kan dienen tot dekking van de bankbiljetten in omloop. Voor Duitsers zal het dividend niet meer dan 5 pet. bedragen, de eventueel hogere winst komt na afschrijvingen aan het Rijk ten goede. Buitenlandse houders zullen hun Rijksbankaandeel moeten teruggeven. In de plaats daarvan krijgen zij per aandeel terug twee preferente aandelen van de „Deutsche Golddiskontbank”, die een door de Duitse Rijksbank gegarandeerd dividend van 4 pet. geven.

Deze dividenden, dus ten bedrage van 8 pet. in totaal, zullen evenals het vroegere Rijksbankdividend van 8 pet., in hun geheel getransfereerd worden. Bovendien zal bij de inwisseling op de preferente aandelen van de „Deutsche Golddiskontbank” één keer een vergoeding van li pet. worden gegeven, die eveneens naar het buitenland wordt getransfereerd. Van het in de ~Anleihe Stock” gedeponeerde dividendbedrag krijgen de buitenlandse aandeelhouders ook een deel uitbetaald en wel ongeveer M. 3,87 per M. 100, hetwelk niet kan worden getransfereerd, maar bijv. worden belegd in belastingbons, tenzij men er de voorkeur aan geeft, te storten op het ~Sperrkonto”. Het kapitaal van de Rijksbank bedraagt 150 mülioen R.M.

Spreuken der wereldgeschiedenis Adolf Hitler bezocht eens, zonder voorafgaand bericht, een dorpsschool. Aan het einde van de les nodigt hij de kinderen uit, spreuken op te zeggen, en belooft voor de beste spreuk een mark. Een edele wedstrijd begint; „Eén volk, één rijk, één Führer”, ~Algemeen belang gaat voor eigen belang”, enz. Slechts één jongen, die achteraan zit, doet niet mee. Hitler wil hem aanmoedigen en vraagt, of hij óók een spreuk kent. Dan staat de jongen op en zegt; „Ons volk zal nimmer ondergaan”. „Heel goed” zegt Hitler, „jij krijgt de prijs.” Hij geeft den jongen de beloofde mark en vraagt nog naar zijn naam. Moritz Levy is het antwoord.

De Spanjaard moet in peseta's beleggen

De Spaanse minister van Financiën heeft een maatregel getroffen, waarbij de Spanjaarden worden gedwongen, hun geld uitsluitend in peseta’s te beleggen. Alle personen van Spaanse nationaliteit moeten n.l. bij de regering hun bezit, hetzij in Spanje of in het buitenland, aan buitenlandse fondsen, banktegoed, gemunt en ongemunt goud, aangeven. Deposito’s, geopend bij banken in een stad, nadat de nationalisten die hadden ingenomen, moeten aan de staat worden afgestaan en worden gebruikt voor het herstel van Spanje.

Godsdienstige onwetendheid in Amerika

Op een Methodistencongres in Antlantic City vertelde een paedagoog het volgende; „Ruim 25 pet. van de 49.000.000 jonge mensen in Amerika zijn nog nooit in een kerk geweest. Uit een rondvraag, die onlangs gehouden werd, bleek, dat van 55.000 afgestudeerde schoolkinderen 16.000 nooit iets van de 10 geboden gehoord hadden; van 18.000 hogeschool-studenten kenden slechts 2000 de Profeten van het Oud Verbond, slechts 6000 de Evangelisten en 8000 konden drie leerlingen van Christus noemen. Als later deze jonge mensen op religieuze vragen stoten, zullen ze volkomen onwetend zijn en waarschijnlijk zullen ze bij rechtsvragen, welker oplossing op de christelijke moraal steunt, ook falen. (Schonere Zukunft, Mei ’3B)

Roomse feiten ■Volgens de laatste tellingen bestaan er in Nederland 37 R.K. kranten, 56 tweemaal in de week verschijnende kranten en 300 overige periodieke drukwerken.

Uit het Derde Rijk De Staatssecretaris Dr. Syrup heeft te Maagdenburg in een rede aangekondigd, dat waarschijnlijk nog dit jaar een wet uitgevaardigd zal worden, krachtens welke ieder meisje onder de 25 jaar een „dienstjaar” moet doormaken.

