Van mensen en dingen

Goethe en Chamberlain

Nu de griep me in z’n greep heeft eigenlijk schaam ik me diep, dat deze allesomvattende allemansziekte ook mij bezoekt en ik nergens heen kan trekken, nu kan ik me eens tot meer abstracte dingen bepalen.

Vóór het noodlottige falen van zijn verzoeningspolitiek heeft Chamberlain ongetwijfeld school gemaakt. In tweeërlei opzicht. Er was een toenemend aantal heren, dat naar beurs, kantoor of zo maar nergens heen trok met een keurig opgerolde parapluie in de hand, er was ook een groeiende categorie mensen, die wilden trachten geschilpunten en scheidsmuren op te ruimen, door met elkaar te gaan praten.

Het parapluieverschijnsel is erg onschuldig, de praatneiging echter heeft naast z’n heel goede ook z’n zeer gevaarlijke zijden. Ongetwijfeld is het van grote waarde om een echten of vermeenden tegenstander op te gaan zoeken en eerlijk te trachten hem te leren kennen en begrijpen. In het geval Chamberlain—Hitler ga ik van de veronderstelling uit, dat Chamberlain niet in de eerste plaats ging als een listig politicus, die door onderhandelen slechts beoogde, uitstel te bereiken, teneinde de eigen bewapening eerst te kunnen verbeteren, maar dat hij inderdaad meende met Hitler samen in een vertrouwelijk onderhoud tot een volkomen betrouwbaar en gelukkig accoord te kunnen komen. Reeds de naïeve blijheid, waarmee Chamberlain na zijn terugkeer uit München de beruchte door hem en Hitler getekende verklaring toonde, vestigde een dergelijke indruk. Maar deze werd nog versterkt, toen we de bitterheid proefden uit Chamberlain’s rede te Birmingham, nadat Tsjechië tot verminkt protégé van Duitsland was gemaakt. Hier was een man aan het woord, die oprecht diep teleurgesteld was, die zich persoonlijk gegriefd voelde door de ontrouw van zijn nieuwen vriend, aan wien hij zulke goede herinneringen scheen te hebben na hun samenzijn te Berchtesgaden, Godesberg en München.

En nu denk ik aan een verhaal van Goethe. Deze vertelt ergens, hoe hij bijna dagelijks bij een ouden schoenlapper in een armelijk huisje kwam, zonder dat hij daar ooit enige gewaarwording van schoonheid ervoer. Tot hij een tijdlang bezig was met Ostade te bestuderen en wanner hij toen weer eens bij den schoenlapper kwam, had hij door de beschouwing van Ostade’s schilderstukken de schoonheid van een dergelijk tafereel leren zien en Goethe stond plotseling heel anders tegenover dezen man en zijn omgeving. Wat Goethe ons hier verhaalt, is een er-

varingsfeit uit de leer van de aesthetica. Deze immers kent het begrip Distanzbildung, waarmee wordt bedoeld, dat men in het rijk van de schoonheid slechts tot een juiste indruk komt, wanneer deze op een afstand wordt gevormd, wanneer de juiste afstand wordt in acht genomen. Wie van een vruchten-stïlleven wil genieten, zal het niet te dicht benaderen, zal er niet de hand naar uitsteken, want dan zullen de lagere indrukken van geur en smaak de schoonheidsimpressie verjagen.

Wat wij hier weten uit het gebied van de aesthetica, zou ons tot lering kunnen zijn op ander terrein, met name op dat van het maatschappelijk verkeer en van de politiek. Wanneer Chamberlain naar Hitler gaat, dan moet het samenzijn niet zo vertrouwelijk worden, dat Hitler wordt tot de man, die ook beminnelijk lachen kan, hartelijk handen schudden en bezorgd zijn gast tegemoet kan treden, maar dan moet er een zodanige afstand worden bewaard, dat niet uit het oog wordt verloren, dat Hitler de dictator is van een groot imperialistisch rijk, dat doordrenkt is van een ideologie, welke van een fanatische, gevaarlijke bezetenheid is. En omgekeerd moet Hitler door de entre-nous-sfeer niet te zeer gesterkt worden in de idéé, dat Chamberlain een gezellige oude heer is, die erg blij is juist op de geboortedag van zijn kleinkind de vredesboodschap mee naar huis te mogen nemen, maar Hitler moet door de afstand, welke beiden in acht nemen, blijven beseffen, dat hij onderhandelt met den politieken leider van een groot rijk.

