De wereld van nu

Als de oorlog uitbreekt

zo mijmerde William Duns in het aristocratisch Engels tijdschrijft „The nineteenth Century”: dan vechten we niet voor het lot der kleine staten. Denk eens aan Tschecho-Slowakije, Abessynië, Albanië; dan vechten we ook niet voor de idee der democratie. We hebben aan Turkije en Roemenië garanties gegeven: het zijn geen democratieën. Rusland, waarvan we hoopten, dat het onze bondgenoot zou zijn, is geen democratie, daargelaten wat het dan wel is. Stellen we ons voor, dat het belang van de democratie verbonden is met onze overwinning, och: we zouden goed doen, ons te herinneren, dat de laatste oorlog aan de democratie nu bepaald geen goed heeft gedaan. En nu kunnen we wel denken, dat op de lange duur de democratie het zal winnen, oorlog of geen oorlog, overwinning of geen overwinning: daar vechten we niet voor; want op al deze punten zijn de meningen verdeeld. Als de oorlog uitbreekt, dan zullen we strijden, naar ik meen, met geen andere bedoeling, dan om het gevaar te weren; gevaar voor ons zelf, voor ons leven, onze veiligheid, ons bezit, ons nationaal bestaan, ons keizerrijk en, voor zover die er is, onze vrijheid. Dit smeedt ons tot een eenheid, als in 1914 niet aanwezig was; dit geeft ons niet die heldhaftige gezindheid van de oude tijd. De dictatuurlanden laten wel zien, hoe of het gaat met heldhaftig gebral. Neen: we zijn kalm besloten oog in oog staande met een gevaarlijken vijand. Besloten. Waartoe? Alleen maar besloten om het gevaar te keren. Wat er daarna gebeuren zal, is een tweede zorg. Nu is er maar één taak: Duitsland moet machteloos gemaakt worden om nog iemand kwaad te doen.

Dat is een ernstig vraagstuk. Tweemaal in een mensenleven is Duitsland nu al opgerukt ten aanval. Er moet naar middelen uitgezien worden, dat dit niet weer gebeurt. Een wijziging in Duitsland’s politiek systeem mocht wel eens blijken niet voldoende te zijn. Die fout hebben we eens gemaakt en ’t is nog te kort geleden om deze blunder te herhalen. Men hoeft geen extra straf toe te voegen aan de ellende, die onvermijdelijk met de nederlaag verbonden is, maar het getuigt toch ook niet van gezond verstand, om aan je verslagen vijand, die zaken cadeau te doen, waarom je pas gevochten hebt, met de bedoeling hem het gebruik ervan te verhinderen.

De drijvende mijn (Albert Hahn)

Vraag: is er een uitgangspunt, van waaruit Duitsland kan groeien in welvaart, zonder een gevaar te zijn voor de wereld? Dit is de kapitale vraag en daar is maar een antwoord op: plaatselijk patriotisme. Het werk van Hitler moet niet afgebroken worden. Laat dat aan

de Duitsers over; maar het werk van Bismarck en van Frederik de Grote. De Rijnlanders, de Saksers, de Beieren, om nog te zwijgen van de Oostenrijkers en de Sudeten, kunnen toch nog wel patriotisch voelen en tevens aan hun autonomie de voorkeur geven boven een order vanuit Berlijn of Berchtesgaden. Nochtans mag dit niet leiden tot economische onderdrukking. Juist dit leidt telkens tot een herleving van het Pan-Germanisme, we kunnen een nationaal gevoel niet uitroeien. Als de Duitsers zich één voelen, kunnen wij dat niet tegengaan. Maar misschien kunnen de plaatselijke instellingen zo gevormd worden, dat niet heel Duitsland opgezweept kan worden tot een daad van nationale waanzin. Ik denk aan een vonn van Duits federalisme. Het nationaal gevoel zal na de oorlog, bij overwinnaars en overwonnenen, over zijn hoogtepunt heen zijn. De tijden rijpen voor een Europees federalisrhe.

Uit het Derde Rijk

Tegen het Christendom.

De „Osservatore Romano” bracht verslag uit van rassistische studiedagen voor onderwijzers te München. De regering hechtte aan deze cursus zoveel gewicht, dat de schoolvacanties verlengd werden. Deze officiële studiedagen waren van een uitgesproken anti-christelijke geest. Een der redenaars. Studierat dr. A. Fobras, verklaarde, dat het Christendom verdwijnen moest uit het jeugdig bewustzijn, omdat de exotische leer van het Christendom het echte rasinstinct van de germanen verzwakt. Het Christendom wil den mens door middel van zijn leer en door magische invloeden opvoeden, terwijl nochtans de kennis van de biologische wetenschap en erfelijkheidsleer antwoordt, dat de opvoeding en edel-teelt van den mens allereerst op biologische gegevens gebaseerd moet zijn. Een andere redenaar beweerde, dat de nationaal-socialistische jeugdopvoeding meebracht opleiding tot de strijd tegen het Christendom, eerst tegen de Christelijke instellingen en kerken, vervolgens tegen de Christelijke idee zelf. Het Christendom immers predikt zwakheid en voert tot de chaos.

