~Luchtbeschermingsmaatregelen. In geval van een luchtaanval zal deze kerk dag en nacht open zijn. Er zal een priester aanwezig zijn, om de biecht te horen en de H. Communie uit te reiken aan al degenen, die er om vragen. De tijd in de kerk zal worden doorgebracht met gebed voor hen, die lijden, zowel in ons land als in alle andere landen; er wordt ook gebeden voor onze vijanden vooral voor hen, die het op ons leven gemunt hebben. Overeenkomstig de Goddelijke WU zullen wij leven en dood aanvaarden. Wij zuilen bidden voor onze dood, als wij door onze dood eerherstel kunnen brengen voor de zonden; wij zullen bidden voor ons leven, wanneer wij door té leven kunnen helpen aan de heropbouw van de wereld, die verwoest wordt door de zonde.”

CeloofsafTai te Sabburg

Van de 78.244 katholieken, die de stad Salzburg (vroeger Oostenrijk) telde, zijn er in 1938 3987 of 5 procent van het totale aantal afgevallen. In het gehele aartsbisdom bedroeg het aantal afgevallen katholieken 5424 of ongeveer i procent. Niet veel personen keerden tot de Kerk terug. In het gehele aartsbisdom traden slechts 67, in de stad Salzburg slechts 43 personen tot de Kerk toe. Dit jaar hoopt men een dam te kunnen opwerpen tegen de geloofsafval. Zelfs in de tijd van het Marxisme was het aantal afvalligen niet zo groot als nu, evenmin in de tijd van het liberalisme, dat in Salzburg een sterke burcht bezat. (Kath. Documentatie, 11 Mei j.1.)

De Theosofische besreging 111 Italië

In het Maart-nummer van „the Theosophist” werd bericht, dat de Italiaanse Afdeling van de Theosofische Vereniging door de Fascistische regering werd gesloten. Verleden jaar zomer had de Alg. Secr. Signor Castellani dit reeds zien aankomen en getracht om deze sluiting te voorkomen door voor die afdeling de Doeleinden der Theosofische Vereniging te doen wijzigen in overeenstemming met de fascistische opvattingen. Op een algemene vergadering van de afdeling werd dit plan verworpen, daar de leden er de voorkeur aan gaven, gedwongen te worden met het vaandel omhoog, liever dan de Doeleinden te verzwakken. De officiële sluiting der afdeling was het onmiddellijk gevolg daarvan. Theosophia, Mei 1939. L. H. RUITENBERG.

De nieuwe mens

Wanneer we niet een glimp kunnen opvangen van het bouwplan van den Schepper, wanneer we slechts gebonden zijn aan zelfzucht en zelfhandhaving, ontgaat ons ten enenmale het inzicht op de universele wetmatigheid van het gebeuren en de Eenheid van het oneindig grote met het kleine, van God en mens. De som van ontreddering der wereld bevat de „ik”- zucht van elk individu. Het is een wangedrocht, dat ons denken tot levende, gruwelijke werkelijkheid heeft gemaakt. Aan de vruchten zult ge ze kennen. Ons hunkeren naar individuele verlossing blijft licht negatief. Wij hebben ervoor in de plaats te stellen het po.sitieve, de levende Christusgedachte: hebt uw naasten lief als uzelve. Maar dit betekent in deze wereld niet het pad van de minste weerstand toch het meest blijde.

