlog onder de Petljoeras en andere hetmans als uiterst wreed en anti-semitisch doen kennen. Heb is stellig de onvruchtbaarste vorm van een overigens ononderdrukbaar streven naar nationale zelfstandigheid. Het is daarom uitermate geschikt om in dienst te worden gesteld van het Duitse imperialisme, zonder voidoende te beseffen, dat het daarmee eigen ondergang voorbereidt.

Het Oekrainse nationalisme, dat totdusver enkel door gewelddadige aanslagen van zich deed spreken, heeft zich thans echter als een Europese kwestie aangediend. Niet voor de eerste keer is de fascistische dynamiek hier als gangmaker opgetreden. Zal de rest van dezewereld hier echter wederom machteloos tegenover staan?

Moet de oplossing der Oekrainse kwestie aan de blinde woede der politieke krachten en tegensteliingen worden overgelaten? Moet Oost-Europa in een smeltkroes, verhit door vurige machtsbegeerten en ongezuiverde hartstochten? Wat anders dan een stroom van ellende voor de millioenenmassa’s in deze gebieden kan het gevolg zijn? Massa’s, die in de wereld reeds zo weinig anders dan misère hebben leren kennen. Massa’s, die aan de Europese cultuur zulk een uiterst schamel aandeel hebben gehad.

Er is een opvatting in politieke kringen men komt haar wel in Frankrijk tegen, waar men bezorgd is over de eigen verplichtingen jegens anders volken; maar ook elders die erop speculeert, dat West-Europa vrede en veiligheid zou kunnen verw'erven dankzij de onderlinge vernietiging van de machtsnaties, die onze beschaving naar het leven staan. Die zelfvernietiging der moderne Molochs zou dan in Oost-Europa moeten plaatsvinden, waarbij men de mogelijkheid over het hoofd ziet, dat deze machtsstaten er de voorkeur aan konden geven, zich tegen het westen aan een te sluiten. Zelfs tussen Moscou en Berlijn bestaan nog verbindingen!

Maar wat is een vrede waard, die ten koste van de ondergang van millioenen in Oost-Europa zou worden verkocht? „Vrede op aarde”, zegt men in deze dagen. Maar daarbij hoort: „in de mensen een welbehagen”. Behoren de massa’s van Oost-Europa daar niet toe? En zouden wij na een dergelijk schandelijk verraad jegens de Europese solidariteit hier in het Westen elkaar nog in de ogen durven zien? W. SCHAPER.