Uit de wereld van het boek

Moderne Psychologie, een poging tot synthese, door prof. dr. C. A. Mennicke. Uitgave Wereldbibliotheek, Amsterdam ’3B.

Laat men niet denken, dat dit een populaire inleiding tot de psychologie is. Men heeft pas zijn volle genoegen aan dit boek. als men al enkele boeken over psychologie bestudeerd heeft; het is vooral interessant voor den student in psychologie en dat zijn we tegenwoordig allemaal (als we er geen professor in zijn). Hier is een ervaren gids, die ons rondleidt over de uitgebreide werkterreinen, hij demonstreert de opgestelde apparaten, hij wijst links en rechts wat er nog te veranderen valt en bij te bouwen en het enige bezwaar van de rondgeleide bezoekers kan zijn, dat de gids soms te vlug ging.

Toch meent men te merken; Prof. Mennicke is zelf ook geen psycholoog van professie. Hij is allereerst critisch wijsgeer. Het aantrekkelijke van dit boek, waardoor het anders is dan de vele gemoedelijke inleidinkjes, is juist, dat de schrijver voorla durend zijn uiteenzettingen onderbreekt om hier een critische bemerking te plaatsen, daar een te absoluut geponeerde stelling te relativeren, ginds te wijzen op een verkeerde vraagstelling, elders op een nieuw probleem, dat ontstaat bij een bepaalde ontdekking; telkens neemt hij actief deel aan dit symposion der psychologie en hij doet dit op zo’n overtuigende wijze en met zo’n fijn gevoel voor verhoudingen, dat hij er in slaagt te verzoenen en zo de wirwar van psychologische ervaringen tot een fraai in elkaar groeiend geheel op te bouwen, dat uitzicht geeft op een wijsgerig mens-beeld, hetwelk nu en dan doorschemert.

Juist om de rijkdom van inzichten, waarmee Mennicke de uiteenzetting der aspecten van de psychologie omgeeft, krijgt men zo’n lust, in plaats van de boekbespreking, die tot aanprijzing werd, te besluiten, nog eens apart te releveren, wat bijzonder trof, b.v. de prachtige relativering van het Freudisme op blz. 197, de brillante en zo gepondereerde samenvattingen van het psychisch ontwikkelingsproces in hoofdstuk IX, het knappe ineenpassen der verschillende typologieën in hoofdstuk VIII, waar Selz met zijn „Über die Persönlichkeitstypen und die Methoden ihrer Bestimming”, glansrijk overtroffen werd.

En terwijl dit boek zo’n geweldige massa wetenschap omwoelt, zal iedere lezer nog wel enige desiderata hebben: zo miste ik node eén bredere uiteenzetting van de psychologische differentiatie van man en vrouw, alsmede juist van dezen schrijver, de overgangen van psychologie naar sociologie en cultuurhistorie, zoals die o.a. door Freud, maar ook door Weber aangeduid werden: ik denk aan het verschil tussen matriarchale en patriarchale culturen: sterker nog miste ik elke verwijzing naar H. Leisegang en zijn „Denkformen”, die juist Mennicke zo prachtig had kunnen inbouwen in zijn typologische schemata.

Men kan a priori van een wijsgeer verwachten, dat hij bij methodologische vraagstukken op zijn qui-vive is. Deze gesteltenis maakt vooral de ingang van dit boek zo interessant, als hij spreken gaat over het onderscheid tussen de wijsgerige en de experimentele psychologie en stelling neemt naast en tegenover Spranger (Lebensformen-begin) zonder hem te noemen. Boeiend zeker! Ook overtuigend? Ziet prof. Mennicke niet over het hoofd, dat het verschil der wijsgerige en der wetenschappelijke kennis ook verschillende gegevens vooronderstelt? Hij is geneigd het Aristoteles te verwijten, dat hij geen wetenschappelijke onderzoekingen instelde als uitgangspunt voor zijn bespiegelingen. Ik geloof, dat Aristoteles (en ook de Scholastiek) terecht dit afgewezen zouden hebben. De wijsgeer volstaat met de kritische analyse der gegevens van de alledaagse

méle scheiding uit.

De verwaarlozing van deze belangrijke zijde van het echtscheidingsvraagstuk kwam ongetwijfeld door het feit, dat men hier speciaal het Ontwerp-Goseling wilde bespreken, maar daarnaast hield deze verwaarlozing toch ook wel typisch verband met het conservatieve karakter van de Vrouwenraad.

Is nu ook het omgekeerde waar? Was het ook typerend, dat de meer individuele kant bijna alle aandacht opeiste, alsof haast ieder der aanwezigen persoonlijk belang had bij hei echtscheiding svraag stuk?

Deze gedachte is natuurlijk te boosaardig, maar ik kon toch niet laten tijdens de inleidingen en de vragen bij het debat de vergaderden er telkens op aan te zien en mij af te vragen, waarom al deze dames zo geïnteresseerd waren bij de wettelijke zijde van de echtscheiding.