Indien we de duistere instincten van onze troebele „ik”-zucht hebben overwonnen, dan weven wij mede aan het „gouden kleed”, dat eens de mensheid zal omhullen. Hemel en hel wonen in ons eigen hart. Wij hebben te kiezen. Wie niet door de afgronden van het leven is gegaan, weet niets van loutering. Niets maakt slapper, in elk opzicht, dan een leven, dat maar voortglijdt als een kabbelend beekje. Zulk een leven verliest alle scheppende dynamiek. Ik benijd de mens niet, die het zo gemakkelijk en vlot „voor de wind” gaat. Hij ziet niets dan zijn eigen „ik”-wereldje en klampt zich vast aan een wisselvallig bezit. Hij loopt onbewogen langs krotten en stempellokalen. Hij zal er niet om vloeken. Mogelijk zal hij u, als gij protesteren wilt, een bijbeltekst voorhouden: de armen zult gij altijd om u heen hebben. De prachtige symboliek van dit Heilige Boek legt hij op zijn manier uit. „Als ik ’tmaar goed heb.” Ik ben helemaal niet van plan, de arbeiderswereld te idealiseren. Maar mijn hart popelt, wanneer zij, die het minste bezitten, het meest kunnen missen voor hun strevingen en voor hun nóg armer lotgenoten.

Mens en cosmos zijn geen twee dingen. Zij vormen een onverbrekelijke Eenheid.

Onzichtbare banden binden hen aaneen. Wij kunnen dit negéren en ontkennen. De mens kan zijn ijdelheid, zijn trots strelen, door te zeggen: ik ben ik. „Grosz ist der Mensch in seinem Wahn.” Maar hij kan de alverbondenheid ook beleven als de greep van God op ons, die ons tot voimaking dringt. De hoogmoedige verwerpt dit, hij wil van God niet weten; de door smart gebogene aanvaardt het in ootmoedige dankbaarheid. Hij koestert en cultiveert zijn leed niet. Hij vervalt niet in zelfbeklag. De alsem die hem gereikt wordt, neemt hij niet als een bittere kelk, maar tot een vernieuwing.

Het is een verkeerde voorstelling, wanneer we het smartelijk groeiproces der mensheid zien als zinloze herhaling der historie, of als stilstand en teruggang. Ondanks alle schrikwekkende daden volgen wij de lijn van het lagere naar het hogere, van de duisternis naar het licht. ledere schok, ieder leed dat de wereld ondergaat, is de correctie op onze fouten. Strikt genomen is er in dit proces geen ~toeval”.

De nieuwe mens kan niet herboren worden, wanneer we de „bittere kelk” afwijzen. Wanneer we compromissen sluiten met de duistere krachten der zelfhandhaving, die in ons wonen, zij laten ons niet met rust. Wij dienen ons te wapenen met de zuiverheid van ons gedachte leven, met de kracht van onze wil. Dit alles is niet te dwingen in het keurslijf van starre formules, van theologische theorieën. Het is niet te beredeneren met intellect noch met „parate kennis”. Woorden zijn onbruikbaar en betekenen: begrenzing. Het kan niet gezegd worden. Ge lééft het.

Misschien meent ge, dat ik mij, terwijl ik dit schrijf, met „het hoofd in de wolken” bevind. Ge meent, dat ik u ontrukken wil aan de strijd om gerechtigheid, die de grootste drijfveer is van uw leven. Dan verstaat ge mijn bedoelen toch niet. De zin van onze socialistische strijd v/as toch nimmer een strijd om de „stof” alleen? We dienen hem ook te beschouwen als de zekere, moeizame en toch blijde weg van een opgang naar het Koninkrijk Gods op aarde.

...Zie dan toe, dat niet het licht dat in u is, duisternis zij... JAN HENDRIKS.

De ..verjaarspartij"

Een tijdje geleden had ik het volgende gesprek met mijn zesjarige dochter. „Mammie, krijg ik ook een verjaarspartij?” „Natuurlijk, Elsje.” „Krijgen we ook mutsen en luchtbalonnen en toeters en zakjes lekkers en cadeautjes?” „Nee, die krijgen jullie niet.”

„Maar Mammie, dan is het helemaal geen partij, dat krijg je altijd, op iedere partij!” Inderdaad, lezer, daarmee beladen kwam onze dochter na elke verjaarspartij thuis! De grote dag naderde, en haar angst, dat de kinderen vast zouden zeggen: „’t Was geen partij, je kreeg er niets, gewoonweg niets”, werd steeds groter.