Is dit een pleidooi tegen toenadering tussen tegenstanders, tussen verschillende volksgroepen? Geenszins. Maar samenwerking zal nooit mogen betekenen, dat men belangrijke en principiële verschillen gaat verdoezelen en deze opzettelijk niet meer wil zien. Hier wil niets af worden gedaan aan de goede en oprechte bedoelingen van Oxforders en Geestelijke Herbewapenaars individueel, maar als groepen hebben dezen een mentaliteit in de wereld gebracht, welke niet zonder gevaren is. Bijna alle pogingen tot samenwerking in naam van de geestelijke herbeivapening gedaan, komen neer op betrekkelijk klein en filantropisch gedoe, doordat men alles en iedereen ontzien moet en daardoor de grote noden niet bij de wortel aan kan pakken. En daarnaast is de kans niet gering, dat in sommige kringen, omdat men vóór alles welwillend wil zijn, geestesstromingen binnendringen, die alleen maar verdienen absoluut en resoluut afgewezen te worden. Samenwerking zoeken en samen beoefenen, graag. Maar daarbij werkelijke tegenstanders ook als zodanig blijven zien en geen noden bestrijden op een wijze, die deze alleen maar verduurzamen en verergeren. K.

Brengt Uw stem. uit!

Multatuli klaagde eens, dat het publiek steeds maar zei, dat hij zo moed schreef, maar het geen aandacht had voor hetgeen hij met zijn schrijven wilde bereiken.

Een soortgelijk gevoel krijg ik ook. Ik begin heus te vrezen, dat de mensen zeggen: „Wat maakt hij toch aardig reclame voor de A.G.-zegels”, maar dat ze helemaal vergeten, dat het om verkoop van zegels gaat.

Teneinde mij nu te overtuigen, of ik al of niet op de goede weg ben met de zegelpropaganda, vraag ik uw stem. Door een eenvoudig ja of neen verklaart u zich voor of tegen de gevolgde methode.

Stembiljetten zijn verkrijgbaar aan alle hoofd- en hulppostkantoren. Men vrage daar naar giro- of postwisselformulieren en vuile daarop zijn ja of neen in en tevens een bedrag (minimum 5 cent), waarvoor de posterijen zich dan belasten met de verzending der stembiljetten.

leder, die op deze wijze stemt, ontvangt één of meer zegels als bewijs, dat men zijn stemplicht heeft vervuld. Uw ja of neen te zenden aan H. H. Koch, Beethovenlaan 95, Arnhem; giro 153696.

VCRENICINCSLCVEN

R.S.G. Arnhem e.o. Hedenavond (1 April) om acht uur samenkomst in het Vrljz.-Chr. Jeugdhuis, Coehoomstraat 10 d, waar drs. B. W. Schaper uit Amsterdam zal spreken over de politieke situatie. ledere belangstellende is hartelijk welkom.

R.S.G. Groningen Wegens verhindering van ds. J. Vink van Bolsward, gaf Zondag j.l. mevr. M. Spanjaard—Levy een lezing voor ’t R.S.G. Onderwerp was „Christus of Kaïn’. De oorlog, ons beschreven in citaten, die spr. voorlas uit verschillende boeken, werd veroordeeld in zovele gedeelten uit de Bijbel daarop weergegeven. Op genotvolle, overtuigende wijze bracht de inleidster naar voren, dat een waar Christen geen oorlog kan aanvaarden.

R.S.G. Rotterdam Enigen van de groep deelnemers aan het weekeinde van 18—19 Maart j.l. stelden deze wijze van cursusbezoek zó op prijs, dat zij graag wilden doorsparen voor een volgende keer. Wie sluit zich hierbij aan? Bij E. Schouten, Lange Geer 97 en J. Krul v. Heusdestraat 9, kan men zich opgeven. De spaarkaart wordt u dan toegezonden en het geld wekelijks aan huis opgehaald. J. K.—B.

R.S.G. Utrecht Op onze bijeenkomst op Zondag 2 April, des avonds zeven uur in gebouw „Harmonia”, Ambachtstraat 12, zal voor ons spreken dr. G. Horreüs de Haas. De toegangsprijs is 10 ct. p. p. Werklozen hebben vrij entreé.

