TALMOED-VERVALSINGEN

I.

INLEIDING.

„Wat staat in de Talmoed? Naast langademige rituele voorschriften, vol haarkloverijen, vinden wij in de Talmoed aanwijzingen hoe men de niet-Joden bedriegen, beroven en uitbuiten kan.

ledere niet-Jood moet de Talmoed kennen!”

(Uit de nationaal-socialistische „Angriff” van 1 Maart 1933.)

Met de hierboven aangehaalde woorden hebben de Duitse nationaal-socialisten in Maart 1933 een campagne tegen de Joodse godsdienst geopend, waarvan de felheid haar weerga niet heeft in de lange geschiedenis van het Joodse volk.

In de twintig eeuwen, welke verliepen sedert de Joden hun onafhankelijkheid als volk verloren en in ballingschap gingen, is de Talmoed voortdurend het mikpunt geweest van de aanvallen der vijanden van het Jodendom.

De Nazi’s hebben niet geschroomd een groot aantal geschriften, couranten- en tijdschriften-artikelen, pamfletten, brochures en boeken de wereld in te sturen, dikwijls in verschillende talen, welke ten doel hebben het „verderfelijke” karakter van de Talmoed aan te tonen, de nlet-Joden te waarschuwen voor het onmenselijke element der Joden, dat in deze Talmoed naar voren treedt en de Joden aldus te ontmaskeren als de wereldvijand.

Dat men het ook in Nederland bestaan heeft, aanvallen op de Talmoed te doen, is voor mij aanleiding om in dit tijdschrift, welks lezers belangstelling hebben voor religieuze onderwerpen, iets mede te delen over Talmoed-vervalsingen, welke bij de anti-Joodse propaganda immers zulk een grote rol spelen.

Het feit, dat de beschuldigingen, gebaseerd op Talmoed-vervalsingen, herhaaldelijk door Joodse zowel als niet-Joodse godgeleerden van naam weerlegd zijn, heeft de anti-semieten tot op de dag van heden er niet van weerhouden telkens opnieuw felle campagnes te ontketenen, waarbij de Talmoed werd voorgesteld als een giftige bron van een minderwaardige moraliteit, welke in strijd zou zijn met ieder ethisch begrip.

Deze artikelen beschouwe men niet als een verdediging van de Talmoed, van de Joodse geloofsleer. Het zou niet vleiend zijn voor de lezers van dit blad, indien zij aan een zodanige verdediging behoefte zouden hebben. Men beschouwe deze bijdragen veeleer als een over-

zicht van de wijze waarop men de Joodse godsdienst, welke immers de moeder is van alle mcnotheïstische religies, gegrondvest op rechtvaardigheid en genade, door de eeuwen heen heeft aangevallen.

Wat is de Talmoed?

Wanneer men de Talmoed op moderne wijze zou willen karakteriseren, zou men kunnen zeggen, dat hij is het verslag der handelingen der rabbinale academies van Palestina en Babylonië gedurende de eerste vijf eeuwen der gewone jaartelling. Hij vormt dus de discussies van vooraanstaande Joden, deskundigen op het gebied der Misjna of Mondelinge Wet, welke in de Palestijnse tijd, toen het Joodse volk. dus zijn onafhankelijkheid nog bezat, van geslacht op geslacht was overgeleverd. De Misjna is de verzameling wetten en verordeningen, alsmede toelichtingen op de wetten der Thora, de Vijf Boeken Mozes, ook wel Pentateuch genoemd. In tegenstelling tot de Thora was de Misjna toen Israël nog een onafhankelijk volk was, niet op schrift gesteld, doch werd zij mondeling, door haar telkens te herhalen (sjana) door de ouderen aan de jongeren medegedeeld.

Toen na de verwoesting van de tweede tempel de Joden in ballingschap gingen en wrede vervolgingen hadden te doorstaan, vreesde men, dat de traditionele wetten en verordeningen vergeten zouden worden en geheel verloren zouden gaan. Vooraanstaande mannen namen daarom het besluit de ..Mondelinge Wet” pp schrift te brengen.