Hiermee in overeenstemming is het feit, dat men er in Duitsland in geslaagd is het bijzonder onderwijs vrijwel geheel en al uit te roeien. Reeds in het 2e jaar van het N.S.-regime is men er mee begonnen, langzaam en tactisch, waar nodig en tegen Pasen ’4O rekent men erop, dat men klaar zal zijn. Alleen van de Katholieke zijn ongeveer 20.000 scholen opgeheven of omgezet. Wat op de staatsscholen voorgezet wordt, speciaal op gebied der geschiedenis, doet iemand de haren ten berge rijzen, zowel om de onjuistheid als om het hatelijk verdraaien van feiten. Men leze er het boekje van Erika Mann op na.

Het Vikingenei

Bij gebrek aan eieren verkeert in Duitsland de suikergoed -en banketindustrie in nood. Er is nu een decreet verschenen, dat voorschrijft, dat, wijl het particulier eierengebruik voorgaat en hierin niet kan worden voorzien, de toevoer aan de industrie verminderd moet worden. Deze moet nu naar de ersatz-artikelen grijpen. En ziedaar: niet het ei van Columbus, maar het „vikingen ei”, d.i. eer\ vis-eiwit. Er is ook nog een „mil-ei” (melk-ei) uit ondermelk gefabriceerd. Ook voor pudding en mayonnaise mag voortaan geen eiwit meer gebruikt worden.

Leesles

Het propagandasysteem van dr. Goebbels is een spiegel van de toestand in het eigen land. Als Duitsland een progrom houdt, zijn alle kranten vol van progroms elders. Als Duitsland een aanval van plan is, schrijven zijn dagbladen over de plannen van andere landen om Duitsland aan te vallen. Als men verwacht, dat het slachtoffer weerstand zal bieden, worden de argumenten van het slachtoffer voor zijn zelfverdediging voorgedragen als redenen voor Duitsland om aan te vallen. Tsjechoslowakije b.v. werd ingenomen in de naam van „zelf-bescherming”. En dis dr. Goebbels Duitsland beschrijft als te verkeren in „de allesbehalve benijdenswaardige toestand van een voetganger temidden van een heel donker woud, die juist beroofd is van al zijn bezittingen en nu uitgenodigd wordt om eens vriendelijk te converseren met den man, die zijn horloge stal en het nu tartelend voor zijn neus laat bengelen” dan kijken we allen rond, waar de stakkerd van een kleine staat vertoeft, die binnenkort door Duitsland in deze situatie gebracht zal worden.

De methode zou men kunnen noemen een methode van het voorbarige tu-quoque (Ook gij?) en zo kunnen de Nazi-journalisten lustig de waarheid schrijven zonder de schijn te hebben en dat is voor velen een opluchting. Door een dergelijke techniek van de spiegel kunnen ze over Duitsland schrijven onder de naam van Frankrijk, Engeland of Amerika en de bedoelingen van het eigen land neerschrijven als de z.g. bedoelingen van andere volkeren. Kort geleden schreef de semi-officiële ~Deutsche Dienst” over ,de krankzinnige, heel de wereld in gevaar brengende eerzucht van een enkel mens”. De krant sprak over president Roosevelt, maar de zin is zo duidelijk er aangeplakt (en zo kennelijk onzin indien toegepast op president Roosevelt) dat de bedoeling duidelijk is en ik heb er zo mijn eigen binnenpret om, dat een of andere Nazijournalist er een stiekeme heiligschennende voldoening in had om deze regels op het papier te zetten. Naar Alex Gledenning.

Bedrijfsongevallen in Duitsland

De ontwikkeling van het totaal der bedrijfsongevallen is zeer nauw verbonden met de ontwikkeling van de arbeidscapaciteit.

Het is een aigemeen bekend verschijnsel, dat een stijging van de arbeidsintensiteit tot een stijging van het aantal ongevallen leidt. Voor Duitsland vonden wij in „Freie Deutsche Wissenschaft” de volgende officiële cijfers;

Aantal ongevallen gedurende 1932—1937 in duizendtallen:

1932 827,0

1933 929,6 1934 1.173,6 1935 1.135,3 ’936 1.533,8

1937 1.766,8

Ongevallen en uitkeringen 1932 = 100. 1932—1937 Jaar Ongevallen Uitkeringen 1932 100 100 1933 112 92 1934 142 96 1935 164 101 1936 185 104 1937 214 111

Men ziet, het aantal ongevallen is sedert 1932 meer dan verdubbeld. Bovendien blijkt, dat terwijl het aantal ongevallen stijgt, men alles gedaan heeft, om aan de slachtoffers uitkering te onthouden. Zie de vergelijkende staat hieronder: