beide kanten van het front zondige mensen staan die nooit de gehele gerechtigheid voor zich mogen opeisen. In dat geval hebben de Christenen in alle deemoed het getuigenis van hen aan te horen, die van God’s wege geroepen zijn om een volstrekt pacifisme te prediken tegen een zonde die vermeden kan worden. Wanneer deze getuigen echter hun pacifisme als een alternatief tegenover de politieke noodwendigheden stellen, „dan moeten zij luisteren naar ons getuigenis. Want dan hebben zij blijkbaar niet het ware wezen van de wereld begrepen en niet ingezien, dat de verlossing in Christus niet de nabootsing der volmaaktheid van Christus betekent, maar de toe-eigening van de barmhartigheid van Christus in plaats van te steunen op onze volkomenheid.”

De eigenaardige positie van prof. Niebuhr komt hierin wel duidelijk naar voren. Men moge het al of niet met hem eens zijn, in het raam van de conferentie bracht hij ons midden in de werkelijkheid van deze tijd en daarvoor was ik hem zeer dankbaar, mede ook om de gloed waarmee hij zijn betoog uitsprak.

De bijbeldiscussiegroepen hadden die dag als onderwerp: Veracht en verworpen door de mensen n.l. Jezus. De avond was vrijgehouden voor een ontvangst in het Rijksmuseiun door den Minister van Onderwijs.

De Donderdag bracht ons weer iets verder van huis. Dr. George P. Macleod behandelde n.l. het thema; „Kunnen mensen broeders zijn”, van uit een zozeer dogmatisch gezichtspunt, dat de gloed der spontaneïteit, die juist bij dit onderwerp gewenst is, verstikt werd door een kunstmatig theologische constructie, waardoor het onderwerp zijn attractie verloor. Ook zonder in allerlei sentimentaliteiten te vervallen kan dit onderwerp heel goed geheel vrij behandeld worden zonder de antithesen: erfzonde-natuur lijke liefde en verlossing-Christelijke broederliefde. In de discussiegroepen kwam dit ook wel naar voren.

Het hoogtepunt van de conferentie

De Vrijdag vormde wel het hoogtepunt van de conferentie voorzover het de referaten in de plenaire zittingen betrof. Twee uitstekende lezingen, een van ds. E. Lauriol over: „Ons dagelijks brood” en van dr. T. Z. Koo over: ~De Christelijke gemeenschap en de volkerenwereld”.

Ik haal enkele zinnen aan uit het eerste referaat: „De mens die honger heeft is niet de mens die door zijn hemelsen Vader vergeten is; maar die door zijn eigen broeders is beroofd. De oorzaak van deze houding is het gebrek aan liefde tot God, gevolg van een gebrek aan geloof, dat de dag van morgen doet vrezen. Zo heeft de mens, ook de gelovige, uit gebrek aan geloof allereerst aan zich zelf gedacht, de eigen provisiekast eerst voorzien en liefst zo goed mogelijk, voor zolang mogelijke tijd. En door de bede uit het Onze Vader te vervangen door de wens het eigen leven volkomen veilig gesteld te zien, heeft de mens ook het deel van den broeder weggenomen en hem in de kou laten staan. Zo heeft de mens zijn eigen wijsheid in de plaats van God’s wijsheid gesteld, zijn eigen zelfzucht in de plaats van God’s wet. Van deze wijsheid heeft de mens zelfs een systeem gemaakt en hij ziet niet in welke gevolgen dit heeft voor lichaam en ziel. Hij heeft vergeten of weet niet meer dat, ook al bezit hij „al deze dingen” in overvloed, hij in werkelijkheid niets bezit wanneer hij niet eerst het Koninkrijk Gods gezocht heeft. Zien wij thans de mensheid niet hongeren doordat er teveel voedsel is? Deze demonische fantasie noemt men „overproductie”. Het is een toestand waarin armoede het gevolg is van rijkdom.

Op de vraag, wat de kerk hiertegen heeft te doen, antwoordt Lauriol: De kerk moet niets verdedigen, politieke noch sociale systemen, want Jezus stierf niet voor een of ander systeem van eigendom of staatsbestel. God wil geëerbiedigd worden in eiken mens en niets geeft den mens recht aan een ander mens zijn brood te ontnemen.

