K I „ _ L i IM IJ M T '

Weer heeft de wind den hemel doorgewaaid, .', , j De wolken opgestuwd en driftig doen verdwijnen, De sterren al tezaem van ’t blauwe veld gemaaid,

, , , , Totdat hij eindelijk in regen is gaan dreinen.

Over het zomerdand wieken de vogels weg, , , j . , Laag langs den grond, in onrust van het nest ge , Het is als weten zij wegidrijvend heg noch steg,

4/ vechtend in den wind in vruchteloos weerstreven. JU vecniena in uen wuiu y

Ik ga ten avond uit, ik zie de regen slaan

rv – hoi ravon uan de hiiien' Over de landen in het razen van de buien, Ver, op een heuvel blijf ik in het duister staan: Hoog blinkt een enk’le ster in ’t zuien. ®

, , En in den vroegen nacht valt onverwacht en vreemd De <itilt’ die alles dekt en al mijn onrust neemt. ’

JAN J. ZELDENTHUIS.

Lil de Kerkelilke Wereld

Nog een oordeel orer Tambaram

l"aSClSleil*aHgSl in Sowiel-Rusiand *

Vraag een communist over de godsdienst in Sowjet-Rusland en hij zal zeggen, dat in Rusland de godsdienst vrij is. Maar praat gij door, dan wordt duidelijk, dat die vrijheid beperkt wordt binnen de grenzen, die de principieel anti-godsdienstige regering stelt, Daardoor wordt de vrijheid een illusie. In de „Besbosjnik”, het blad van de Vereniging van strijdende godlozen in de Sowjet-Unie van 21 April j.l. komt een opstel voor, dat toont, hoe elke godsdienstige activiteit verdacht wordt.

Het opstel gaat over een „nieuw soort christelijke pelgrims”, die men tegenwoordig langs de wegen en in de dorpen van Sowjet-Rusland ontmoet. Zij lijken niet op de trekkende priesters, waarvan vroeger in de pers sprake was. Zij gaan van plaats tot plaats met een handkoffer, waarin aUe benodigdheden voor een orthodoxe kerkdienst geborgen zijn. Deze priesters voeren in zekere zin „de kerk ih een koffer” met zich mee. Vaak brengen zij zelfs de gelovigen ertoe af te zien van de vernieuwing van een verdrag met de staat over het gebruik van het kerkgebouw, daar door deze pelgrims de kerk toch tot in de meestafgelegen dorpen den christenen wordt thuisgebracht.

In een dorp aangekomen, knopen de trekkende priesters verbintenissen aan met de boeren. Waar een boerin ziek is, nemen zij de verpleging ter hand, houden zich met de kinderen bezig, helpen in de keuken en kopen in sommige gevallen op eigen kosten de ontbrekende levensmiddelen in. Deze trekkende priesters hebben Stalins parool van de snelle verwerkelijking van het communisme aangegrepen, maar leggen dit op hun eigen wijze uit. De verwerkelijking van een maatschappelijke orde, waarin de behoeften van ieder verzorgd zijn, is zio leren zij Gode welgevaUig. Zulk een ordening kan slechts door zedelijke volmaking van den enkeling bereikt worden. Deze zedelijke volmaaktheid is echter een geschenk van God, dat afgebeden moet worden.

Tot zover de weergave van het waarlijk niet welgezinde blad. Maar nu komt een typisch Russische opmerking: aan het slot spreekt de „Besbosjnik” de verdenking uit, dat deze reizende priesters, die geen agitatie tegen de Sowjet-regering bedrijven, tenslotte toch fascistische spionnen zijn. En daarmee is deze oud-christeiyke werkzaamheid meteen staatsgevaarlijk geworden.

Baron van Boetselaar schrijft in het Meinummer van het Nederlands Zendingsblad zijn slotbeschouwing over de grote zendingsconferentie te Tambaran. Wat voor onze verhoudingen niet van belang ontbloot is, schrijf ik hier neer:

„De kennisname der moeilijkheden, die thans in zovele landen aan tal van kerken door de regeringen in de weg worden gelegd, deden anderen de voorrechten, die zij genieten, op hoger prijs stellen. In de sectie, handelende over de verhouding van Kerk en Staat, is wel ontstellend naar voren getreden, hoe zwaar de druk wordt, die door het zich in een verkeerde richting ontwikkelende nationalisme, steeds meer, op veie medechristenen wordt uitgeoefend. In verscheidene landen is men reeds aan het martelaarschap toe; in verscheidene andere staat het voor de deur. Een en ander was zeker wel geschikt om menig lid der jonge kerken de ogen te openen om niet langer het nationalisme als het hoogste goed te beschouwen, maar te gaan inzien, hoe alleen door de doorwerking der christelijke beginselen, ook in de verhouding van Kerk en Staat de ware vrijheid kan worden geboren.”

hel Katholieke onderYrijs

Toen de financiële gelijkstelling werd ingevoerd in 1920, bezochten ruim 244.000 kinderen de katholieke lagere school. Dit aantal was op 1 Jan. 1939 ruim 494.000 en heeft nu zeker reeds het half millioen overschreden. In het Weekblad voor het R.K. Gymnasiaal en middelbaar onderwijs wijst de heer C. v. d. Broek er op, dat slechts een zeer bescheiden deel van het bovengenoemde half millioen katholieken voorbereidend hoger onderwijs volgt: het aantal is nog geen 13.000, met een goede 7000 leerlingen van de seminaries wordt dit getal 20.000.

