,Zo zullen w uwer ons nooit schamen

Lukas 22 : 54—62. Zij grepen hem, leidden hem weg en brachten hem in het huis van den hogepriester, terwijl Petrus van verre volgde. Toen zij op het binnenhof een vuur ontstoken hadden en daarbij waren gaan zitten, zette zich ook Petrus in hun midden. En een meisje, dat hem bij het vuur zag zitten, keek hem scherp aan en zeide; Ook die man was bij hem. Maar hij loochende het en zeide: Ik ken hem niet, vrouw. Kort daarna keek een ander naar hem en zeide: Gij zijt ook een van hen. En Petrus zeide: Mens, dat is niet waar. Ongeveer een uur later verzekerde een ander: Waarlijk, die man was bij hem; hij is ook een Galileër. En Petrus zeide: Mens, ik weet niet wat gij zijt. En dadelijk, terwijl hij nog sprak, kraaide een haan. En de Heer keerde zich om en zag Petrus aan. Toen kwam Petrus het woord des Heren in gedachte, hoe hij hem gezegd had: voordat de haan kraait, zult gij mij vandaag driemaal verloochenen. Hij ging naar buiten en weende bitter.

Daar kraait de haan. De dag [genaakt. Och Peter, schrei. Waarom [verzaakt Gij God? Zoek God met rouw te [paaien, Zolang gij ’s nachts de haan [hoort kraaien. VONDEL.

Bij het Avondmaal, toen de ongelovige vraag was opgekomen, wie wel de meeste zou zijn in het Koninkrijk der hemelen en Jezus de leerhngen trachtte duidelijk te maken dat hij die dient de meeste is, had hij zich in het bijzonder tot Petrus gericht; Simon, Simon, zie de Satan heeft ulieden trachten te ziften als de tarwe; maar ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet te kort schiete, en wanneer gij eens tcG inkeer gekomen zijt, versterk dan uw broeders! I

Ba 'BBhon Petrus, als altijd snel met het v.'oord, had niet gevoeld hoezeer juist hij Jezus” voorbede nodig had, had niet begrepen waar-, van hij tot inkeer zou moeten komen, maar dadelijk zijn krachtwoord gesproken: Heer, ik ben bereid met u zelfs in gevangenis en dood: te gaan. „Maar hij zeide tot hem; Ik zeg u Petrus, de haan zal heden niet kraaien, voordat gij driemaal zult geloochend hebben mij te .ißlinem” . .

Petrus doorleeft die lange dag, waarop alle zonderlinge voorspellingen waarheid worden, zonder zich rekenschap te geven. Zijn aanhankelijkheid doet hem Jezus volgen, zijn angst doet hem liegen. Willoos laat hij zich gaan tot het hanengekraai den mens in Petrus wekt, den verantwoordelijke, die nu plotseling ziet dat ook aan hem het woord van zijn meester bewaarheid is. „Hij ging naar buiten en weende bitter.” Nu is het ook of Petrus voor het eerst beseft wat er achter hem ligt. Hij had zoveel half begrepen woorden gehoord, half begrepen dingen

PETRUS VERLOOCHENT JEZUS

REMBRAND!

gezien. Hij had zelfs kracht ontvangen tot prediking en tot genezing. En in Gethsemané had hii geslapen

Het hanengekraai brengt, mèt het besef van de grote schuld, een nieuw begin: „Wanneer gil eens tot inkeer gekomen zijt, versterk uw broeders” was er gezegd en volgens de overlevering wordt de beweeglijke Simon dan toch de Petrus op wie Christus’ Kerk gebouwd w'ordt.

Verzekeringen van trouw, verloochening, nieuwe beloften en nieuwe trouwbreuk, wij zijn er aan gewend geraakt. Wij matigen ons geen oordeel aan, noch over Petrus die zich onmiddellijk instinctief door „gelijkschakeling” beveiligde, toen het getij gekeerd was, noch over de „gelijkschakeling” op grote schaal die wij in de laatste jaren nu hier, dan daar zien optreden. Maar waar wij iemand horen verzekeren: „Ik ben bereid met u zelfs in gevangenis en dood te gaan” of waar wij op het punt staan zelf zo’n woord te wagen, daar schrikken wij, daar denken wij aan Petrus. Misschien vindt de wereld u of mij „trouw”, misschien hebben wij nooit zo openlijk verloochend wat wij enkele uren te voren aanhingen en toch wie heeft nooit een extra vinnig trapje gegeven op wat hem eens zeer dierbaar is geweest? een mens of een idee? Wie heeft nooit meegehoond over een in discrediet geraakt boek, waaraan hij toch wel iets te danken had? Was onze „trouw” niet vaak gegrond op een soort zelfrespect, of op innerlijke starheid, of op het besef dat je nog beter trouw kon heten aan een twijfelachtige zaak dan openlijk een overtoper zijn? Ontsprong die trouw van ons aan een. onwankelbaar vaste liefde voor de mens of voor de zaak?

Gewooniijk niet. Er waren vaak bijgedachten, heel wat lelijker dan Petrus’ kinderlijk bukken voor ’t gevaar. En daarom kunnen wij ons nog verhovaardigen op „trouw”, daarom slapen wij door het hanengekraai heen. Het schijnt met ons in orde en wij klagen over deze wankele tijd!

Laten we liever ons eigen wankel hart aanklagen, dat zo keurig verstopt is.

Laat ons weten, hoe gemakkelijk wij „te kort schieten”, hoe wij elkanders bede behoeven Laat ons trachten het hanengekraai te horen dat uit de evangeliën nog tot deze dag, tot deze mensen die wij zijn, doordringt. In mensen, in ideeën hebben wij het hoogste, hebben wij de geest, hebben wij Christus verzaakt.

Alleen uit de diepe inkeer, uit de lichtfiits over alles wat achter ons ligt, kan het nieuwe ontstaan. En dat het nieuwe levensvoorwaarde is voor ons hart en voor de wereld, voor de wereld en voor ons hart, dat is toch wel een van onze povere zekerheden. Maar è.ls wij horen, als wij zien, misschien verstaan wij dan het woord: Versterk dèn uw broeders.

F. KALMA—KOOPS.

O gang, vermengd met zwerven ende zwieren! O vrees en hoop, die kwellet mijn gemoed! O vuur, dat mij de ziele branden doet! O ogen, niet meer ogen, maar rivieren!

O ijver blind, die u niet liet bestieren, maar roekeloos deed treden mijnen voet in dit gewest, daar mijnes Heren bloed wordt nagetracht van dees verwoede dieren!

O tonge, die mijn tong tot leugen dreeft! O hanenkraai, waardoor mij ’t harte beeft! Wat troost kont gij mij troosteloos verlenen?

o Jezu, die voor mij dit lijden smaakt, Wiens waarden naam ik driemaal heb verzaakt, staat eenmaal stil en ziet mijn bitter wenen. J. REVIUS.