De verleiding is groot om nog meer gedachten uit het referaat aan te halen. Het zou te lang worden. Slechts de slotwoorden wil ik nog vermelden: Luistert slechts, gij jonge mensen van de gehele wereld, naar de

waarschuwende woorden van den profeet die ik reeds verscheidene malen heb aangehaald (Pr. Grary); Er is niets te beginnen met mensen, die het goud niet overwonnen hebben.

Referaat van Dr. T. Z. Koo

Vrijdagavond sprak de Chinees dr. T. Z.Koo, een kleine tengere figuur, maar vol van geestkracht. Zijn referaat was een warm pleidooi voor een internationale rechtsorde. Hij legde er echter de nadruk op dat een dergelijke orde haar uitdrukking moet vinden in een internationaal organisme. Men kan weliswaar veel praten over zulk een orde en dat is in het verleden ook telkens weer gebeurd, maar er moet hier een practisch stuk werk verricht worden. Te weinig hebben wij de zedeijke voorwaarden voor een dergelijk streven onder ogen gezien. Bij het instellen van de Volkenbond heeft men de fout begaan te menen, dat een dozijn eieren met schaal reeds een ommelet maakten. M.a.w. men moet ieder volk apart er toe opvoeden zich niet alleen verantwoordelijk te stellen voor zijn eigen belangen, maar het moet ook zijn internationale verplichtingen als nationale verantwoordelijkheid leren beseffen. Dit internationale organisme moet men bovendien uitrusten met middelen, die het haar mogelijk maken om in geval van conflicten beslissend in te grijpen. Daartoe stelt dr. Koo een internationaal politieleger voor, aangezien geen land ter wereld anders een dergelijk organisme ernstig zal nemen.

De Christenheid heeft in dit verband tot taak alle volkeren gemeenschappelijke begrippen omtrent recht en onrecht bij te brengen, om op deze wijze een geestelijke houding te scheppen, die voorwaarde is voor het kunnen bestaan van een internationaal rechtsapparaat.

Vier houdingen houdt hij ons dan voor die hij als onontbeerlijk ziet voor een gemeenschap die zich Christelijk noemt.

1. De kerk moet zeer beslist stelling nemen tegen de oorlog als middel om politieke geschillen te beslechten en weigeren zich als middel in staatshand te laten gebruiken. Als wij dan toch nog eens aan een oorlog moeten deelnemen, dan willen wij dat althans niet doen in naam van het Christelijk geloof. De kerk heeft te lang reeds op dit terrein compromissen gesloten.

2. De kerk belijdt de heerschappij Gods, maar erkent tevens de rechten van Staat en volk. Waar staat nu de Christen in geval van conflict? Er behoort veel moed toe om in deze tijd de aanspraak van God voorop te stellen. (Wie zou dat beter weten dan de Chinees Koo?).

3. Voorwaarde is tevens, dat de Christelijke Kerk de brug vindt die liefde en gerechtigheid verbindt. Het geldt hier tegen onrecht en ongerechtigheid te leren protesteren in naam der liefde en het is op dit gebied dat, naar dr. Koo’s mening de kerk een waardevolle bijdrage kan leveren. Van Christus kunnen wij leren de onverbiddelijke haat tegen alle zonde, zonder nochtans den zondaar te haten. Daarin zijn liefde en gerechtigheid aaneengekoppeld.

4. Wij moeten leren onderscheiden tussen een politieke en een Christelijke gemeenschap. De politicus gaat uit van de verscheidenheid, de tegenstellingen, Christus van de eenheid. Voor den politicus is gemeenschap een doel, voor den Christen een reeds voor handen zijnde werkelijkheid. Politiek gezien bestaat er voor ons geen verplichting tot gemeenschap en verantwoordelijkheid voor elkaar. Als Christenen weten wij dat slechts de wet van Christus vervuld wordt wanneer wij elkanders lasten dragen.

In deze zin heeft de wereldomspannende Christelijke gemeente een geweldig grote betekenis.

Een concreet betoog zonder phrases, gloedvol uitgesproken. Voorwaar met zulke mensen heeft de Oecumenische beweging een toe-, komst I

De Zaterdag was vrij gehouden voor verschillende excursies, waarna ’s middags een Jeugd-rally plaats vond in het Ajax stadion te Amsterdam. De kerkdienst van Zondag onder leiding van prof. dr. Kraemer zullen velen uwer door de radio gevolgd hebben, zodat ik daaraan hier voorbij ga.

