MQiilandM, ■ I llHii'iriiir.iiiriiiiiiiiiiuiiii || I 111 t» li

Het werk is begonnen

Na de troonrede, sober en somber van mhoud en de millioenennota, voor een groot deel over mUlioenen, die er niet zijn, maar er komen moeten, is het parlement zijn werk begonnen.

De voorzitter der Tweede Kamer wees in zijn openingswoord vooral op de noodzaak van eenheid. Hij zei: „In normale tijden moge het parlement somwijlen een brandpunt van politieke strijd zijn, laten wij die in dit kommervolle tijdsgewricht trachten te vermijden en elkander de hand reiken”.

Nood brengt de mensen tot elkaar en leidt tot eenheid; het familiegevoel is zo het sterkst, als een grote ramp een gezin treft. Heftige aanvallen en felle debatten om verschillend politiek inzicht verwacht men niet in een parlement, dat als het tegenwoordige tegenover een berg van gevaren en bezwaren voor ons volk staat en het moet helpen, daar over heen te komen. Maar politieke beginselen kunnen en mogen daarbij niet terzijde gesteld en tegenstellingen en verschillen niet verzwegen worden. Bij de algemene beschouwingen over de begroting zal dus zeker over de vorming van dit kabinet en zijn voorgeschiedenis gesproken worden. Daarover thans om de tijdsomstandighedenheden te zwijgen, ware een ernstige fout. Men zal het echter zonder boosheid en opwinding moeten doen; rustige ernst is thans overal en zeker in het parlement geboden.

Oorlog en werkloosheid zullen veel aandacht en veel... geld eisen. Het zijn de twee enige punten op het werkprogram, dat de troonrede biedt. Het wil niet zeggen, dat er geen ander werk dringend noodzakelijk is. Minister de Oeer heeft in zijn millioenennota een zin geschreven, die naar uitleg en toepassing ervan wijs maar ook gevaarlijk kan zijn. „Wij zullen ons dingen weten te ontzeggen, waaraan wij gehecht zijn en wensen weten prijs te geven, ook al kan de redelijkheid daarvan op zich zelf niet worden betwist”. Het is een zin zeer rekbaar als elastiek! Zal er dus niets gedaan worden ter voorziening in de nood van vele ouden van dagen, niets ter verbetering van het volksonderwijs, niets voor een behoorlijke salariëring der kwekelingen met acte, die thans voor hun werk minder ontvangen dan vele werklozen aan steun?

In de nota staat nog zulk een woord van elastiek. De regering is verplicht, „voorshands” alle nieuwe uitgaven op de gewone dienst, ook die waarvan de urgentie (noodzaak) zich de laatste jaren in toenemende mate heeft opgedrongen, achterwege te laten.

Als die hand maar niet te lang wordt! Voorshands uit de mond van een minister duurt gewoonlijk lang. Vooral in de hoogste kringen leidt uitstel licht tot afstel. Natuurlijk erkennen we, dat in deze tijd met zijn hoge noodzakelijke uitgaven uit de schatkist bescheidenheid ook in zeer redelijke en rechtvaardige eisen geboden is. Dat wil echter niet zeggen, dat er behalve voor defensie en bestrijding der werkloosheid niets geëist mag worden.

Onze minister van sociale zaken zal zeker met kracht de werkloosheid bestrijden, zoals reeds blijkt uit zijn begroting. Door de mobilisatie hebben vele werklozen een kans gekregen, maar de oorlog is een nieuwe oorzaak van werkloosheid; de vissersvloot vaart niet uit, vrachtschepen worden opgelegd, de uitvoerhandel is lam geslagen, de ondernemingslust is verzwakt en durft nog minder wagen. Deze minister van Sociale Zaken zal zeker bedenken, dat het beter is, dat er twee gulden als loon dan één gulden als steun uitbetaald wordt. Men prijst wel eens de dictatuur, omdat deze veel sneller weet te handelen dan een

regering met parlement. Meermalen heeft echter ook ons parlement getoond, snel te kunnen handelen, als de nood daartoe drong. En het weloverwogen woord van het parlement, dat het hele volk vertegenwoordigt, heeft meer waarde dan het bevel van een persoon, dat vaak van een gril afhangt en niet op de volkswil steunt. De oorlog is in Duitsland een zaak van Hitler, in Engeland en Frankrijk van de natie.