„Wel ja, een verjaarspartij, en dan nog met cadeautjes, daar hebben we nog al geld voor!”, hoor ik al veel moeders smalen, die van de steun of een laag loon moeten rond komen. „Aan verjaarspartijen hoeven wij niet te beginnen!”

Ik zou die moeders willen toeroepen: u moet er wél aan beginnen. Uw kinderen, juist uw kinderen, die in het gewone leven al zóveel fleur moeten missen, hebben een feestje zo nodig. Het is nog zo’n wanbegrip, dat voor een feestje veel geld nodig is! Voor drie dubbeltjes hebt u al een feest met vijf gasten! Misschien kan het volgende programma zowel ouders, die aan overladen kinderpartijen lijden, als ouders, die in zeer moeilijke geldelijke omstandigheden leven, helpen. Elsje had vijf vriendinnetjes gevraagd, die

om drie uur verschenen, en heel verbaasd loaren, dat ik ze om de tafel zette. Van tevoren had ik voor ieder een stuk in drieën gevouwen vliegerpapier (3 cent per vel, waar vier mutsen uitgaan) neergelegd, benevens twee „zilveren” bandjes; twee stukjes karton voor het inscheuren, naald, draad en gluten.

Onder mijn leiding hebben ze toen zelf hun feestkapjes gemaakt, waar we zeker een kwartier mee bezig waren. Met de mooie mutsen op, deden we toen zang spelletjes als „de zeven sprong”, „ik heb rozen op mijn hoed”, enz Het volgend nummer was het zoeken van de in de kamer verstopte stukken van een legkaart. (Op een stuk wit karton had ik een Paashaas met eieren getekend en dat in vele stukken geknipt). Toen ze alle stukken gevonden hadden, moesten ze samen de legkaart leggen en bleek de Paashaas een brief in zijn bek te houden, waarin stond, dat in de voorkamer eieren verstopt lagen. (Ik had gewone harde eieren gekleurd en met „goud- en zilver”-verf versierd.) Dat was een vreugd van je welste!

Om ze wat te kalmeren heb ik toen een gezellig Paasverhaal verteld. En toen kwam het hoogtepunt van het programma!

De verjaarstaart in de tent! Allemaal de jassen aan en in optocht naar de tuin, waar ik de tent had opgezet. Van binnen was ze versierd met slingers, die Elsje en ik de dagen tevoren hadden geplakt. Op een laag bankje, witgedekt, met narcissen versierd.

stond voor ieder een bordje en een glaasje limonade met een rietje, en in het midden stond een verjaarstaart met zes kaarsjes.

Toen de tentdeur openging, waren ze even stil van verbazing. Maar vlak daarop was het een gedrang om binnen te komen en het gejuich was niet meer van de lucht. Dat was nog eens een feestelijke eetpartij, met je zessen in een eigen huisje en niet netjes op stoelen, maar op kussens op de grond! Toen alles op was, gingen we weer in optocht naar binnen, waar we ganzebord speelden, tot ze naar huis moesten.

„O, mammie, zei Elsje, toen ze moe en slaperig in bed lag, ’t was nog leuker dan een echte partij. En ze hebben toch wat gekregen, een muts en een ei. Dat is toch ook wel veel, hè?” Dit programma, is naar gelang van elk jaargetijde, te veranderen. In plaats van eieren kunt u een rode appel nemen, een paar kersen, een handvol pinda’s of een Kerstkransje in zilverpapier. Hebt u geen tent, dan gebruikt u zolder of schuurtje. Het leuke is immers het volkomen andere, niet de gewone huiskamer.

Bovendien kunt u daar alles van tevoren klaar zetten. Is taart en limonade u te prijzig, dan neemt u als taart een paar koude pannekoeken met een beetje jam er tussen, en als limonade een flesje bessensap a 12 cent. Vooi 10 cent hebt u honderd rietjes. Als u dat nu eens met een paar buurvrouwen insloeg. De kinderen vinden het zó prachtig. Zo’n feestje kost wat voorbereiding, maar uw moeite wordt door het plezier van de kinderen ruimschoots beloond! L. Kuipers—Sannes.