Toch is de Misjna niet slechts een dorre opsomming van wetten: ook aan de Joodse ethiek wordt er veel aandacht in besteed, waarvan het tractaat „Aboth” of „Spreuken der Vaderen” getuigt. De Misjna telt zes delen, welke handelen over Landbouwwetten, Feesten Vastendagen, Huwelijkswetten, Burgerlijk en Strafrecht, Offerwetten en Reinheidswetten.

Daar de Misjna zich op beknopte wijze uitdrukt, deed zich weldra de behoefte gevoelen aan nadere verklaringen. De rabbinale academies, waarin vertegenwoordigers uit alle lagen der bevolking zitting haddeh, dus niet alleen geleerden van professie doch ook ambachtslieden. bespraken de Misjna en hun uitleggingen en verklaringen werden in de Talmoed vastgelegd. Veelal werden de verklaringen verduidelijkt door parabelen en vertellingen met een ethische ondergrond.

Ofschoon, vooral in het Oosten, de Talmoed een plaats inneemt op het leerprogram der scholen, is het werk niet gemakkelijk te lezen. Er zijn verschillende vertalingen van Misjna en Talmoed verschenen van de hand van Joodse zowel als niet-Joodse geleerden. Zo publiceerde in 1933 prof. H. Danby van de universiteit te Oxford een Engelse vertaling van de Misjna. Een Duitse vertaling van de Babylonische Tamoed werd verzorgd door Lazarus Goldschmidt, terwijl van de Jeruzalemse of Palestijnse Talmoed een Franse vertaling bestaat van M. Schwab. De Soncino Press te Londen geeft momenteel een nieuwe vertaling in het Engels uit onder leiding van dr. I. Epstein. Het eerste deel van de Misjna wordt thans in het Nederlands vertaald en van verklarende aantekeningen voorzien door A. Hammelburg.

Niet-Joodse geleerden, die boeken over de Talmoed hebben geschreven, zijn Hermann Strack, I. Travers Herford en George Foot More. Van de Nederlandse literatuur over de Talmoed vermeld ik het boek van prof. dr. J. L. Palache ..Inleiding in den Talmoed”, . Mensch eri Moraal” en ~De Snreuken der Vaderen” van Opperrabbijn I. Maarsen.

Ik noem deze boeken niet alleen opdat hij, die iets meer wil weten over deze encyclopaedie des Jodendoms, enige titels zal kennen, doch ook om aan te tonen, dat de Joodse geleerden' hun, die de Talmoed niet in het oorspronkelijk kunnen lezen, de weg hebben geopend op andere wijze niet alleen van aard en wezen, doch ook van de inhoud van de Talmoed kennis te nemen. Van een Joodse „geheime” wet kan dus geen sprake zijn.

(Wordt vervolgd.)

JOSEPH GOMPERS.

zucht naar het levensgevaarlijk avontuur zich alleen dan van oorlog zou afwenden Indien vrede de geest van toewijding en opoffering opeist op een wijze, waardiger dan die van oorlog. Mijn blad zou trachten de volkeren samen te binden niet alleen tegen de oorlog, maar ter verdediging van individuele vrijheid en mensenrecht, opdat de weg vrijkomt voor opbouwende internationale hulpvaardigheid. Zo zou het, waar het nationale en sociale zaken gold, trachten alle klassen van burgers te wapenen tot de taak van constructieve verbetering van het maatschappelijk gebouw”.

Steed meent, dat een dergelijk blad zich ook finantieel zou kunnen handhaven op zeer lange duur, indien het over genoeg middelen de beschikking had om het uit te houden, totdat het het publiek gewonnen had.

~Wie weet of niet te eniger tijd een geniale persman, die er een onafhankelijke geest op nahoudt, iets dergelijks zal tot stand brengen. Dan zullen onze advertentiejagers, dividendzoekers, abonné-omkopers hun ogen uitwrijven en zich verbazen hoe dit is geschied. Tot zolang zal mijn ideale courant wel in het rijk van het ideaal blijven, en de Britse pers indien zij tenminste ontkomt aan totalitaire slavernij voortploeteren langs haar platgetreden paadje, diep onder de koele hoogten, waarnaar het verlangen uitgaat van lederen echten journalist.”