J. GOORHUIS.

9,Ciulteimr^’^dociLame]iit

Op de ~Amerikaanse Worldfair” heeft alles wat door het menselijk vernuft is uitgedacht, in de wonderlijkste scheppingen vorm en gestalte gekregen.

Wel de meeste zijn er op ingericht het werk van mensenhanden tot een automatische handeling te beperken.

Vele uitvindingen worden er gedemonstreerd die het leven gemakkelijker en, in materialistische zin, rijker maken.

In zoverre: accoord. Het behoort tot de voortschrijdende beschaving. Wat intussen nog iets anders is dan cultuur, die met geest en ziel te maken heeft.

Het wordt wel haast een afgezaagde gemeenlplaats, te beweren, dat wij de onbeperkte rationalisatie der productenvoortbrenging en de uitschakeling van 'menselijke arbeidskracht niet meer baas kunnen. Dat wij er de blanke slaven van zijn.

Na tweeduizend jaar Christendom heeft de mensheid nog niet veel begrepen van Paulus’ woord, dat de mammon de wortel is van alle kwaad.

Buiten de Hollandse tulpen, waarover de Amerikanen zo verrukt zijn, heeft men aan de overkant natuurlijk ook gezorgd voor ~attracties”.

Tien zo goed als naakte vrouwen hebben zich geleend een „show” te geven van een soort balspel, naar ik meen.

Wat het in werkelijkheid is, komt er minder op aan. Want het publiek is het niet om het spel te doen.

Achter glazen ruiten kunt ge de bewegingen, ik zou haast zeggen de kronkelingen zien, die deze bespotting van Gods schepselen daar uitvoeren. Natuurlijk gaat het er niet om de gratie, de schone bouw van het vrouwelijk lichaam te demonstreren. De glazen ruiten vormen juist het afzichtelijke raffinement vap deze wanstaltige erotiek.

Van het opwindende naar het lugubere is ~only one step”.

In een der tentoonstellingshallen is, om het publiek aangenaam bezig te houden, een electrische stoel opgesteld. De dames willen dat „enge ding” ook wel eens zien, en de heren moeten nu eens precies weten hoe zo’n instrument in elkaar zit.

De exploitanten weten wat een mens toekomt. Ze zorgen voor een ~verrassing”. Een toneelspeler van naam acteert; ongeveer vijf en dertig maal draagt hij de rol van den terdoodveroordeelde voor.

Oh, how perfectly he did!

Twee gevangenbewaarders slepen den man naar de stoel, binden hem vast, de „beul” haalt de handle over. De ~misdadiger” krimpt ineen, hij verschrompelt als ’t ware, vertrekt het gezicht tot een starre doodsgrijns en toont daarmee het auditorium hoe zulk een mens sterft.

Ecce homo.

Vrouwen gillen en vallen flauw. Mannen worden doodsbleek en wankelen.

Maar het is een „good business”. Shut up! Maak plaats! Een nieuwe rij bezoekers staat zich te verdringen.

Ik zie wederom geen verschil tussen den| uitgever van een Amsterdams weekblad, dat er de foto’s van brengt en den exploitant van dit macabere schouwspel.

Zegt niet: d&t is Amerika. Denkt niet: wij zijn bétere mensen. Denk aan de openbare terechtstelling van Weidmann in Frankrijk.

In vulgaire zelfzucht, m de gier naar geld, in de bevrediging van duistere instincten is de massa zich overal gelijk. Al ligt er een afgrond van denken tussen u en haar, er is geen reden tot verachting. Want ook in de massa ligt de goddelijke vonk. Wij kunnen alleen ver\nild zijn van een heilige haat, die geboren is uit liefde tot de mensheid. Om haar op te heffen en te voeren naar de zuivere tempel van de geest, die niet met mensenhanden gebouwd wordt. Naar het Licht van de Rede, de eeuwige Logos, die God is.

Wij dienen het kruis van den Christus mee te dragen, omdat wij ons deel hebben aan de smartelijke schuld van de wereld. JAN HENDRIKS