Van de Federatie „De Spanje-actie”. Negende verantwoording tot en met 24 Maart: Mej. J. V. d. W. te D. ƒ1.50; P. L. J. S. te Z. ƒ2.50; P. F. V. d. S. te Z. ƒl.—; K. te R. ƒ1.35; ds. D. B. te J. ƒ2.50; totaal met vorige opgaven ƒ 361.58. V. R.

R.S.G. Amsterdam Ook Amsterdam heeft door samenwerking van R.S.G. en 1.v.A.0. op 23 Maart 1939 zijn „ontmoetingsbijeenkomst” gehad. De verhouding tussen Christendom en Socialisme werd besproken door dr. W. Banning en dr. J. Eykman.

De voorzitter, G. Nederhorst, kon bij de opening een volle zaal (200 personen), die echter nog te klein bleek om alle belangstellenden te kunnen bevatten, welkom heten. Dr. Banning ging uit van de stelling, dat in deze tijd een ontmoeting tussen Christendom en Socialisme noodzakelijk is. Onder ontmoeting dan te verstaan, dat men voor elkaar een zegen zou kunnen betekenen, dus niet een tegenover elkaar stellen van

do programs. Met Christendom en Socialisme duidt hi.i dan vanavond aan de thans levende christenen en socialisten.

Het gaat er nu volgens spr. om, waar de verschillende weerstanden tussen de levende christenen en de levende socialisten liggen.

In 1880—1890 is er reeds een ontmoeting tussen socialisme (onder aanvoering van Domela Nieuwenhuis en later van Troelstra) en Christendom geweest. Deze ontmoeting is echter uitgelopen op vijandschap, op zijn best onverschilligheid.

Bij deze tegenstelling, die van beide kanten door vergissingen is beïnvloed, mag het echter niet blijven. Doordat het Christendom altijd stond aan de kant van het onrecht, is het door het socialisme verkeerd beoordeeld. Het Christendom beschouwde het socialisme als des duivels.

In de 20e eeuw, door de opkomst van nieuwe problemen, werden Christendom en socialisme tot bezinning gedwongen. Het Christendom kwam te staan voor vragen van oorlog en vrede, maatschappelijke vragen, werkloosheid, techniek. Staat en Kerk, produceren om winst. Zou het van enige betekenis zijn voor het Christendom als het bij de oplossing van deze vragen gesteund werd door bewegingen, die niet het etiket „christelijk” dragen?

Het socialisme heeft sedert 1914 zijn nieuwe vraagstukken gekregen. De internationale banden werden verbroken, de vrede van Versailles was een nederlaag voor het socialisme. Heeft zij zich niet vergist in de macht van het getal en ontbrak het haar niet aan zedelijke kracht? Daarna de instortingen in Duitsland en Oostenrijk. Op het ogenblik wordt de democratie, zonder welke het socialisme niet leven kan, bedreigd.

Voor de „ontmoeting” is nodig, dat de Christenen zich losmaken van de burgerlijke denkwereld om der wille van het zedelijk beginsel. Het profetische protest ontbreekt. Men zal ook tot de erkenning moeten komen, dat een overtuigd socialist een goed Christen kan zijn en omgekeerd, dat men het socialisme dus als een volwaardig beginsel beschouwt.

Het socialisme zal zich niet als een complete levensbeschouwing, die de religie vervangt, moeten opwerpen. Het is een maatschappelijke beweging met een maatschappelijk ideaal. Het moet zich niet binden aan het Marxisme en zich bewust worden van zijn historische verbondenheid met de Christelijke cultuur.

De ontmoeting moet volgens spr. plaats vinden door het samenwerken aan de oplossing van maatschappelijke noden, bijv. de werkloosheid. Misschien zal dit samenwerken leiden tot samen bidden. Verder zullen ze elkaar moeten vinden in de ziel van levende mensen.

Dr. Eykman, die nu het woord krijgt, stelt voorop, dat hij persoonlijk nooit lid is geweest van een christelijk-politieke partij. Hij heeft daar juist vanuit het Evangelie critiek op.

De waarde van Winkler’s boekje ziet hij juist in het feit, dat hij niet bezweken is voor de verleiding, die uitgaat van deze gedachte, dat er om politieke winst een practische ontmoeting tussen Christendom en Socialisme moet plaats hebben. Hierdoor heeft hij zijn gesprek zakelijk ingeleid.

Spr. is Winkler dankbaar, dat hij een plaats, die hij Kerk noemt, waar de Bijbel open ligt en waar