Van mensen en dingen

Gala-avond en fietsvlaggetjes

Een gala-avond in. de Stadsschouwburg te Amsterdam ter opening van de Boekenweek is meer dan een hoofdstedelijke aangelegenheid, het is een feestelijk gebeuren, dat door aard en allure de immense betekenis van het cultuurmonument Boek tonen wil aan gans het land.

Wanneer Dr. J. D. Bierens de Haan de openingsrede uitspreekt, staat zijn tengere gestalte voor het groot neerhangende toneelgordijn tegenover een halfrond van Nederlandse mannen en vrouwen, letterkundigen, prominenten uit de uitgevers- en boekverkoperswereld, professoren-neerlandici en studenten, voor wie allen het welhaast geen betoog behoeft, dat het boek tot taak heeft, een zin aan het leven te geven, en men luistert dan ook met die welwillendheid, welke aan feestredes gemeenlijk ten deel pleegt te vallen. Maar meer gespannen wordt de aandacht, wanneer Mr. F. Bordewijk verschijnt om zijn causerie over Schrijver en Publiek te beginnen met een excuus voor zijn verkoudheid. Wat een originele methode om publiek, dat bijna altijd wat romantisch-nieuiDsgierig graag bekende auteurs ziet en hoort, onmiddellijk terug te brengen tot de gewone werkelijkheid, door via de suggestie van een wat te volle neus te herinneren aan het niets menselijks is mij vreemd. Bordewijk wil graag gewoon blijven, zegt, dat de schrijver steeds op het tweede plan komt en dat eigenlijk alle boeken anoniem moesten verschijnen. Zoals hij daar staat en bescheiden, lichtelijk ironisch, zijn opmerkingen maakt, geloof ik, dat hij meent wat hij zegt over de geringe betekenis van den schrijver; maar toch, hij staat daar, hij, Bordewijk, bekend auteur, staat daar voor het voetlicht van de volle Stadsschouwburg en hij is daartoe uit de beslotenheid van zijn werkkamer getreden. Homo sum, etc.?

Wat is een causerie? Waarom komt Bordewijk niet eens van achter die lessenaar vandaan, om gezellig gebarend langs de toneelrand te stappen en zo in een genoegelijk gesprek een contact te leggen tussen hem en zijn gehoor? Maar ik zie het al, hij mag niet. Enige microfoons staan tamelijk hinderlijk opgesteld en kluisteren den causeur aan zijn plaats. Het is de demonie van de radio, welke niet alleen bezit neemt van den luisteraar in zijn huiskamer en in Hema-winkels, maar die ook heerst aan de zijde, waar de spreker is opgesteld geworden. En wat een gruwelijke onbeleefdheid tegenover het zichtbare gehoor, dat soms moeite moet doen om Bordewijk goed te verstaan; zo worden wij, genodigden in feestkledij op de gala-avond, achtergesteld bij eiken willekeurigen luisteraar in hemdsmouwen, die de causerie, dank zij de goed geplaatste microfoons, woord voor woord kan volgen.

Charlotte Kohier zal volgens het programma Maria Lecina „zeggen”, maar gelukkig, ze zegt veel meer, ze heeft in de prachtige, wrange verzen van Werumeus Buning wederom de gelegenheid om het brave burgerdom te voeren naar de zelfkant der samenleving, waar een bordeelmeid en een zeeman elkaar vinden voor een nacht, echter niet voor 20 pesetas, maar hart aan hart.

Hooykaas’ „Avant-Garde Toneel” geeft twee één-acters, waarin toneel weer de functie krijgt van het voorhouden van een spiegel aan het publiek, dat daarin den mens ziet in al zijn armelijke leegheid en met al zijn duisterheden.

