PASEN

Wonderlijk snel is de overgang van de rouwomfloerste Goede Vrijdagavond naar het jubelend Paasfeest. De lijdens* zangen, zwaar van lijdenswerkelijkheid, zijn nauwelijks verklonken of de ont* roerende Paasjubel klinkt overal op.

Gaat dit alles niet wat al te snel, zo* dat wij ’t niet innerlijk verwerken? Is een dergelijke snel omslaande stemming geen teken van gemis aan waarachtig* heid, zodat of de ernstige weemoed van de Goede Vrijdag niet werd doorvoeld of de Paasvreugde werd opgeschroefd? Toch schijnt de diepere werkelijkheid van het Leven zich immer te openbaren in schijnbare tegenstellingen, en zo is er ook hier een verborgen verband: de afsluiting van het Leven wordt als door* braak openbaar. Ook dat is de zin van het oude getuigenis, dat de dood zijn prikkel verloor.

Deze doorbraak is de bewustgeworden bevrijding: Pasen is doorbraak*viering, Pasen is bevrijdingsfeest. Dat was het reeds als natuurfeest, daarom zijn onze Paasliederen voor een deel lentezangen: ’t Aardrijk ontroert van Vreugd’: Lente verscheen! ’s Winters nacht verdween!

Hier is de natuur bevrijd, omdat de nieuwe openbloei, de doorbraak zich voordeed. Pasen was ook bij de Joden bevrij* dingsfeest, het joodse Pascha is de her* denkingsplechtigheid van de uittocht uit Egypte, de bevrijding uit vreemde sla* vernij, de doorbraak in de nieuwe vrij*

heid, daarom is ook het joodse Pascha een vreugdefeest.

Nog veel nader komt ons de gedachte: Pasen is doorbraakviering, Pasen is be* vrijdingsfeest in onze Christelijke ge* loofswereld. Daarom blijven onze Paas* liederen geen lentezangen: het Paas* getuigenis weet van een innerlijk*be* vochten overwinning, van een aanvan* kelijke doorbraak des geestes in de vol* gelingen van Hem, wiens heilige levens* opdracht hem eerst in zijn dood open* baar werd. Hun twijfel, hun mismoedig* heid maakten plaats voor herwonnen vertrouwen en nieuwveroverde levens* moed; ook al was van dit alles op de Paaszondag slechts een allereerste begin bespeurbaar: een allereerste doorbraak was ’t nochtans, teken der bevrijding.

En zo kan ons Paaslied vervolgen: Schoon, zinrijk Paasverhaal: Macht’loos geknot Liggen haat en spot. Groot is de zegepraal.

Zalig het lot Van wie leeft voor God.

Het is een doorbraak in de discipelen, die het gebeurde thans kunnen zien in een ander licht. Daarom verwondert ’t ons dat het tweede vers van datzelfde Paaslied vervolgt: God heeft te niet gedaan

’t Vonnis, geveld Door het wreedst geweld. Hoog mocht het lijden gaan. Hij heeft den Held In Zijn eer hersteld. Dit ereherstel lijkt ons te zeer gerede* neerd vanuit de menselijke beperktheid, die in het z.g. geschondene de grootheid

niet vermag te herkennen.

Zo was ’t immers juist niet: de inner* lijke vernieuwing der discipelen, welke eerst met Pinksteren haar voltooiing vond, werd hier reeds openbaar in de herkenning van Jezus’ innerlijke groot* heid, ondanks, ja in zijn schijnbare ondergang. Door hun langzaam herwon* nen vertrouwen, door het zich gans en al verdiepen in wat Jezus voor hen betekend had en immer betekenen zou, waren zij ten opzichte van den Christus „ziende” geworden. Deze innerlijke doorbraak was hun Paasbelevenis, voorwaarde voor hun innerlijke bevrijding.

Pasen is doorbraak*viering, Pasen is bevrijdingsfeest, het klinkt ons haast als een hoon in de oren, wanneer wij zien naar de werkelijkheid onzer dagen, waarin slechts sprake is van een Paas* vrede als van een korte onderbreking van allerlei demonisch begeren. En toch, willen wij iets van deze wereld kunnen redden, dan zal deze redding toch immer moeten berusten op een her* wonnen vertrouwen in de macht van de geest, welke zieh doorzet ondanks alles, ook al blijft dit ons vooralsnog ver* borgen.

Blijve ’t middel ons verholen, God verkondigt ons het doel In d’ onfeilbre profetiën Van het zegenrijkst gevoel.

