Boze geesten

Wanneer in een oud bijbelverhaal gesproken wordt over het uits drijven van boze geesten, dan verplaatst ons dat midden in een ges dachtenwereld, die ons, moderne mens sen, wel heel vér ligt. Oudtijds dacht men zich de gehele wereld vol van duivelse machten, die van alle kanten op de mens loerden, om hem op de één of andere manier ten val te brengen. Steeds moesten de mensen op hun hoede zijn voor deze onzichtbare onheilbrengers.

In de Middeleeuwen maakten ronds reizende monniken er hun beroep van, zulke boze geesten op de vlucht te drijven onder het aanroepen van de naam van Christus. En op tal van gebouwen bracht men kruisen en andere tekenen aan, om ze zo tegen kwade ins vloeden te beveiligen.

Wij doen zoiets niet meer. Wij lachen om bange naturen, die ’s avonds laat niet langs een kerkhof durven gaan, oms dat het daar dan niet pluis is. Immers, onze tijd gelooft niet meer aan spoken, die ge ’s avonds op een eenzame plaats of op een donkere zolder kunt ontmocs ten, en die ge kunt verdrijven door een of andere spreuk of door een wonders teken.

Wanneer er onheil tot ons komt, dan trachten wij langs verstandelijke weg de oorzaak van dat onheil op te sporen, om dan opnieuw langs verstandelijke weg dat onheil te kunnen bestrijden. Wans

neer iemand door gas is bedwelmd, dan denken wij niet meer aan geheimzinnige aardgeesten, die men met bezweringss formules zoekt te verdrijven, maar dan wapenen wij ons desnoods met een gass masker.

Maar al zijn wij voor dit oude hijs geloof te verstandig geworden, toch weten ook wij nog van blinde, onheils brengende machten, die het mensens leven beheersen, die ook nu nog angst en schrik aanjagen. Ook wij kennen nog „boze geesten” in allerlei vormen, al noemen wij hen misschien anders. Wij spreken van een ~bezeten wereld”, wans neer wij willen aanduiden, dat de volken zichzelf niet meer meester zijn, maar dat zij zijn overgeleverd aan hartstochten, die eenmaal gewekt, niet meer bes dwongen kunnen worden.

Daar zijn de boze geesten van wans trouwen, wraakzucht en zelfzucht, die elke ophouw en verzoening in de weg staan, en waarvan wij nochtans niet meer los kunnen komen. Zolang deze boze geesten macht over de wereld hebben, is deze wereld ten verderve gewijd.

Hoe zal echter de wereld worden vers lost van de duistere machten, die in deze wereld heerschappij voeren en die deze wereld teisteren?

Tegen deze machten helpt kruis noch zonnerad. Maar evenmin onze redelijks heid, ons gezond verstand.

Wij mogen al wat verstandiger zijn geworden, heel wat verstandiger zelfs, zodat wij niet bang meer zijn voor heksen en spoken, toch zijn daar nog

steeds allerlei boze machten, waarvan wij niet loskomen. Wij zijn knapper geworden, maar met des te meer succes maken wij elkaar het leven onmogelijk, des te duivelser vormen heeft de mos derne oorlog aangenomen, en des te wreder is de gewetensdwang, waarmee mensen worden verlaagd tot willoze stropoppen, die „ja” mogen knikken en toejuiehen op commando, maar die de last van een eigen geweten niet meer mogen hebben.

Ongetwijfeld, wetenschap en verstand kunnen een zegen zijn, maar zij zijn niet in staat, de mensheid te verlossen van de boze geesten, die het leven van zijn glans beroven en die de wereld van een paradijs tot een hel hebben gemaakt.

De geesten van de afgrond zijn machtig. Maar er is één geest, die mach* tiger is dan alle demonen: de geest van dienende liefde. Wanneer wij ons hart wijd openzetten voor deze geest van liefde, die alleen maar geeft, dan wijken de machten, die nu vaak alles omtrekken met een troosteloos waas.

De boze geesten hebben ons vaak geweldig te pakken. Wij maken ons dan die zure levenswijsheid eigen van ’t „zie je wel, dat alles zwendel is, dat bet hele leven ten slotte door en door gemeen is, met alleen een vrome, stichtelijke kant”. Maar dit egoïsme, deze bittere wijsheid, betekent geen verlossing.

Een nieuwe kans ontvangt deze wereld alleen in het offer. Alleen in de dienst der liefde zijn wij vrij.

J. A. VAN DER MEIDEN.

[)c wereld Tan nu

Bijdrage tot de diagnose van Duitsland

Hermann Ranschning, eertijds een vooraanstaand nationaal-socialist, heeft zich op een gegeven ogenblik met walg van het systeem, dat hij door en door kende, afgewend, en een veel geprezen boek geschreven over, wat hij noemde, de revolutie van het nihilisme. Hij schrijft in het vooraanstaand emigrantentijdschrift „Mass und Wert” over de huidige toestand in Duitsland. Wij resumeren:

