ZATERDAG 7 OCTOBER 1939 – No. 2

38STE JAARGANG VAN DE BLIJDE V/ERELD

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

Tijd EN Taak

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH V/EEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. Y/. BANNING ADRES DER REDACTIE: BENTVELDSWEG 5 – BENTVELD

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 3 BSTE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR F 3.40, PER HALFJAAR F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 1 5 CENTS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 – GEMEENTEGIRO V 4500 ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

WIEN ZULLEN WIJ DIENEN?

Als een harde slag ons treft, hebben wij tijd nodig, éér wij toekomen aan een diepere bezinning en een innerlijke vers werking. Dat geldt voor ons persoonlijk leven bij smartelijk verlies of pijnlijke tegenslag. Het geldt nog te sterker voor grote gebeurtenissen der wereldgesehies denis, die nimmer geheel verwerkt kuns nen worden door het geslacht dat ze beleeft. Wie zich deze waarheid duides lijk maakt, en innerlijke gevoelens niet wil verdoven door rumoerig gepraat en politieke tinnengieterij, staat met de grootst mogelijke twijfel tegenover allers lei profeten, die het zo goed weten.

Misschien is toch één gezichtspunt nog wel van enig belang, omdat het ons helpt om afstand te nemen: wanneer wij ons de vraag voorleggen om wélke grote levenswaarden, om welke geestelijke goederen mensen en volkeren in hun geschiedenis hebben gestreden. Zie ik wel, dan zijn het in hoofdzaak een vier* tal, die wij aanduiden met de woorden: godsdienst, wetenschap, kunst, maat* schappij (daarbij ingesloten staat). Daar* in hebben wij dan tevens de vier grote „levensvragen”, die voortdurend de menselijke geest hebben verontrust, doen juichen en treuren, doen bouwen en vernietigen. De vraag naar de verhou; ding van ons leven tot de eeuwigheid, tot de verborgen diepte van het Levenss mysterie, dat mensenhart en kosmos doorwoont; de vraag: wat wil God met dit raadselaehtige leven, waarin opgang en ondergang, schepping en vernietiging, liefde en haat, leven en dood elkaar voortdurend afwisselen en bepalen; het is de vraag van de godsdienst. Daar= naast het hartstoehtelijk zoeken naar de voor allen geldige waarheid, die de wetens schap tracht te formuleren: hoe hangen de verschijnselen wetmatig samen, welke oorzaken zitten er achter, en misschien ook: wat kunnen wij zeker weten en voorspellen. Verder de kunst: wat de geest ontroert en bezielt, moet in schone vorm, in woord en lijn en kleur, worden

uitgebeeld; de innerlijke visie neemt ges stalte aan in uiterlijke schoonheid. En ten slotte de vraag: hoe kunnen en bes horen mensen samen te leven, zijn zij elkanders vijand de ene mens den ander een wolf of zijn zij, behoren zij te zijn, elkanders makkers, elkanders broeders; hoe komen wij dan tot een rechtvaardige maatschappij of geldt alleen de verbitterde machtsstrijd en zullen er steeds verdrukkers en drukten, rijke heersers tegenover arme verworpenen zijn?

De vragen, die achter die vier gebieden van godsdienst, wetenschap, kunst en maatschappij leven, zijn de. levensvragen van alle tijden. Inderdaad van alle tijs den? Of hebben zij gelijk, die beweren, dat de vraag die achter het verschijnsel „godsdienst” leeft, een vergissing is en dat de mensheid met haar wetenschap en maatsehappijïbeheersing zichzelf ge? noeg zal zijn, en dat dus de godsdienst een langzame maar zekere dood gaat sterven waarvan men de duidelijke tekenen reeds ziet?

Wij „verstaan” de gebeurtenissen van de tijd anders. Als ik mij niet blind staar alleen op het verschijnsel: oorlog, maar ik zie daarachter ook de imperialistische machtsstrijd om het Bezit der aarde, en de wil om te heersen en te verdrukken; ik weet daarachter de regie der massa’s die gedresseerd en opgezweept worden met een stelselmatige verleugening, en tot een zogenaamde heldhaftige over* gave aan de macht en de eer van het eigen land; en ik heb iets begrepen van de nieuwe religies van ras en bloed en bodem dan weet ik, dat in onze teehs niseh zo knappe wereld met haar steeds meer opgetaste goederenvoorraden,waar; van steeds meerderen kunnen genieten, een zielenood aan de dag komt om van te huiveren: een innerlijke leegte en ar* moede, een ontworteld en vereenzaamd zijn, een opgejaagd en beangst zijn zon* der welke de geestelijke verdwazing die over de wereld gaat, niet mogelijk zou

zijn geweest. De politici moeten ons maar voorlichten over de krachten, die de internationale verhoudingen thans verwoesten. Ik zal gaarne en dankbaar naar hen luisteren. Maar wij, als gieuze mensen, zullen moeten uitspreken dat de armoede en de ontwrichting der ziel, het verloren gaan van de verbons denheid met de diepten van het mysterie, van God, de geestelijke factor hij uitstek van de moderne ontaarding is.

Ik denk óók aan het socialisme, en zie scherper dan ooit zijn begrensdheid. Op het gebied van de maatschappij kan het zijn woord spreken, en doet het dat ook: het kiest welbewust voor rechtvaardigs heid en vrede, tegen onderdrukking en oorlog, en daarom weten wij ons aan het socialisme innig verbonden. Op het gebied der wetenschap zal het socialisme zich nimmer tot norm willen stellen op dat van de kunst heeft het wèl zoiets willen doen, maar dat is op een misluks king en verarming van de kunst uitges lopen. En op het godsdienstig terrein, waar de vragen van eeuwigheid, van roeping en bestemming, van tragiek en schuld, van zonde en vergeving aan de orde komen, daar staat het socialisme of overmoedig en zich vergrijpend aan dingen die hem vreemd zijn, óf hulpcs loos. Het verst komen wij, wanneer het socialisme eerlijk uitspreekt: van deze dingen onthoud ik mij, bewust. Maar dan blijft er de nood der zielen, de massasslavernij, de leegheid en de angst.

Het is opnieuw een uur in de denis der WestsEuropese volkeren, dat in het gericht van de oorlog de misï daad van imperialisme, nationalistische maehtswaan en rassensuperioriteit de vraag op ons afkomt: Wien zullen wij dienen? Mammon en Moloch of den levenden God, die roept tot gerecht tigheid, vrede en broederschap? De eeuwigheidsvragen, de vragen van de godsdienst komen met versterkte kracht aan de orde Zijn wij wakker?

W. B.