E. C. KNAPPERT.

nu

Nu de mobilisatie het hele maatschappelijk leven en het hele gezinsleven heeft ontwricht, moeten we ons gaan afvragen, wat in deze tijd onze taak is. Zeer zeker niet, om ons als vrijwilligster ter beschikking te stellen van luchtbescherming, brandweer enz. Er zijn nog altijd mannen genoeg om dat te doen. Onze taak ligt thuis, in ons gezin, bij onze kinderen. Kunnen we dan niets extra’s doen? Natuurlijk wel. En dan denk ik in de eerste plaats aan die gezinnen, waar de moeder, door het gemobiliseerd zijn van den vader, gedwongen is zijn werk te doen, naast al haar huishoudelijke werk Laten we proberen haar taak te verlichten, door bijvoorbeeld de zorg voor haar niet schoolgaande kinderen op ons te nemen, zodat ze niet de hele dag op straat slenteren.

Het zal bij u wel net zo zijn als bij mij in de straat. De vacanties duren door het in beslag nemen van de scholen te lang, de kinderen vervelen zich en hangen om. Mijn tuintje ligt vol papieren bommenwerpers met grote hakenkruisen versierd, terwijl ingepakte steentjes fungeren als bommen.

In het plantsoen stellen de banken schuilkelders voor en spelen de kinderen van 4—7 sireentje! —! Een stelt de sirene voor, waarop de anderen hollen naar de schuilkelders en een deel een vliegtuigaanval op hen onderneemt met papieren bommenwerpers en bommen. Dit spelen kinderen van 4—7 jaar!

Rustig zitten de moeders erbij en praten met de buurvrouw honderd uit over al de mogelijkheden van de oorlog, blij, dat de kinderen zo lief bezig zijn. Dat in deze tijd met zijn gruwelijke ernst moeders niet alles doen om dergelijke spelletjes tegen te gaan, is mij een raadsel.

Laten we ons ook voornemen, om de radio zo min mogelijk aan te zetten. Rust in huis is voor de kinderen nu bovenal nodig.

En laten we ons tenslotte voornemen, nooit over oorlog of oorlogstoebereidselen te praten, zolang de kinderen in de kamer zijn. Ik weet uit ondervinding, hoe moeilijk het is, dit vol te houden, maar het komt mij voor, dat het absoluut noodzakelijk is.

We kunnen op dit ogenblik beter ons huishouden wat verwaarlozen, dan dat we de opvoeding van onze kinderen verwaarlozen. Zo ooit, dan geldt nu: Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Hoe de jeugd zal opgroeien, hangt voor een groot deel van ons moeders af. Wij hebben tot taak, juist nu, zoveel mogelijk de beginselen van waarheid, trouw, gerechtigheid en liefde aan te kweeken. Moge de kracht hiertoe ons gegeven worden.

L. KUIPERS—SANNES.

Fichte richt zich tot de mensheid

~Reeds eeuwenlang zijn de volkeren van Europa geen wilden meer. ledereen zoekt na de oorlog uiteindelijk de vrede; na de inspanning de rust, na de chaos de orde; en iedereen wil zijn leven bekroond zien met een huiselijk en stU geluk.

Een tijdlang moge gekweekte nationale gevoelens het volk geestdriftig maken voor de oorlog, wanneer echter blijkt, dat er steeds dezelfde offers worden geëist, verliezen zij hun innerlijke kracht. Het verlangen naar een rustige ordening komt terug, en men vraagt zich af: ~met welk doel doe en draag ik dit alles?”

Deze gevoelens nu moesten door een wereldveroveraar van onze tijd verstikt worden Tegenover de weemoed over al het kwaad, dat de oorlogvoerenden over de veroverde landen brengt, moet een tegenwicht worden gevonden. Er is geen ander dan roof Een wereldveroveraar moest naast de barbaarse ruwheid van de oorlog zijn volk ook nog brengen tot koele en beredeneerde roofzucht. Hij moest natuurlijk het schandelijke karakter dat deze wijze van doen draagt, wegnemen en roven proclameren tot een eervol bedrijf, dat getuigt van voornaam verstand. Het moest tot de heldhaftigste daden worden gerekend en de weg zijn tot eer en aanzien. Waar is de natie in het nieuwe Europa, die zo eerloos is, dat men haar zó zou kunnen af richten?

Wie met zulk materiaal werkt, ziet al zijn verleidings- en overredingspogingen verijdeld.