Er heeft lang een zware mist gehangen over het politieke leven in ons land. Deze is bezig, weg te trekken, zodat men dit leven klaarder kan zien. Ook zijn tegenstelling: vrijheid of ordening. Zij zal door de debatten bij de algemene beschouwingen nog duidelijker aan het licht komen.

1903-1939

Er is in deze periode veel veranderd in het grootste bedrijf van ons land met zijn personeel van tienduizenden In 1903 kwam de staking als een uiting der ontevredenheid over slechte arbeidsvoorwaarden, maar ook over de hondse behandeling van de woordvoerders van het personeel door de directie. In ’39, bij de herdenking van het eeuwfeest der spoorwegen hebben personeel en directie vriéndelijke woorden van waardering tot elkaar gesproken. Door een arbeider niet als een werktuig maar als een mens te behandelen, wordt het bedrijf voor hem meer dan een middel tot broodwinning; hij hecht zich eraan, voelt zich verantwoordelijk voor een goede gang van zaken en geeft er gaarne zijn beste kracht aan. Dat blijkt telkens weer, wanneer door bijzondere omstandigheden zware diensten van dit personeel geëist worden, we denken aan de periode van strenge vorst in de vorige winter en het vervoer van honderdduizenden militairen bij de mobilisatie en concentratie der troepen.

Als strijdmiddel is in het buitenland wel eens door spoorwegpersoneel toegepast het letterlijk naleven der voorschriften; men deed er precies naar en ook niets meer; het gevolg was, dat de dienst in het honderd liep. Ook de beste instructies baten niet, als er geen liefde voor het werk is en lust, om het met elkaar goed te doen.

Ons spoorwegbedrijf, dat de laatste jaren gemoderniseerd is, de honderdjarige, die naar het aardige woord van minister Albarda geen afgeleefde en aftandse jubilaris is, is een prachtig bewijs, evenals de P.T.T.-dienst, dat overheidsdienst niet behoeft te leiden tot achterlijkheid en lijntrekkerij. Zij weerlegt de mening, dat zonder particulier initiatief en persoonlijke leiding, een soort bedrijfsdictatuur, de zaken niet goed kunnen gaan.

In een schrijven aan het personeel zegt Prof. Ooudriaan, de voorzitter der directie van de Ned. Spoorwegen, dat het bij ieder lid van het personeel aankomt op kennis, intellect en vooral karakter. Onbruikbaar zijn de slavenzielen, die er alleen op uit zijn, hun chef naar de mond te praten. In een goed bedrijf zijn ook niet op hun plaats de chefs met dictatorsaliures, die alles op eigen houtje menen te kunnen bedisselen, zonder gebruik te maken van de kennis van het bijzondere werk hunner ondergeschikten. Aan ieder moet zoveel mogelijk vrijheid en verantwoordelijkheid gelaten worden, als een goede bedrijfsvoering het toelaat.

Als dit in ieder bedrijf bedacht werd, zou er veel prettiger en ook beter gewerkt worden, In een overheidsbedrijf, dat niet in de eerste plaats op het maken van winst gericht is, krijgt men eerder deze samenwerking tussen directie en personeel en ook de goede geest, waardoor het makkelijker wordt, grieven weg te nemen en te voorkomen en tegenstellingen

tG verzachten. Hier vinden we het begin van de bedrijfsvrede, die algemeen zal zijn, indien het doel der productie niet de winst maar het algemeen belang zal zijn.

De klassenstrijd, die men trouwens niet alleen in het bedrijfsleven moet zoeken, houdt niet op door wederzijdse welwillendheid en begrip. Wel echter wordt het ruwe, verbitterde karakter eraan ontnomen.