Geloven in d’ onfeilbre profetiën van ’t zegenrijkst gevoel, dat is geloven in de doorbraak van de geest, in de moge* lijkheid der bevrijding, dit geloof zij ons Paasgetuigenis. C. BOERLAGE.

lilt het 7llliJetl

De tegenstelling Noord-Zuid berust niet louter op de godsdienstige contrasten Protestant-Rooms, maar dat deze heel belangrijk zijn, valt niet te ontkennen en daarom is het zo voornaam, ook van sociaal standpunt zich te verdiepen in de eigen aard der aparte religieuze psyche. De grote godsdiensten maken van hun belijders inderdaad andere mensen. Een sociaie beweging die succes wii hebben, moet haar motieven inplanten cp deze gegevenheid. Zelfs een zo wereldse werkzaamheid als het economische wordt beïnvloed door het godsdienstig leven; dat hebben de studies heidshalve moet men natuurlijk van wederzijdse oorzakeiijkheid spreken; ook hetecono""w? We waarschuwden de vorige keer reeds tegen voorbarige conclusies, getrokken uit de religieuze houding van den buiten zijn milieu

Men moet er lang tussen geleefd hebben en toch weer onbevangen blijven om iets mee te voelen van die eigenaardige Zuidelijke „Roomse blijdschap”. De keninerken, die iedereen er aan geeft, maar waartegen zij zelf zich scherp verweren, blijken toch diep waar te zijn, maar anders dan gemeeniijk verstaan wordt. ■

Zo spreekt men graag van uiterlijkheid en oppervlakkigheid. Voor een Protestants gemoed schijnt dat zo, maar dan verstaat men weinig van de Rooms-Katholieke gezindheid. Waar het Protestantisme een cultus is, die immer streeft naar een eenzame ontmoeting tussen God en de ziel a.h.w. vanuit maar buiten de schepping om is het Rooms-Katholicisme veel meer de godsdienst, die ook de dingen betrekt in zijn devote aandacht en zodoende de wereld beschouwt als een springplank naar God. Zo beweegt heel het uiterlijke leven tussen allerlei aan God herinnerende motieven; dat

ai deze godsdienstige personen en zaken telkens weer dreigen een zelfstandig leven te gaan leiden en in plaats van op te voeren naar God, einddoel te worden, is de voor de handliggende moeilijkheid van den Protestant, waarop de Rooms-Katholiek slagvaardig antwoorden kan, dat zoiets de bedoeling niet is en weer begint een eindeloos debat...

wat er van zij, het Katholicisme heeft veel meer dan het Protestantisme de behoefte om de uiterlijke levensruimten te versieren met een veelvoud van godsdienstige draperieën, die nog blijven hangen, ook als de menigte allang vertrokken is, ook als de menigte de zin der versiering vergeten is. Het werd een tweede v/eer wisselende rehgieuse motieven en de oude kerk is er wonderrijk in; telkens weer nieuwe heiligen en nieuwe devoties en nieuwe praktijken, want achter haar dogmatische onbewegelijkheld verschuilt zich een ongemene soepelheid van aanpassing en het ligt er soms „quod semper et unique (wat altijd en overa gold. dat geldt ook nu ) of de levende lenigheid van het zich snelle aanpassen zal uitdragen. In latere tijden zal men hiervoor wel als schoon voorbeeld aanhalen de tegengestelde motiveringen van éérst de noodzaak der Pauselijke staten en daarna de gedachte-wending: hoe onbelangrijk een aards territoir voor een geestelijke macht! Voor een aandachtig mens is dit wellicht geen bezwaar, maar de eenvoudige gelovige is aitijd een slag achter; hij leert er weer een religieuze praktijk bij, maar bewaart nog jaren soms eeuwen lang een ander religieus gebaar, dat ondertussen volkomen zinloos is geworden. Een buitenstaander smaalt dan te gemakkehjk over oppervlakkigheid, wat niets anders is dan het gedachtenloos meezeulen van gewoonten, die zinloos werden, maar waarbij de vraag openblijft, of de religieuze aandacht zich ondertussen niet

op andere dingen heeft geconcentreerd met een prachtige overgave en aandacht. Ik zou niet graag beweren, dat er niet veel opperylakkigheid inderdaad heerst onder de Kathoheken van het Zuiden, maar dan moet men toch andere maatstaven aanleggen dan bi: een oordeel over beeldenverering en processies en uiterhjke houdmg in de kerk gehanteerd TtS^e“^eTk^z^ onaangetast I miSe ontv^^^^^^^ motievL bil de en daarinspaSg geestelijkheid om met telkens weer attracties het kerkvoik bezig te houkunstmatige herlevingen van Maria-devotie in het Ltobïrgsï geprï^claLerd,’beneden door de massa niet of nanweiiiks hegrenen wordt en soms zelfs niet gedachteloos aangenomen wordt Hier past ieedvermaak Kathrfieke geestetegen vrouwenmodes, tegen allerlei vormen vermaak, en is bezig haar ernstigste verkomt me voor dat de gedweeheid van de Katholieke aan het afnemen is. maar ik ben me van hachtelijke der bewering bewust, dat dit samenhangt met de steeds grotere bemoe enisgp profaan gebied. Van Rocms- Katholiek standpunt uit, is het volkomen consequent doordacht als de kerk zich het recht om over alle gebieden van het leven woord te zeggen- het is echter een kwestie van tact om soms te zwijgen. Ouders, (.gyggj verbieden worden ten lange leste gehoorzaamd. Het kon wel eens zijn, ~, . . .. geweidige die zij ze getroost heeft orn haar kmderen politiek en sociaai te organiseren, de geweldige kapitalen, die zij gevorderd en af gebedeld heeft cm