De wereldconferentie der christelijke jeugd

Woensdag 2 Augustus hebben de Amsterdamse tramconducteurs voor het laatst hun internationale vracht voor het Concertgebouw af gezet. Gedurende tien dagen van 24 Juli tot 2 Augustus waren toen ongeveer 1400, voor het merendeel jonge Christenen van alle delen der aarde, bijeengeweest. 220 verschillende godsdienstige groepen en landskerken, welker gedelegeerden voor een groot deel een leidende functie bekleden, waren hier vertegenwoordigd. Daarmee is het belang van deze conferentie voldoende getekend.

Uit de dagbladen een pluim voor „Het Volk” dat het congres op de voet heeft gevolgd, daarmee blijkgevende dat zij het belang van deze conferentie beter begreep dan enkele andere grote bladen hebt a een indruk kunnen krijgen van wat er zich binnen de muren van het Concertgebouw afspeelde. Deze indruk was geheel ontleend aan de z.g. plenaire zittingen, die ’s morgens en ’s avonds plaats vonden en waarbij alle deelnemers tegenwoordig waren. Wilde men echter een indruk krijgen van de gedachtenwereld van de conferentie zelf, dan zou men het oor te luisteren hebben moeten leggen in de discussiegroepen, die echter voor de pers niet toegankelijk waren. Men zou dan hebben kunnen opmerken hoe achter de theologische eenheid, die haar uitdrukking vond in de referaten en wijdingsdiensten in de plenaire zittingen, een veelheid van opvattingen schuil ging, die niet altijd gedekt werd door de „theologie van het podium”. Hoe meer ik over de conferentie nadenk, hoe duidelijker het mij wordt, dat de leiding haar heeft willen zien als een noodzakelijk sluitstuk aan de gebeurtenissen van Oxford en Edinburg 1938. Hier werd immers de formule: Jezus is God, opgesteld en ik kan de gedachte niet van mij afzetten, dat deze formule thans in de Jeugd geplant moet worden. Zo is het ook te

begrijpen, waarom men de leuze: Christus Victor boven deze conferentie heeft geschreven en waarom de discussies van de eerste dag over het thema: (Hij leerde) als iemand die volmacht had, besloten werden met het dogmatische referaat van den Archimandriet Cassian: Jezus is God. Het ging er dus eigenlijk om deze formulering vast te haken in de jongeren. En het moet gezegd worden, dat men alle kansen om deze bedoeling tot uitdrukking te brengen, heeft aangegrepen.

Men kan het de conferentie-leiding niet euvel duiden, dat zij een voor haar centrale geloofswaarheid op de voorgrond wil stellen tijdens zo belangrijke gebeurtenis als deze. Een andere vraag is het of het wel verstandig is om op dit ogenblik te trachten met een bepaalde dogmatische formule de jeugd te binden, wanneer men weet dat deze formule in de wereld der ouderen nog een strijdpunt is, afgezien nog van de vraag of het überhaupt verstandig is dogmatische formules als bindmiddel te gebruiken. Gelukkig heeft het congres ons ook in dit opzicht iets geleerd, waarover straks meer.

De hoofdlijnen van de conferentie

In het onderstaande is een korte inhoud gegeven van de referaten in de plenaire zittingen. Ik wil slechts trachten enkele hoofdlijnen aan te geven waarlangs de conferentie zich bewoog.

Zo begonnen wij dan Maandagavond met een Godsdienstoefening onder leiding van den aartsbisschop van York, dr. W. Temple. Zijn predikatie had kennelijk de bedoeling de weg vrij te maken voor de komende conferentiedagen door een bepaalde vorm van de Christelijke godsdienst (de oecumenisch geadopteerde?) te stellen tegenover andere vormen

(pantheïsme, filosofie e.a.) Het geheel maakte op mij de indruk van een richtsnoer te zijn voor de discussies, die zouden volgen, om n.l. af te snijden waarover men geen discussie nodig of gewenst vond en tevens om daarna in de volgende avondzitting de oecumenische formule: Jezus is God aan de orde te kunnen stellen, nadat ’s morgens het thema: ~Onze verschillende achtergronden en onze gemeenschappelijke roeping” door een drietal sprekers was beUcht. In dit verband hoorden wij ook onzen landgenoot P. M. Kooyman en het moet mij van het hart, dat ik van hem toch wel iets anders had verwacht dan wat we te horen kregen. Het was een fors geluid, maar het blies hoog over mijn (en veler) hoofd heen.

Toen wij Dinsdagavond onze slaapplaatsen opzochten en als thema voor de volgende dag: De Christen in een wereld van conflicten vermeld zagen, was het duidelijk dat hiermede de dogmatische verantwoording van de formule Jezus is God een einde had genomen en dat wij Woensdag aan „de wereld” zouden beginnen. Het was daarom des te meer jammer dat professor R. Niehuhr uit Amerika, aan wien de behandeling van dit thema was toevertrouwd, een voor velen onverstaanbaar Amerikaans sprak, waardoor zeer veel van zijn referaat verloren ging. De strekking van zijn betoog kwam hierop neer dat de Christen weliswaar de hoogste vrede vindt in gemeenschap met God, maar dat dit hem geenszins mag afhouden van zijn plicht in deze wereld de hoogste waarden te verdedigen. Hij kan geen standpimt boven de partijen innemen ofschoon hij weet dat er zo’n standpunt is. Deze plaats komt echter aan God toe. De Christenmens heeft echter een keuze te doen naar zijn beste weten en het is hem niet geoorloofd langs de sociale en politieke problemen heen te wandelen alsof het hem niet aanging. Als de consequentie van deze deelname aan het politieke leven een oorlog zou zijn, dan mag de Christen bedenken, dat aan

Prins Bernhard spreekt de conferentie in het Concertgebouw toe