Een simultaan-interview over dit onderwerp heb ik echter niet aangedurfd. K.

waarneming. In gemoede: moet behalve haar eigen onzekerheden de wijsbegeerte ook nog delen in de onzekerheden der wetenschappelijke resultaten of moet de wijsgeer eeuwig wachten tot de wetenschap hem de resultaten van zijn proefnemingen komt opdienen? De wijsgerige bespiegeling over de aard der ziel, over het wezen der vrijheid, over de onsterfelijkheid, maar ook de noëtische en kenkritische vragen vinden haar uitgangspunt in ervaringen van het leven, en mogen weinig baat verwachten van het wetenschapelijke onderzoek, tenzij en ook bij prof. Mennicke geldt dit: dat de wijsbegeerte evenzeer normatief optreedt t.o.v. de wetenschap als vice versa. Zo zijn er wel meer beweringen, waarover men graag prof. Mennicke zou willen ondervragen, e.v. tegenspreken.

Waarom oefend hij geen critiek bij de beruchte quantitatieve ~Umdeutung” van qualitatieve gegevens (blz. 45 en vergelijk 128 enz.). Jammer ook, dat ons niet duidelijk wordt, hoe prof. Mennicke het wijsgerig vrijheidsprobleem in het perspectief der experimentele onderzoekingen ziet, (volgens ons liggen de wegen totaal uiteen). De historische samenvatting, waarin aan Locke de opruiming van de aangeboren begrippen (en niet „ideeën”) toegekend wordt, lijkt me een miskenning van het Aristotelische en Scholastieke denken, dat immers reeds lang van een tabula rasa sprak. Locke’s critiek betrof de eigen aard van het begrip.

Maar hoe dikwijls leest men dit boek niet, instemmend met de wijze scepsis, verrast door de vernuftige critiek, opgetogen door de heldere synthese en vooral, aan ’t nadenken gezet door de scherpzinnige vraagstelling.

De hoge waardering van dit boek dwingen me echter tot één hard woord over een gebrek, dat prof. Mennicke kennelijk niet zo zwaar tilt: dit boek is in slecht Nederlands geschreven. Er komen onmogelijke woorden, wendingen en zinnen in voor. Men moet het soms terugvertalen in het Duits. Ik durf zeggen, dat als het deze fout niet had, ik dit boek geneigd zou zijn als een klein meesterwerk

kwalificeren. RENÉ.

VERENIGINGSLEVEN

Arbeiders-Cemeenschap der Woodbrookers Het is goed nu reeds alle data te vermelden.

waarop de Arb. Gem. deze zomer cursussen en leergangen organiseert. Gewooniijk, zelfs nu, worden zomerplannen vroegtijdig vastgesteld. Het zou jammer zijn, als men deze vaststelde, zonder rekening te houden met het werk der Arb. Gem., dat steeds, maar vooral in deze tijd volle aandacht vraagt. Ziehier:

Bentveld 10—11 Juni: Thema „De Franse revolutie en wij”.

Bentveld I—2 Juli: Thema „Eeuwigheidsbesef”.

Barchem 12—15 Juli: Thema „Levens- en Wereldbeschouwing”.

Barchem 15—16 Juli: Thema „Het offensief voor de vrede”.

Bentveld 17—22 Juli: Jongerenweek. Bentveld 14—19 Aug.: Onderwijsleergang. Kortehemmen 19—22 Aug.: Thema „Plaats van de arbeid in leven en maatschappij.

Barchem 21—26 Aug.: Thema „Toekomstvertrouwen”.

Bentveld 21—26 Aug: Religieuze leergang. De vier vacantieweken, die gehouden worden, twee te Bentveld, twee te Kortehemmen, zijn vastgesteld op 31 Juli—s Aug. en 5—12 Augustus. Het zal goed zijn, dit lijstje tijdig na te zien, als men voor de zomer plannen maakt.

Vrouweninternaat te Kortehemmen 17-22 Aprill

Met 37 vrouwen waren we te gast bij de IVoodbrookers Arbeidersgemeenschap te Kortehemmen. Wie zou dat vroeger kennen, dat een arbeidersvrouw zo maar 6 dagen uit haar dagelijkse beslommeringen, ja er waren er zelfs bij midden uit de schoonmaak, uit logeren ging! Men ziet, deze 37 vrouwen kunnen het wel en door de tegenwoordige crisis-omstandigheden hebben deze vrouwen er tevens behoefte aan om ook eens los te zijn van alle dagelijkse zorgen, om eens met vrouwen uit de zelfde omstandigheden een paar opgewekte dagen door te brengen. Dit internaat, dat onder leiding stond van mej. Ds. Boerlage, mej. Ds. v. d. Slooten, mevr. Maagh—Meijer en mevr. Veendorp, is er in geslaagd de vrouwen te geven wat ze niet licht zullen vergeten. Er is in deze week veel vriendschap gesloten. Er zijn zeer leerzame lezingen gehouden, o.a. van Ine Schram, de Blijde Stilte en door Ds. Bakker het boek „Hartje”. Verder zijn we met mevr. Veendorp op reis geweest naar Indië, wat ook erg in de smaak viel. Waren sommige lezingen de vrouwen wel eens wat te zwaar, toch geloof ik dat we er veel van hebben meegenomen. Mevrouw Maagh—Meijer heeft ons goed aan het zingen gebracht, vooral de schoolliedjes hebben we dapper meegezongen. Dan zijn er heerlijke wandelingen gemaakt en de laatste avond heeft Ds. van Apeldoorn enkele humoristische stukjes voorgelezen.