Deze gala-avond met de heren In rok., de dames in elegante toiletten, met een gastvrij onthaal in de foyer door de Boekenweekcommissie, is een luisterrijke en tegelijk merkwaardige inzet van de boekenweek. Want al de feestelijkheid en al het cachet kunnen toch niet het eigenaardige gevoel wegwerken, dat we hier eigenlijk zitten ter opening van een reclameiveek. Ook al wordt de propaganda gevoerd voor een zo edel product als het goede boek, het blijft een pogen om naast leuzen als Persïl blijft Persil en Thee doet je goed, de slagzin Koopt een boek, bij het mensdom ingang te doen vinden. En het is dan ook zo volkomen begrijpelijk, dat de boekenioeekcommissie elk jaar weer voor het probleem

wordt gesteld, hoe de reclame zo te maken, dat zij doel treft en tegelijk waardig blijft.

De gala-avond is geen reclame, maar een openingsplechtigheid; wat voor zin zou het trouwens hebben, om voor dit publiek, dat zelf schrijft, uitgeeft, verkoopt of zijn kasten vult met recensie-exemplaren, reclame voor het boek te maken? Maar de fietsvlaggetjes van de schooljeugd, de vlaggetjes op de Amsterdamse taxi’s, zullen die het moeten doen? Of de boekentram, de literaire koffietafel, of zelfs de Dolende auteur, die van Terneuzen tot Haarlem trekt om eigen waar aan te prijzen?

Wij willen niet critisch zijn, want we hebben besef van de moeilijkheden, welke aan de boekreclame vastzitten en we juichen elke goede poging om boek en mens tot elkaar te brengen, van ganser harte toe.

Het is vandaag de laatste dag van de boekenweek en het is Zaterdag; laten we dit keer eens niet de beduimelde catalogus van het leesbibliotheekje op de hoek afsnuffelen, maar laten we naar een echten boekverkoper gaan, om daar uit een grote cultuurschat een kostelijk kleinood, een vriend voor het leven te kiezen.

En we hebben vree met de boekreclame, want we aanvaarden ook nog dankbaar „Drie Novellen”, het geschenk voor de boekenweek 1939.

Van de Hedactie

Sinds de belangrijke uitbreiding en verbetering van ~Tijd en Taak", die met het nummer van I 1 Februari zijn tot stand gekomen en die, ongetwijfeld ook uw instemming zullen hebben, schreven wij een groot aantal nieuwe abonne s in. Er is allerwegen grote belangstelling, ook uit de lezerskring, die zich o.a. uit in het opgeven van nieuwe abonné's en proefadressen.

Wij beschikken op het ogenblik over een groot aantal adressen, waaraan wij een proefnummer met invulkaart zonden. Nu weet gij hoe het in dergelijke gevallen gaat: Men kijkt het blad door, vindt het meer of minder interessant, doch verzuimt de bijgevoegde kaart te posten. Men verwacht, dat er wel iemand zal komen om de kaart, die ongefrankeerd kan worden verzonden, op te halen. Nu beschikt de uitgeefster van ons weekblad wel over een groot aantal agenten en bezorgers, wie het in het algemeen wel toevertrouwd is, dit werk te doen. Doch het gaat in dit geval om speciale adressen van geestverwanten, waar uiteraard niet een ieder de juiste snaar kan aanroeren. Ideaal zou het daarom zijn, indien de lezers van ~Tijd en Taak", die wèl de juiste toon kennen, aan dit werk wilden deelnemen.

Wij wenden ons daarom tot onze trouwe lezers met de vraag of u bereid zou zijn een aantal dezer adressen in uw woonplaats te bezoeken. Als een ieder van ons een klein aantal adressen voor zijn rekening neemt, zijn we er zo door en hebben we allen het gevoel aan de uitbreiding van onze lezerskring, te hebben rheegewerkt. Zoudt u het eens willen proberen? Voor uw antwoord op de in dit nummer gevoegde kaart ben ik u bij voorbaat ten zeerste erkentelijk. Met vriendelijke groeten.

