•, Jlllllriniif.llTriiiiiiiiriiiiiiMiiii:i I 11 111 CT I 1

Een stelling

Om de doctorstitel te verkrijgen, moet men een wetenschappelijke studie schrijven, waarbij steeds een aantal stellingen behoren ter verdediging in een plechtige samenkomst van hoogieraren, familie en vrienden. Die stellingen hebben voor een deel betrekking op het proefschrift; maar er zijn ook vrije stelilngen bij, waarin de jonge doctor een of andere overtuiging bestrijdt of aanbeveelt.

Een onzer geestverwanten heet voortaan dr. D. J. Wansink. Hij heeft de doctorstitel verworven door een proefschrift over het ontstaan der S.D.A.P. Er zulien nog wel hoogleraren zijn, die het socialisme te onwetenschappelijk achten voor een wetenschappelijke behandeling; de beweging en partij, wier leden on wezenlijke idealen nastreven en de arbeiders daarbij onbruikbaar maken en onder het volk onrust en ontevredenheid stoken, verdienen die eer niet. Zo denken gelukkig lang niet alie hooggeleerden meer. En al moge een proefschrift over een onderwerp als de geboorte der S.D.A.P. nog wel ongewoon zijn, onmogelijk is het niet meer. Ook de inhoud der steilingen is anders geworden. Ze bewegen zich niet alleen meer op zuiver theoretisch terrein, maar houden zich ook met practische, actuele vraagstukken bezig.

Daarvan getuigt de laatste stelling van dr. Wansink, die als leraar de jeugd kent en haar leidsman is. Deze luidt:

„Op bijeenkomsten, georganiseerd door of voor leerlingen van middelbare scholen, behoren, mede uit paedagogische overwegingen, geen alcoholhoudende dranken te worden geschonken”.

Onze geestverwant is, menen wij, ook onthouder en zal dus alle bijeenkomsten alcoholvrij wiiien houden. Maar hij meent op paedagogische gronden, dat dit in het bijzonder het geval moet zijn met bijeenkomsten van scholieren. Wij zijn het geheel met hem eens. Een convocatiebUjet en een bewijs van lidmaatschap met regiement zijn voor de jeugd belangrijke documenten en een vergadering met een bestuur en een agenda een gewichtige gebeurtenis. Dat geeft zo het gevoel, dat men man is geworden. Een mannelijke man rookt en drinkt en als op de bijeenkomsten der jeugd ook alcohol gebruikt wordt, dan voelt zij zich volwaardig. Kinderen drinken limonade en chocola, maar mannen bier of wijn en kerels een borrel. Zo krijgt de alcohol de eigenschap, de flinkheid en manlijkheid te verhogen en gewichtigheid, in eigen ogen althans, te vermeerderen. Dit is een der goede eigenschappen, die de alcohol niet bezit en toch aan hem wordt toegeschreven. Een Oillette-mesje over een gezicht, glad als van een zuigeling, is een onschuldige liefhebberij, om jezelf te bedriegen, dat je volwassen bent; maar de alcohol is daartoe een gevaarlijk middel.

De jeugd moet leren, dat het veel kraniger is, om tegen de gewoonte in geen alcohol te gebruiken, dan bier of borrel te drinken, om aan de mannen gelijk te worden of te schijnen.

De coalitie in scherven

De coalitie is als een vaas op dit kabinet ermee gevallen en in' scherven gebroken. Het was nog wel een echte christelijke coalitie, niet vaag en algemeen, maar zeer positief christelijk, gezuiverd van bijmengselen als de vrijmetselarij van Oud. Maar ze is onder de

regering-Colijn niets dan een ornament geweest. Er is door deze regering geen enkel wetsontwerp ingediend, dat een bijzonder christelijk karakter had. Eisen, die specifiek christelijk zijn of juister heten te zijn als handhaving der oude Zondagswet, wederoprichting der galgen, verbod van alle loterijen enz. zijn niet aan de orde gekomen. Minister Colijn heeft zelf verklaard, dat de samenwerking op algemeen christelijke grondslag niet meer moeilijkheden en bezwaren gaf dan die op positief christelijke. Zo zai hij thans niet meer spreken; integendeel, hij zal verklaren, eens met de verre famUie veel beter te hebben kunnen opschieten dan m de laatste tijd met de naaste.

De coalitie heeft haar onvruchtbaarheid allang en nu in de laatste tijd ook haar onbruikbaarheid bewezen. Daarmee Is de weg geopend, om tot zuiverder politieke verhoudingen en krachtiger politieke arbeid te komen. De scheur in de regering-Colijn, die tot een breuk Is geworden, had met coalitiebeginselen niets te maken. Zij was van financiële aard en gold ook de bestrijding der werkloosheid, die daarmee samenhangt.

Colijn is heengegaan en zal als minister wel niet terugkeren. Aan respect voor hem ontbreekt het ook zijn feiste tegenstanders niet; maar respect kan met groot verschii samengaan. Hij was te nuchter, te veel zakenman, te ruim en breed ook van opvatting, om een coalitievuurwerk te ontsteken als dr. Kuyper eens deed. Bijna nooit deed hij een beroep op christelijke beginselen en menige redevoering van hem had ook door een conservatief liberaal uitgesproken kunnen worden. Het Christendom was hem voor het politieke en sociale leven ook een conserveermiddel.

Het Christendom van Colijn (we bedoelen niet zijn persoonlijk geloof) is meer door de politiek beheerst, dan zijn politiek door het Christendom.

