ADAGIO , , (Beetnoven)

In tederheid, alsof daar een viool

op hoge snaren speelt een droomschoon lied dat zingt van wat zich diep in 't hart verschool

aan zoet verlangen en aan wrang verdriet;

In tederheid als van een hand, die strijkt

voorzichtig over een gebogen hoofd en goede troost van overgave reikt totdat de vlam van wanhoop is gedoofd:

Wil ik nu zingen met der woorden klank op 't instrument der taal, spelen voor u,

spelen voor allen die zijn luistrend nu, een lied van liefde en warm gestemden dank.

Dit zal dan klinken lentenieuw en licht, vol stralende extaze en zó vol gloed dat het de zielesnaren trillen doet

en tranen vloeien laat langs het gezicht.

Dat bleek en smal en moe gebogen was,

maar nu zich opheft, horend hoe dit lied de diepten afdaalt van een zielsverdriet waarvan de liefde langzaam hem genas:

Schoon bloeit de ziel, die stil geleden heeft.

nu zij den zin van alle smart begrijpt: Zoals de roos, in donk're nacht gerijpt, in 't licht zich opent en haar schoonheid geeft.

ANDREAS GLOTZBACH.

Uit de wereld van het boek

Scientia, Handboek voor wetenschap, kunst en Godsdienst, onder redactie van prof. dr. A. W. de Groot. dl. 11. Utrecht W. de Haan.

In dit tweede deei komen aan de orde de „sociale” wetenschappen, waaronder geschiedenis, socioiogie, ethnografie,- sociale geografie, criminologie, economie, rechtswetenschap, volkerenrecht, terwijl aan het geheel voorafgaat een wijsgerige inleiding van prof. Pos over zin en samenhang der sociale wetenschappen. Deze zin en samenhang wordt gevonden in „de idee der mensheid”: zij omvat niet enkel de veelheid der in verleden en heden op aarde levende individuen en volken waarvan deze wetenschappen ons de kennis gaande weg ontsluiten: ze is tevens een ideaal, begrip van een niet of gebrekkig verwezenlijkte gemeenschap der volken en individuen onder de leiding der rede. In de idee der mensheid ontmoeten elkaar de theoretische en practische rede. Zij is het, die aan de sociale wetenschappen haar diepste inspiratie verleent, die toeneming in de kennis tevens toeneming in menselijkheid, in begrip van gerechtigheid, in eerbied en hulpvaardigheid kan doen zijn.

Twee gezichtspunten zullen ons moeten leiden bij ons oordeel over dit boek: 1. de inhoud van de stukken op zichzelf; 2. de onderlinge samenhang, de eenheid der wetenschappen, waarom het eigenlijk was begonnen. Wat het eerste betreft: er zijn stukken bij die ik niet kan beoordelen op hun wetenschappelijke waarde; het stuk van dr. De Haan over de Theorie der CJeschiedschrijving is heel levendig geschreven, maar prikkelt even vaak tot tegenspraak als het instemming oproept; het artikel van dr. Bouman over Sociologie vind ik héél knap en goed inleidend in de problemen; Bongers verhandeling over Criminologie leert me veel. Of de „eenheid der wetenschappen” tot haar recht kwam? Men zou graag de opstellers van het hele plan daarover eens horen. Dan blijft het geheel toch een zéér belangrijke poging. Ik eindig niet met een braaf stopwoord als: „ook het streven is schoon”. Veel dieper hebben de samenstellers willen grijpen, en terecht: er móét

een dragende en bezielende samenhang in alle geestelijk werk gevonden kunnen worden, op straffe van versplintering der cultuur, dus chsios. Terecht kunnen zij zeggen: hier ligt ónze poging, een eerste. Laten anderen het beter doen. De uitgever verdient alle hulde voor zijn durf en ondernemingszin. Het boek blijft toch een rijk bezit. Dankbaar ziet men er de portretten van Huizinga en Van Volienhoven (met veie andere illustraties). w. B.

Drie nieuwe „Porum’-deeltjes, gemeenschappelijke uitgave v. Bermann —Pischer, Stockholm, Ailert de Lange, A’dam en Querido. A’dam 1939. Prijs per deel ƒ 1.25. Alfred Neumann: „Der Patriot”.

Arthur Schnitzler: „Plucht in die Pinsterins”. „Briefe Deutscher Musiker”, uitgegegeven door Alfred Einstein. Het raadgevend comité van de Porurp-Bücher bestaat uit Thomas Mann, René Schickele, Pranz Werfel en Stefan Zweig. Deze namen zijn op zichzelf reeds voldoende waarborg voor wat hier geboden wordt. De deeltjes zijn werkelijk voortreffelijk en goedkoop!