Enige grepen uit het Nationaal-Socialisme (slot)

Prof. E.Krieck —hij is de officiële paedagoog van het nazidom ziet eveneens het individu aileen als deel en lid van een hoger geheel, waaraan het zijn waarde ontleent. Dat is voor hem het Germanendom, de stam, het ras. Persoonlijkheid betekent volgens hem alleen besef van het geheel, geschiktheid voor het Leiderschap. Zij is, in welke andere zin ook, waardeloos en overbodig. Dat zonder de gemeenschap het individu niet bestaan kan, en dat in haar dienst zijn kansen tot zelfverwezenlijking het grootst zijn, ontkent geen onzer. Maar wie zou slaafse onderworpenheid verkiezen boven het fiere: „Van ieder vrij, aan allen dienstbaar”? En bovendien, hoe kunnen ooit de belangen van de staat, van het rijk, van het ras, normatief zijn? Stephen Georg beweert in zijn „Geestelijk Rijk”: ~Er zijn geen vaders en moeders meer. Vanuit de gelederen der uitverkoren zonen, zal ik den Heer der Wereld kiezen”.

Uitspraken als: Gij zijt niets, het Volk is alles, kunnen ons niet misleiden. Want dit volk is niet een stuk mensheid, bestaat niet uit mensen, die plichten en rechten hebben, maar is een abstractie, „de concrete idee, die zich openbaart in de groep, het boven-individuele, waaraan de mens zich heeft op te offeren. Het ligt voor de hand dat de zachte krachten welwillendheid, vriendelijkheid, bescheidenheid, nederigheid, hier zijn uitgesloten. Harde, onbuigzame zelfzucht, dienst van het geheel ten koste van den enkeling nemen deze plaats in. Spionnage, verraad, zelfs van ouders door hun kinderen, worden van misdrijf, plicht en lof waardig. Kolnai formuleert als inleiding tot zijn boek tien feitelijkheden en aan het einde opnieuw tien andere uit deze voortvloeiende, welker juistheid hij meent te hebben waargemaakt. Wij lichten er de volgende uit:

1. Een absolute en bewuste vijandschap tegenover de westerse, in vrijheid gewortelde cultuur, is de centrale drang van de geestelijke en politieke realiteit, die wij kennen als Nat.- Socialisme.

2. De nat.-soc. en verwante leerstellingen zijn principieel tegengesteld zowel aan de liberale democratie als aan haar christelijke grondslagen en haar socialistische strekkingen en vooronderstellingen. 3. De nat.-scc.-opvattingen van mens en maatschappij vormen een organisch geheel met de Germaanse eis van expansie en hegemonie.

De schrijver van „De oorlog tegen het Westen” gaat er uit den aard der zak van uit, dat fundamentele geestelijke realiteiten practische betekenis hebben; dat haar verwaarlozing leiden kan tot rampzalige illusies of juister, er het gevolg van is. Wat hij bedoelt is, door bekendmaking met de Nazileer en de toetsing van haar grondbeginselen en derzelver practische toepassing, het georganiseerde verzet op te roepen van de Westerse maatschappij! Hierover in een volgend artikel. E. C. KNAPPERT.

INHOLt) Vernieuwende kracht. W. B 1 Buitenlandse kroniek. B. W. Schaper 2 Als een kind. F. Kalma—Koops 3 Binnenlandse kroniek. J. A. Bruins 4 Uit de kerkelijke wereld. L. H. Ruitenberg 5 B. W. Wierink.t J. J. Meijer 6

Wat niet vergaat... D. Oosten 1 Uit de wereld van het boek 7 Vers ® Landelijk menu. M. H. v. d. Zeyde 8 De wereld van nu O

Evolutionisme, P. Smits 10 Ingezonden 10 Van mensen en dingen. K H Enige grepen uit het nationaal-socialisme (slot) E. C. Knappert H Inhoud 11 Verenigingsleven 12