Deze cijfers, geput uit Katholieke Documentatie van 4 Mei j.l. doen zien, hoe bij de Rooms-Katholieken zich een onverzadigbare honger demonstreert; Tegenover het feit, dat practisch alle kinderen uit roomse gezinnen dito scholen bezoekt, komt direct de suggestie van „wij zijn er nog lang niet”, door te laten zien, dat de R.K. middelbare scholen niet voldoende aftrek vinden. En dat, terwijl 7000 jongens tot priester worden opgeleid, een getal, dat zéér veel groter is, dan dat van de studenten van alle protestantse kerken tezamen.

De Prolestansc Kerken in het land der Tsjechen

Er gaat een golf van godsdienstige verdieping door het oude Tsjechenland. Een periode van innerlijke loutering van het Tsjechische volk breekt aan. In de Tweede Republiek (van Sept. ’3B—Maart ’39) poogden enige rooms-katholieke publicisten en prelaten van de nieuwe tbestand gebruik te maken en tegen de erfenis der Reformatie te velde te trekken. De protestant Masaryk en de met het protestantisme en met de Franse revolutie „liebaugelnde” Benesj hebben zo zei men de tragedie van het volk veroorzaakt. Daarluidde het parool; los van de hervorming, terug tot de beproefde contra-reformatorische traditie. Een tijdlang het, nieuwe republiek tot een katholieke staat zou kunnen worden verklaard! Thans ziet de toestand er geheel anders uit: in deze tijd van nationale vernedering en politieke machteloosheid oriënteert men zich naar de diepste en sterkste geestelijke krachten van de Tsjechische geschiedenis en merkwaardigerwijze grijpt men verlangend naar de opvatting van het Evangelie van de oude Hussiten, Moravische Broeders en Hervormers! Zo steunt men op de boodschap van een Hus en een Commenius, dus op de verkondiging van een waarlijk christelijke vrijheid, verlossing en menselijkheid. De enorme, stUle, zwijgende, tienduizenden tellende demonstratie bij het Husmonument in Praag was daarvan een dui-

Tsjechische Protestanten staan voor de taak, de bijbelse boodschap in haar zuiverste diepte te vertolken en geestelijke leiders van worden. praagse correspondentie aan P®'^sdienst.

Kalhoiiek herstel in Frankrijk

Frankrijk telt 41 millioen inwoners. Van hen zijn er ongeveer één millioen protestant, 9 jnmioen katholiek, en 31 millioen staan op geen wijze in verband met enige kerk. zowel van rooms-katholieke als van protestantse zijde wordt de laatste tijd een verhoogde activiteit getoond. De verenigingspoprotestantisme is daarvan een gn in rooms-katholieke kringen heerst gevoel, dat men in Frankrijk wat meer grond krijgt. Van die stemming j jj g Westerman in het „Schild”, Apologetisch maandschrift, van Mei 1939 getuigeciteer de hoofdstrekking van zijn artikel:

„Langzaam vernieuwt zich het christelijk aanschijn der Franse aarde, nu de geest mt jjatholieke wetenschap geboren, weer in aankwam en zijn soliede werkstukken had af geleverd. Wat katholieke geleerden als Louis pasteur, de leek, Duchesne, Lagrange, de priesters, om van vele anderen nog maar te zwijgen, gedaan hebben voor het prestige van het Katholiscisme in Frankrijk, dit zal de generatie na ons pas volkomen beseffen, Zeker blijft dit: de Kerk in Frankrijk leeft gelijkt vandaag op de doodarme intellectueel, van oud-adellijken voornamen huize, maar springlevend, bewust van haar onstelbare kracht, in het lawaai der politiek geteld, maar overtiügd van: de toekomst is aan mij.

Wat mirakel dus, dat Jacques Maritain, een jongere convertiet (bekeerling), onlangs verklaarde: over vijf en twintig jaren is geheel Frankrijk weer practiserend katholiek. De verhouding tussen Kerk en Staat is volgens kardinaal Verdier sinds jaren niet zo goed geh weest als thans. Alleen op het gebied der scholen het gebied hier der nog nawerkende, anti-clerikale, partij-egoïstische politiek hebben zij tot heden onvervulde wensen. De jeugdverenigingen van studenten en arbeiders bloeien weer in Frankrijk als nergens beter ter katholieke wereld!” Het is te hopen, dat dit katholicisme veel geleerd en alles vergeven heeft. Anders zal het haar niet veel beter gaan dan de Franse reactionairen van 1815, die niets geleerd en niets vergeten hadden!

RUITENBERG,