Er is geen sprake van, dat het land, door de vlam van een ideaal beheerst, een geestelijke eenheid vormt, het is slechts de feilloze organisatie van een geweldsysteem, waardoor het onmogelijk is aan den eenling om eigen zin te doen en uit de sfeer te ontsnappen van algehele onderworpenheid. Hoe langer hoe meer wordt het eens zo aangeprezen middel der propaganda prijsgegeven en het volk wordt voortgedreven niet door gemeenschappelijke geestdrift maar door dwang- en geweldmiddelen. Het nieuwe der situatie bestaat juist hierin, dat op dit ogenblik het N.S. zijn doel moet nastreven tegen de stemming der massa in, terwijl vroeger de massapsychologie bij de propaganda bedoelde de vrijwillige medewerking der natie. De algemene apathie ja weerbarstigheid en gisting der gemoederen betekent daarom nog niet het einde van het régime. Er zijn nog veel mogelijkheden, b.v. een tweede phase der revolutie: uitbuiting van de idee van het socialisme en overigens: al is met een massale apathie geen grootse actie mogelijk, daarmee is niet gezegd, dat ze voor de dictatuur gevaarlijk is; integendeel! De onlustgevoelens zijn daarenboven bij de verschillende klassen verschillend van intensiteit, het scherpst worden ze gevoeld door de arbeidersklasse, het meest bewust bij de eertijds leidende kringen, het

meest onbestemd bij de kleine middenstand. Maar door heel Duitsland kan men het waarnemen: de arbeidsprestaties tonen een dalende lijn, overal doen zich mislukkingen voor, die de onkostenfactor opvoeren. Wat ingewikkeld georganiseerd werd, loopt in de war en in allerlei bedrijven klopt het niet meer: het lijkt een fout in de calculatie, het is gevolg van een onbeschrijfbaar fluïdum, dat ontspringt aan een taaie, half bewuste, half onbewuste weerzin. Het vierjarenplan is volledig mislukt; de hervormingen van allerlei grote industrieën lopen in de war, kosten en tijdsduur der oprichting blijken regelmatig onderschat; het spoorwegwezen functionneert niet meer; er wordt veel erbarmelijk-slecht materiaal geproduceerd, de autostrada’s stellen teleur; er raakt geweldig veel materiaal zoek; kortom er is bezig een toestand te ontstaan, waar niemand meer wijs uit kan worden en men kan dit niet alleen toeschrijven aan overspanning; er is hier een ongeleide weerstand; nog maar enkele procenten behoeft de arbeidsproductiviteit te dalen en dan stort heel ’t massale gebouw van de „totale mobilisering” van het Duitse volk ineen. De kolenproductie, trots verhoging van arbeidsduur, liep al met 4% terug.

Nu moet men zich eens indenken wat dit alles betekent voor de ziel van dit arme, zwaar belaste, overspannen, opgejaagde en af gejakkerde volk met zijn vele uit hun evenwicht geslagen mannen en vrouwen. Men gaat dit onwillekeurig vergelijken met de rust en het evenwicht waarmee de „gedegenereerde democratieën” aan het werk zijn. Men kan deze toestand voor-revolutionnair noemen: ze is nog geen acuut gevaar voor het régime, maar de afgrond tussen massa en leiders kan nog dieper worden; nu is ze al zo groot, dat geen buitenlands poUtiek succes meer tegen de verbittering op kan wegen, die de binnenlandse politiek van het régime veroorzaakt heeft.

De Siegfriedlinie

Het Franse „Excelsior” garandeert de volgende feiten aangaande de overstromingen in het Duitse vestingengebied:

„Toen bij Lauterburg het waterpeil 7.35 M. bereikte, stonden aUe Duitse kasematten onder water. In Bernhelm werden de door de Arbeidsdienst gebouwde houten bruggen door de plotselinge vloed weggespoeld. Meerdere bruggen bleven in de bomen hangen. Tegenover Fort-Louis, de destijds door Vauban gebouwde vesting, werd de grote brug van de vestingwerken der Siegfried-lmie door het hoge water weggespoeld. De Franse soldaten sloegen alarm om ernstige ongelukken bij de scheepvaart te voorkomen. Kort daarop kon de scheepvaart weer doorgaan. De Duitse brug sloeg tepletter tegen de peilers van het viaduct Roppenheim-Wintersdorf. Tegenover hetzelfde Fort-Louis verdwenen de Duitse vestingwerken onder water en vormden nog slechts kleine eilanden in de stromende schuimende vloed. Ook hier moesten de mannen van de Arbeidsdienst en de stormtroepen zich terugtrekken naar de in het achterland gelegen stellingen.” Hetzelfde blad maakt op een andere plaats nog melding van het feit, dat ongeveer dertig vestingwerken van de Siegf ried-linie opgeblazen zijn, om naderhand weer opnieuw opgebouwd te worden. Men had namelijk ernstige daden van sabotage geconstateerd.

Bewapening en werkloosheidsbestrijding

Een hoofdartikel in „The Economist” van 3 Juni 1939 onder de titel „A dlstorted boom” (een scheefgewrongen opleving) behandelt de huidige conjunctuuropleving in Engeland. Wij nemen de slotpassage van dit artikel hier over;

„De gevolgen van de hoogconjunctuur in de bewapenlngslndustrie beperkt zich niet uitsluitend tot de wapenindustrie zelve. De invloed ervan verspreidt zich ook over andere industrieën. Zij is echter niet even groot voor elke industrie en een van de meest in