welke zeer in de smaak vielen en hebben we die avond neg voor het laatst eens dapper gezongen. De laatste morgen heeft Ds. Boerlage in het kleine vriendelijke kerkje van Kortehemmen het sluitingswoord gesproken. Dit heeft op alle vrouwen een diepe indruk gemaakt. Hier zijn we voor het laatst nog even onder diepe stilte bijeen geweest en konden we deze heerlijke dagen in onze gedachten laten passeren, voorwaar een zeer mooi slot. Nu is deze heerlijke week weer voorbij, ieder heeft zijn huiselijke plichten weer aanvaard. Maar we zullen nog vaak aan Kortehemmen terugdenken.

G. M.—H.

R.S.C. Rotterdam

Aan de vooravond van de 50e Mei-viering hielden wij in het Nieuwe Verbond onze wijdingsavond. De flink gevulde kerk, het krachtige woord en de goede muziek zullen zeker alle aanwezigen hebben gesterkt om ondanks alles te volharden in de strijd en het werk voor en in de arbeidersbeweging. Spreker was Ds. L. H. Ruitenberg van Heers.

Als religieus-socialisten, aldus spreker, willen we op de 50e Meidag eerlijk denken aan hetgeen gebeurt, aan wat bereikt werd, maar ook aan de nederlagen die geleden zijn. Als realisten kennen we de diepte, zuilen we vanuit die diepte roepen om God, en kracht vinden door de diensten, die het socialisme van ons vraagt. Wij willen arbeiden in de arbeidersbeweging, die faalde, maar die dóórwerkt en waaraan we trouw willen zijn.

Spr. eindigde met een verhaal uit het Nieuwe Testament. De discipelen waren in de nacht aan het vissen en hoe zij ook ploeterden, zij vingen niets. Toen kwam Jezus aan het strand. Hij riep hen en zij luisterden. Toen sprak Jezus: „Steek af naar de diepte”, en hun vangst was groot. Dit willen ook wij verstaan. Eerst luisteren, dan zullen we in de diepte, van waaruit wij om God roepen, onmetelijke rijkdom en kracht putten.

De R.S.G. Rotterdam kan op een zeer goede avond terugzien; muzikale medewerking werd verleend door Mevr. H. Walhout—Timmerman, zang en den Heer Bram Maas, orgel. T. K.

R. S. G. Sneek

Met ongeveer 30 personen hielden wij op Zondagmorgen 30 April 1939 in zaal Piso onze 1 Meiwijding.

Ds. J. A. Bruins sprak een woord van bezinning en geloof, opdat wij, ondanks teleurstellingen onze opmars naar het socialisme zullen volhouden. Mien Peters, begeleid door Tine Oosterloo, vergaste ons op mqoie zang. Een deel van de collecte zal bestemd worden voor buitenlandse geestverwanten. Het was een goede morgen! Nu hopen we, dat er belangstelling zal zijn voor onze gezamenlijke tocht naar de Blijde-Wereld-dag, welke te Kortehemmen op 11 Juni a.s. zal worden gehouden. Noteer vast de datum en geef U tijdig op bij de bekende adressen. H. S.—H.

INHOUD: pag.

Geestelijk klimaat, W. B 1

Buitenlandse Kroniek, B. W. Schaper 2

Roeping, F. Kalma 3

Binnenlandse Kroniek, J. A. Bruins 4

De kerkelijke wereld, L. H. Ruitenberg ... 5—6

Het religieus-socialisme en de Oxfordgroep, A. Burger 6

Antwoord aan ds. Burger, L. H. Ruitenberg 6

Vlaanderen’s literatuur, G. Stuiveling 7 Voorjaar, Jan J. Zeldenthuis 7

Uit de wereld van het boek 7

Japanse prenten, A. J. D. van Oosten 7

De wereld van nu 7

De wereld van nu 8

Deze wereld aanvaarden, P. Smits 9

Brieven uit het Zuiden, René 9—lo

Polemisch hoekje 10

Made in Germany 10

Ingezonden 10

De plaats van de moeder in het huisgezin, I. Donker—Rutgers H

Van mensen en dingen, K 11—12

Inhoud 12

Boekbespreking 12

Verenigingsnieuws 12

Flink meisje

19 j., gen. onderw.: Mulo, dipl. huish.kunde + j- pract., zoekt betr. in gez. met kinderen, inrichting of i. d. tegen Juni of later. Br. A 5254 bureau Tijd en Taak.