Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

Tijd en Taak

ZATERDAG 28 JANUARI 1939 – No. 18 37STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH WEEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. W. BANNING ADRES DER REDACTIE: BENTVELDSWEG 5 – BENTVELD

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 37STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR F 3.40, PER HALFJAAR F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 15 CENTS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 – GEMEENTEGIRO V 4500 – ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

CONSERVATIEF

LJet valt niet te ontkennen, dat wij * * socialisten zo langzamerhand aar* dig conservatief geworden zijn. Als wij het zelf nog niet ontdekt hebben, dan willen communisten en fascisten het ons wel aan het verstand brengen. Wij zijn, zo zeggen zij, reeds verre bij de ontwik* keling of, zoals men liever zegt, bij de dialektiek of de dynamiek, ten achter gebleven. Het socialisme behoort bij het demo*liberale systeem, of bij het burger* lijk tijdvak, waarvan zij de doodgravers zijn.

Helemaal ongelijk hebben onze tegen* standers niet. Wij zijn conservatief ge* worden. Men denke slechts aan de houding tegenover het koningschap, de nationale gedachte, de bewapening, het parlementarisme, enz. enz. Het huidige socialistisehe galapak ziet er anders uit dan dat van nog slechts weinig jaren her. Wij willen conserveren, behouden, het bestaande in veel opzichten hand* haven. Wij verdedigen dit laatste met hartstocht tegen degenen, die het willen vernietigen.

Is dit nu een reden om te blozen? Ik vermoed, dat wij er toch wel even neiging toe hebben. Wij zijn zo gewend, vooruitstrevend te zijn, de voorhoede te vormen van allen die op weg zijn naar een nieuwe toekomst, dat wij ons in de nieuwe positie nog wat onwennig ge* voelen. Wij hebben zo lang vooruitge* tuurd naar de tijd, die komt, dat het ons nog wat moeite kost, achter ons en om ons te zien en b.v. de woorden, in onze nationale traditie verankerd, te zien en naar waarde te schatten. Maar dat niet alleen, wij zijn er nog niet hele* maal gerust op, dat wij wel op de goede weg zijn. Een klein minderwaardigheids* complexje plaagt ons toch wel even. Vandaar dat wij misschien het er wel eens te dik op leggen, als wij b.v. het koningshuis huldigen.

Dat wij dit minderwaardigheidsgevoel niet goed kwijt raken, vindt zijn oor*

zaak in een overtuiging, die wij niet meer koesteren en die wij toch niet goed kwijt raken. Het geloof in de vooruit* gang zit ons n.l. nog wat dwars. Wij i hebben zo lang geloofd, dat langzaam i maar zeker de wereld vooruitging en : dat het nieuwe ook per se het betere of ( tenminste een overgang tot het betere ( was, dat wij dit geloof maar moeilijk i kwijt kunnen raken. Wij merken maar ( al te goed, dat alle verandering waarlijk geen verbetering is en wij weten heel i goed, dat de wereldbeschouwing, die i achter het geloof in de vooruitgang , steekt, niet houdbaar is, maar toch.... i Vooroordelen hebben een taai leven. Wij merken het telkens, niet in de laat* 1 ste plaats aan ons zelf. Er is telkens reden, om even om onszelf te glim* i lachen. Gelukkig, zullen pessimisten zeg* ' gen, er is immers in de tegenwoordige wereld al zo weinig, om om te lachen. (

De socialisten zijn niet de enigen, die een dergelijke ervaring maken. De Vrij* zinnig*Hervormden b.v. zullen bemerkt hebben, dat zij in hetzelfde schuitje te* recht gekomen zijn. Ook zij waren lange tijd de mensen „van het nieuwe licht”, maar zij moesten in het afgelopen jaar stelling nemen tegen een gevaarlijke nieuwlichterij. Tegenover voorstanders van een nieuwe organisatie der Her* vormde Kerk hadden zij de bestaande te verdedigen. Ook zij conservatief dus.

Op zichzelf is het waarlijk geen schan* de, te willen behouden. Het tegendeel is waar. De wil tot behoud is niet slechts een groot=menselijke deugd, het is ook een trek der Godheid. Christus staat voor ons, ook als degene die gekomen is om te behouden. Hij weerspiegelt hierin de barmhartigheid Gods, die red* den wil het waardevolle dat verloren dreigt te gaan. De Deense philosoof Höffding trof in ieder geval een zeer wezenlijk element in de religie, toen hij de godsdienst omschreef als het geloof in het behoud van waarden. Het waarlijk

waardevolle dient behouden te worden, wij hopen, verwachten, vragen het zelfs. Het is een grote troost, als wij mogen geloven, dat het waarlijk waardevolle uiteindelijk niet verloren gaat. Daarom spreekt het evangelische beeld van de oogst ook zo tot ons. Daarbij is er geen enkele reden om aan te nemen, dat het nieuwe steeds meer waarde zal hebben dan het oude, noch dat het waardevolle van het oude steeds in het nieuwe opge* nomen en bewaard zal worden. Het nieuwe is meermalen het slechte, er is „naar de wereld gezien” ook ondergang en vernietiging van waarden.

Het is een religieuze plicht derhalve, het waardevolle te behouden, zoveel men kan. Alleen, er moet goed onderschei* den worden. Niet alles is waarlijk van waarde wat algemeen als zodanig erkend wordt. Maar vooral moet er tussen vorm en inhoud onderscheid gemaakt wor* den. De vraag dient telkens gesteld te worden, welke waarden willen wij be* houden, als wij opkomen voor b.v. het koningschap, de nationale gedachte, de demokratie, de bewapening. Daarop volgt de vraag, of zij onlosmakelijk ver* bonden zijn aan bestaande instellingen en de andere, of zij met de gebruikte middelen behouden kunnen worden. Gevraagd wordt dus wel een conser* verende, maar geen conservatieve hou* ding. Wij dienen kritisch te zijn in de goede zin van het woord, d.w.z. scheidend, schiftend, het waardevolle van datgene, wat geen of geringere waarde heeft. Daarvoor is een gescherpt norm* en waardenbesef nodig en, daar* op gebouwd, een waardenleer. Aan het laatste zullen de wetenschappelijke werkers onder ons te arbeiden hebben, het eerste is een taak voor ons allen. Laten wij ons waardenbesef zuiver houden en onophoudelijk louteren en verdiepen. Ik sprak straks van Chris* tus....

H. DE VOS.