„De Patriot” heeft tot onderwerp de samenzwering tegen Tsaar Paul, waarvan de patriot, de militaire gouverneur van Petersburg, de ziel is. „Könlg Haber”, waarvan men de geschiedenis eveneens in dit deeltje vindt, speelt aan het hof van een Duitsen groothertog in de jaren na de Juli-revolutie. Beide geschiedenissen zijn tamelijk tragisch en eindigen met moord en zelfmoord. Men kan tegenwoordig wel haast geen boek ter hand nemen, zonder één van beide tegen te komen, een treurig teken des tijds! Arthur Schitzler noemt zijn deeltje dan ook terecht „Plucht in die Finstemis”. Twee van de drie verhalen behandelen op meesterlijke wijze de vlucht in de duisternis: moord, krankzinnigheid, zelfmoord. Alfred Einstein biedt opwekkender lectuur. Vooral voor muziekliefhebbers lijkt ons deze verzameling brieven van grote meesters als Bach, Handel, Haydn, Mozart, Beethoven, Schubert, Brahms. een zeer waardevol bezit. L. W.—S.

Oorlogsromantiek

Tegenover de Imponerende Duitse Siegfrled-I linie stelt men gewoonlijk de beroemde Franse verdedigingslinie aan de oostgrens, de Maginot-linie; deze laatste schijnt echter niet voldoende te worden geacht om een eventuelen vijand te verschalken.

Enige tijd geleden konden we in de dagbladen lezen, dat thans, onmiddellijk achter de Maginot-linie, een tweede linie zou worden geconstrueerd en wel een linie van rozen.

Van de Ardennen tot de Vogezen zouden 10.000 rozestruiken worden geplant.

Toen het eerste rozeboompje in de aarde werd gezet, dicht bij het kamp van Le bon St. Jean, niet ver van Boulay in het departement van de Moezel, werd deze historische gebeurtenis plechtig gevierd door het Comité voor de Rose-Maginot.

Weldra zullen dus de bloeiende geurende rozen zich uitstrekken van de Ardennen tot de Vogezen en de hele oorlogsmachinerie, uitgedacht door de knapste koppen, camoufleren.

Wie durft nog te beweren, dat de oorlogsromantiek in deze eeuw van de nuchtere zakelijkheid en de zakelijke nuchterheid, is verdwenen? Het mocht wat! Men moet de opgetogen gezichten bij militaire parades, wapenschouw en vlootrevue maar eens bestuderen. En al waren er destijds bij de troepenladingen uit Italië naar Abessinië, vrouwen, die zich voor de wagons wierpen, die hun mannen weg zouden voeren, er zijn veel en veel meer vrouwen, die de soldaten lachend uitgeleide doen en ook nü nog met bloemen omkransen.

De oorlogsromantiek dood? Worden de oorlogsschepen en onderzeeërs dan niet plechtig meer ingewijd en onder champagne toasten en daverende speeches te water gelaten, wordt niet door de vertegenwoordigers der christelijke godsdiensten ’s hemels zegen afgesmeekt over de culturele arbeid, die zij gaan verrichten?

Men kent de kranten-verslagen. „Burgerlijke en militaire autoriteiten waren tegenwoordig en op dit imposante zeekasteel, met bloemguirlandes versierd, stond het kanongeschut in slagorde opgesteld, waarover het zonlicht sprankelde, de vlaggen wapperden vrolijk In de wind en gaven het geheel een feestelijk karakter enz.”

Achter de schone schijn van vlaggen en bloemen, van blinkende uniformen en nationale paradefeesten, begeleid door muziek en schetterende fanfares, staat dreigend het stelsel der vernieling en vernietiging.

De Rose-Maginot een rozenlinie, een keten van bloeiende rozen, van de Ardennen tot de Vogezen! de camouflage van wat mensen voor mensen konden uitdenken aan technisch volmaakte, geraffineerde wreedheid.

Een rozenlinie! ik denk aan die andere linie, een linie van ongelukkige menselijke wezens, vluchtend in doodsnood van Barcelona tot Frankrijk’s Pyreneeën-grenzen, honderdduizenden ontredderden, vluchtend uit Franco’s hel, op die vlucht nog door bommenwerpers achtervolgd, de gesmade „roden”, die, zoals het Italiaanse blad de „Tribuna” het triomfant uitdrukte, met de bajonetten in de rug over de Pyreneeën werden gejaagd.

Deze lange, lange keten van vertwijfelden en opgejaagden was een bijtende satire op de oorlogsromantiek, dit was geen camouflage van het vernietigings- en vernielingsstelsel, het was de wrange aanschouwing van wat de schone schijn verbergt, de bitter-harde werkelijkheid van het oorlogsapparaat van feestelijke parades en vliegdemonstraties, van met gejuich en muziek te water gelaten kruisers, van Siegfried-, Maginot- en Rozenlinies!

B. BULSING—V. BESOUW.