Tot nu toe gold deze verplichting slechts voor die meisjes, die in een loon- of ambtenarenverhouding wensten te treden. Naast sociale beweeggronden zou deze wet tot veralgemening van het vrouwelijk dienstjaar vooral afgekondigd worden om in nog sterkere mate dan thans reeds geschiedt, de beschikking te hebben over de arbeidsreserve der vrouwelijke jeugd.

Een Weense hakker werd tot drie jaar zware gevangenis en tien jaar eerverlies veroordeeld, omdat hij gezegd had, dat Hitler ook niet onfeilbaar was. Zoals bekend, heeft onlangs ook Göring de onfeilbaarheid van den Eüihrer beleden.

Radio-recht. Het verspreiden van buitenlandse radioberichten, die het aanzien van Staat of Partij benadelen, wordt bestraft met 2 jaar en, indien openbaar, met ten hoogste 5 jaar.

Strafbaar is ook het schimpen op de Duitse radio als onbetrouwbaar, immers de Duitse radio is een staatsinstelling; propagandamiddel van het staatsbestuur. Het gemeenschappelijk luisteren naar de Moscou-zender is hoogverraad; evenzo het verspreiden van deze berichten of zelfs maar het individueel luisteren om daarmee eigen communistische gezindheid te bevestigen en zodoende de revolutiormalre stootkracht te verhogen.

„Leeft Schussnigg nog?” We weten het niet. Onlangs ging door de pers het bericht, dat Dr. F. Funder in Dachau gestorven was; later werd het tegengesproken door radio-Luxemburg. Welk een gruwzaam land, waarvan men niet weet, of iemand nog leeft, of dat hij reeds in het graf ligt. Is het voortaan zo ver met de achting voor den mens gekomen, dat het volkomen onverschillig is, of iemand nog leeft of niet? Zijn het dan allen lijken, de levenden en de doden? Is dit dan een reusachtig kerkhof, temidden van daverend lawaai? Men krijgt soms de indruk, dat hier een draaimolen draait, steeds waanzinniger draait, zodat de schommels woest op en neer gaan, de paarden steigeren, maar wat op de schommels zit, en wat op de rug der mechanische dieren zetelt, zijn lijken.

Tenslotte iets grappigs: „De Angriff” maakt zich boos over het „bedrijfsparticularisme” en citeert uit fabriekskrantjes en redevoeringen op werkpaatsen het volgende fraais; „Wij van Müller, weten, waarom het gaat! Als echter Müllerianen is ons weg onveranderlijk voorgeschreven ” „De traditie van ons werk geeft ons de heilige plicht om met alle macht daarvoor op te komen, dat de zegenvaan van Müller hoog boven deze werkplaats mag uitwaaien ” Er is ook een bedrijfslied, te zingen op de melodie „Durch Gross-Berlin ”

„Voor Friedrich’ Schmidt ja, strijden wij.” „Door Knattersdorf marcheren wij.” „De Angriff” schrijft over de splijtzwam van het bedrijfsparticularisme; wij stellen voor te .spreken over de baccil der persoonsverheerlijking. Waarom is het bespottelijk voor Frederik Schmidt te strijden en niet voor een anderen „onbekende”?

De Duitse jeugd opgeroepen

Het bericht, dat de Duitse jeugd deze zomer Is gerequireerd om dienst te doen op het land, heeft al heel wat pennen in beweging gebracht. In woord en tekening is haar positie vereeuwigd. Behalve de jeugd, is echter ook het leger opgeroepen om vooral in de maanden Juni en Juli op het land arbeid te verrichten. Buiten him diensttijd worden de soldaten in afdelingen naar de landerijen in de buurt van hun garnizoen gebracht om de boeren op het land te helpen.

Onze jongste doctor

Vrijdag 7 Juli j.l. promoveerde te Utrecht tot doctor in de letteren en wijsbegeerte onze vriend Derk Johan Wansink, aan verscheidene onzer cursusbezoekers te Bentveld en Barchem wèl bekend als cursusleider of spreker, als goed kameraad en mens. Tot nog toe trad hij niet zo sterk op de voor grond als anderen: deze studie vroeg tijd en geduld; en toch geeft Wansink als bestuurslid der A.G. al sinds enige jaren mede aan het religieus-socialisme leiding. Vandaar, dat wij hem vandaag even in de openbare aandacht zetten.