Het Christendom en zijn stichter

Er is in „De Avondpost” een merkwaardige polemiek gevoerd over de verschilpunten tussen twee groepen in het vrijz. Christendom. Er is een linkergroep en een rechtergroep. Een van de voornaamste verschilpunten betreft de zekerheid of onzekerheid over Jezus, zijn prediking en zijn levensgebeurtenissen. Het N.T. is allerminst een wetenschappelijk historisch werk. Het is de schrijvers er niet in de eerste plaats om te doen geweest, weer te geven, wat er gebeurd was, dan wel te getuigen van hun geloof. Vele bijzonderheden in de Evangeliën zijn zeker niet historisch. Wellicht, zo menen sommigen der linkergroep, is heel het Evangelie symbool en beeldspraak, tot Christus en zijn kruisiging toe.

De medewerker van ~De Avondpost” is van mening, dat men zo het recht op de christennaam verliest en niet de kansels moet beklimmen van kerken, die uitgaan van geloof in den historischen Christus. Hij vindt het geen onredelijke eis, dat deze ultra-radikale richting een geheel eigen groep vormt, los van de anderen.

Dat veel over Jezus historisch niet vaststaat, moet ieder erkennen, die de resultaten der nieuwere bijbelwetenschap aanvaardt. De vraag, of er ooit een Jezus geleefd heeft, is ook geen geloofsvraag maar van wetenschappelijke aard. Men heeft daarbij te raadplegen christelijke en niet-christelijke geschriften der oudheid en moet ook bedenken, of een wereld-

beweging als het Christendom, er ooit gekomen zou zijn zonder een buitengewone persoonlijkheid, in wien het zijn oorsprong vond en van wien het zijn kracht ontving. Er zijn niet velen, die het historisch bestaan van Jezus ontkennen, maar wel erkennen velen, dat de verhalen over Jezus in het N.T. voor een groot deel geen betrouwbare geschiedschrijving geven.

De juistheid van historische berichten is een kwestie van wetenschap, niet van geloof als innerlijke beleving. Maar als nu Jezus eens niet bestaan had, zou dan niet het christelijk geloof vallen? Moeten zij, die het historisch bestaan van Jezus ontkennen, nog tot de christenen gerekend worden en in de kerk als christelijke gemeenschap worden geduld? Die vraag kan door een tegenvraag beantwoord worden. Zou het Christendom iets van zijn waarde en waarheid verliezen, indien eens bleek, dat Jezus er niet de stichter van was geweest, dat het misschien in het geheel geen stichter heeft gehad, maar een samenvloeiing is van verschillende geestelijke stromingen in het begin onzer jaartelling?

Een Italiaan Stradivari heeft de meest kostbare violen gemaakt. Hij heeft dit instrument een nieuwe vorm gegeven, hü heeft ze met een vernis van onbekende samenstelling een schone kleur gegeven, hij heeft het instrument zo gebouwd, dat de muziek, door een kunstenaar gespeeld, er heerlijk schoon door klinkt. Er is veel duister in het leven van Stradivari; in een levensbeschrijving staan meerdere bijzonderheden, die niet vast staan. Maar zelfs al zou er nooit een Stradivari geweest zijn, de violen van die naam blijven toch even kostbare instrumenten. Als ze maar goed bespeeld worden! Ditzelfde geldt ook van het Christendom. Zelfs al zou het verhaal van Christus’ dood het werk zijn van vrome, dichtende verbeelding. blijft het toch ontroerend door het offer van liefde en gehoorzaamheid en vertrouwen in God. Als dit instrument maar beter bespeeld werd! Dat is de grote kwestie.

Oofc al weten wij niet veel met zekerheid van Jezus, zeker zijn we, dat in het Christendom grote zegenrijke krachten voor mens en mensheid worden aangebonden. Als zij maar aanvaard en goed gebruikt worden!

Oost en West

OOP het Christelijke Nationale Zendingsfeest heeft minister Colijn gesproken over de afkeer der Indische volken van het Westen. Verzoening moet hier mogelijk zijn en wij hebben een goddelijke roeping te vervullen. Het Christendom moet richtsnoer zijn voor de zedelijke vorming van een door het Westen aangetast Oosten. De botsing tussen ras en ras zal niet geheel opgeheven kimnen worden, maar een vruchtbare samenwerking wordt er toch door bevorderd. Colijn eindigde met de getuigenis, dat het menselijk geslacht een eenheid vormt, wijl uit één bloede geschapen. In de verscheidenheid van ras en cultuur doet het Christendom ons de rijkdom van Gods gedachten met de wereld aanschouwen.

Wij zijn het hiermee eens. De Westerse beschaving en het Westerse kapitaal en de Westerse heerszucht hebben het Oosten afkeer bezorgd van het Westen. Het Christendom is ook tot hen uit het Westen gekomen, aanvankelijk innig verbonden met de boze machten, die uit het Westen over hen kwamen. Zonder zich om recht of onrecht te bekommeren hebben de Westerlingen de Oosterlingen aan zich onderworpen; en geen geschiedenis meldt zulke gruwelen als die der koloniale politiek. Dit heeft een diepe kloof tussen Oost en West gemaakt, waardoor de tegenstelling der rassen ook veel scherper geworden is, dan wel nodig was.

Het Christendom leert inderdaad eenheid bij rassenonderscheid; de Schepper houdt van verscheidenheid bij Zijn werk. Maar de christenen hebben in de koloniën niet naar eenheid maar naar onderwerping gestreefd en inlanders oordelen ook naar daden en niet naar woorden. Daarom zijn Oost en West aan elkaar vijandig.

Nergens ziet men de tegenstelling tussen kapitalisme en Christendom sterker dan in de verhouding tussen Oost en West.

J. A. BRUINS