Is het pacifisme machteloos?

Een maand geleden is te Zürich nog een wereldcongres voor de vrede gehouden, bijeengeroepen door het internationale vredesbureau, dat te Genève gevestigd is. Het congres heeft in een resolutie alle staten bezworen, de wereld voor een ontzettende ramp te behoeden, wier verschrikkingen haars gelijke niet zouden hebben.

Dat beroep heeft natuurlijk niets uitgewerkt. Op het congres uitte zich reeds het gevoel van machteloosheid. Resoluties en oproepen, betogingen en congressen, heel het pacifisme doet tegenover de donderende waterval van duivelse oorlogskrachten denken aan een dwaas, die meent met een parapluie boven zijn hoofd wel droogvoets door de Niagara te kunnen waden.

Moeten wij ons dus maar overgeven aan het noodlot; als christenen, als socialisten, als mensen leven in de vrees, dat de oorlog er is en blijft, dat hij zich telkens na korter of langer rustpoos voor herstel der krachten zal herhalen?

Het pacifisme, dat alleen maar gruwt van de wreedheid van de oorlog, is machteloos. Woorden, kleurig als zeepbellen en even ijl en teer en vergankelijk geeft menige motie. In een oproep der Ned. Afd. van de Wereldbond der Kerken wordt gesproken van de afgronden van zonde en leed, waarheen de oorlog voert, van de taak der kerken, de innerlijke eenheid te bewaren. De kerk heeft de taak te getuigen, dat slechts een onze meester is: Jezus Christus en dat alle menselijke verplichtingen slechts in gehoorzaamheid aan Hem worden aanvaard.

Het zijn schone en vrome algemeenheden, maar uitwerking op de loop der wereld hebben zij niet.

In een vergadering van Doopsgezinde predikanten heeft Ds. Vis de moeilijkheden van den christen tegenover de oorlog besproken en een strijdende kerk opgeroepen, die nooit mag dulden, wat ze als zonde heeft leren zien. Niet alleen om het leed, dat de oorlog meebrengt, maar vooral om de demonische krachten en laagheden, die hij losmaakt en vrij spel geeft, wekte hij op als kerk pal te staan in het vertrouwen in Hem, die de mensheid een andere weg wijst.

Dat is in de geest van Kerk en Vrede en van de Doopsgezinden, die in het midden der vorige eeuw uit een Friese gemeente naar Canada trokken en hun vaderland en bedrijf verlieten, omdat de regering hen niet wilde vrijstellen van de militaire dienstplicht, terwijl ze in Canada het zwaard niet behoefden te dragen.

Na ’l4 is de oorlog bestudeerd en de krachten, die tot oorlog drijven, er is een hele bibliotheek geschreven over het wezen van de oorlog: eerst moet men een ziekte kennen, voordat men ze genezen kan. Deze studie heeft zeker waarde en zal in de toekomst helpen, ons tegen de waanzin van de oorlog te beschermen. Ook zijn de beginselen, waarop de Volkenbond rust, niet met de bond zeif verzwakt. Als de Volkenbond verzwakt en gescheurd is, komt dit, doordat hij niet stevig en onwrikbaar op zijn grondslagen geplaatst werd. Die beginselen wijzen inderdaad de goede weg naar een duurzame vrede. Terecht is aangedrongen op een positief pacifisme, dat niet alleen de oorlog verwerpt, maar de voorwaarde stelt voor een duurzame vrede. Het besef, dat de oorlog veel erger dan een ramp, dat ze een schande en een zonde is, leeft thans sterker dan ooit. Koevele pogingen van allerlei aard en uit allerlei overwegingen zijn niet gedaan, om deze oorlog te voorkomen. Talloze geschriften en vergaderingen hebben ongetwijfeld meegewerkt, dat althans het hoera-geroep bij en om de oorlog niet meer wordt gehoord. Zonder uitwerking is het pacifisme van T8 tot ’39 niet geweest, ai was het te zwak om deze oorlog te voorkomen. J.A.BRUINS.