Zijn proefschrift handelt over de stichting der S.D.A.P. in 1894 („Het Socialisme op de tweesprong") en geeft een boeiend verhaal over de eerste periode van de Nederlandse arbeidersbeweging een verhaal, dat tot heel wat gedachten en peinzerijen aanleiding geeft. Wat een troebelheid toen!, wat een gemis aan breed en diep inzicht, wat een zoeken en tasten, ook: wat een persoonlijk geharrewar. De promotor, prof. Geyl maakte tot afsluiting der discussie met den promovendus een belangrijke opmerking, die ons goed deed. Wansink had zijn bewondering uitgesproken voor de Gedenkschriften van Troelstra, een bewondering die de promotor geheel bleek te delen: deze vier delen zijn een monument. Dan zou men, aldus ongeveer prof. Geyl, moeten concluderen dat de arbeidersbeweging in en door de S.D.A.P. zich een stuk kuituur heeft veroverd: het begon immers zo armelijk, en Troelstra’s Geschriften bewijzen dat er kultuurbezit is. De promovendus knikte instemmend. Er golfde toen een grote dankbaarheid door mij heen: ja waarlijk, de strijd van veertig jaren dezer socialistische volksbeweging is niet voor niets geweest, zij is een daad van nationale verheffing geweest.

Dat Wansink ons dit nog eens deed beseffen, is ook een kant van zijn proefschrift. Het moge in, maar ook buiten de partij de waardering vinden die het verdient. Den jongen doctor onze gelukwensen!

VCRCNICINCSLEVCN

Cursus Eeuv/igheidsbesef – Bentveld 1-2 Juli 1939

Zaterdag 1 Juli kwamen pl.m. 35 Bentveldvrlenden bijeen om een weekend te gaan beleven, dat, nu wij erop terugzien in alle opzichten geslaagd mag heten. Dr. Banning opende met een hartelijk woord aan de nieuwelingen, die Bentveld nog niet kenden en sprak de hoop uit, dat ieder (hoewel geen afdoende oplossing voor de te bespreken problemen verwacht kon worden) toch weer met nieuwe en verruimde inzichten naar huis zou gaan.

Na de broodmaaltijd gingen wij naar het lezingzaaltje, waar mevr. Kuipers—Sannes sprak over „De Strijd om Trouw”. Helder en rustig bracht zij naar voren, hoe, was de mens in alles waarachtig trouw, vèèl in het leven beter en sterker zou zijn. De internationale problemen, die door gemis aan trouw samenwerking bijna uitsluiten; de huwelijkstrouw, met haar aandacht voor de steeds groeiende persoonlijkheid en eerbied voor een onbekend verleden van den ander. Ten slotte gaf zij de drie gebieden aan, waar we in zwakke m-omenten opnieuw onze trouw kunnen putten, nl. de natuur, met haar schoonheid en stilte; de kunst en het rijk van den geest, om te eindigen met het prachtige vers van Henr. Rol. Holst ''waarmede zij tegelijkertijd de Zondagmorgenlezing voorbereidde) ;

Ik dank u voor de schoonheid, Ge zondt haar, opdat door de zinnen worde openbaar hoe in het wonder van vorm en kleur, van maat

en klank, zich een heilig geheim verraadt en teruggaande naar het huis, naar de thee, klonken nog haar laatste woorden in ons door, dat, wie in het minste probeert getrouw te zijn, dat ook in het grootste zou kunnen wezen.

We praatten nog lang na, kwamen terecht bij de figuur van Christus en ten slotte werd het meer „getuigen” dan debatteren, maar we kwamen elkaar toch weer nader en tevreden gingen we na een korte wandeling naar bed.

De Zondagmorgen met zon en wind bracht ons langs het dulnpaadje, waar de muurpeper en jasmijn overvloedig bloeiden, naar de morgenwijding van dr. Barming, die ons een preek voorlas van een ongenoemden Duitsen predikant, die diepe indruk maakte. Daarna gingen we luisteren naar mej. dr. van der Zeyde, die sprak over „De Zin der Schoonheid”.

Het leek haar vreemd schoonheid te moeten verdedigen, terwijl toch ieder zich altijd weer