Vrede?

De zon stond laag aan Westerkim [te branden. Toen zwaar mij woog mijn menselijke [schuld. Ik zag de luiheid van mijn lege handen. Mijn laffe hart, dat onrecht heeft geduld.

En mét mij staan wij allen schuldbeladen Voor Hém, nu ónze wereld ons ontzinkt. Waar liefdeloosheid, haattriomfen vieren. Maar waar vergeefs Gods stem [vermanend klinkt.

Zorgvuldig hebben wij gevoed demonen. Die straks onszélt verslinden zullen gaan. In felle angst voor ons onwaardig leven Herinn'ren wij ons God, en roepen aan.

En bidden Hém, om wat wij zélf [verzaakten, – Teveel van eigenbaat en waan vervuld – Wij durven Hem nog vragen om [erbarmen . .. In plaats dat wij belijden onze schuld.

De oorlogsmonsters, die wij samen [kweekten, Staan, grommend, stééds tot wrede [sprong gereed Als wij niet zijn bereid tot liefde-offer En deel te hebben aan elkanders leed.

H. V. RIESEN

Cursus voor theologie studerenden over Christendom en Sociale vraagstukken

Van Zaterdag 6—Zondag 14 Januari a.s. wordt te Bentveld een studieweek georganiseerd over Christendom en Sociale vraagstukken, in het bijzonder voor theologische studenten.

Aan de orde komen: De positie van Kerk en Christendom in de hedendaagse wereld, De sociale strijd van nu, "Werkloosheid, Christelijke en Moderne Vakbeweging, Het sociale conflict in de predikantspraktijk, de Kerk en de toekomstige vrede.

Medewerking is toegezegd o.a. door prof. Van Holk, mr. Stufkens, prof. Van Gelderen, ir. H. Vos, dr. Oberman, ds. D. Bakker. De studieweek wordt geleid door dr. W. Banning en gaat uit van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers. Men rekent op deelnemers van verschillende richtingen: de lezingen bedoelen objectieve wetenschappelijke voorlichting in oekumenischen geest.

Men vrage een uitvoerig prospectus aan bij de Adm. van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers, Bentveldsweg 5, Bentveld.

Predikanten conferentie te Bentveld

Als de spannend-drukke tijd van December voorbij is, wil menig predikant graag even bijkomen. In de gebouwen van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers wordt daartoe van 3—5 Januari de gelegenheid geboden. In vertrouwelijk, oekumenisch samenzijn zal worden gesproken door prof. dr. H. Kraemer over Het Christendom in een gesaeculariseerde wereld, door ds. A. M. Brouwer over de Kerk in deze tijd, door ds. H. H. Oldeman over De preek in deze tijd, door dr. W. Banning over Wij en de buitenkerkelijken.

Deelnemersprijs ƒ4.—. Bentveld ligt bij de duinen en de zee. Men vrage een uitvoeriger prospectus aan de Adm. van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers, Bentveldsweg 5, Bentveld.

Socialisme en neutraliteit

Van een zeer lezenswaardig artikel van Edg. Delvo over „Democratisch-Socialistische Beschouwingen in verband met de Neutraliteit”, in het Vlaams socialistische maandschrift „Leiding”, onder redactie van H. de Man, nummer 10, October 1939, nemen we het slot over:

„Democratie” mag men niet herleiden tot een (dan nog veelal verkeerd opgevatte) bestuursmethode en tot een paar vaak misbruikte, holle vrijheidsleuzen daar waar naar onze mening „democratie” ook dient te leven in den mens zelf. In andere woorden democratie is voor ons in hoofdzaak een geestesgesteldheid, ik zou haast zeggen: een tendenz van de gehele persoonlijkheid.

En deze geestesgesteldheid, ons streven naar waar inzicht, ons optreden tegen alles wat de ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid in de weg staat, willen we niet vereenzelvigen met de uitspraken en de handelingen der hedendaagse democratische staten. Want door de toestanden, welke ze dulden, ja welke ze veelal zelf schiepen en handhaven, verhinderen de democratische grote machten de geboorte van het democratisch bewustzijn. Aldus stonden de democratieën zelf de verwezenlijking van de ware democratie in de weg.

Zelfverheffing of zelfvernedering

Inderdaad zou een ware democratische staat, die zich mede verantwoordelijk zou hebben gevoeld voor het welzijn van alle volken, nooit een in democratische zin opgroeiend Duitsland zózeer hebben in ’t nauw gedreven en vernederd, dat het tenslotte zijn heU ging verwachten van een totalitair regime.

Maar ook na het tot stand komen van de dictatuur in Duitsland bleek kortzichtigheid de kwaal der democratieën te zijn. Hoogstens bepaalde hun houding zich tot een neerhalende critiek, aan het adres der dictatuurlanden gericht. Geen ogenblik vroegen ze zich af, of het niet veeleer hun roeping was de democratie in eigen land gezond te maken.

Dè,&r ligt de grote schuld der democratieën: dat ze verwaarloosden haar eigen superioriteit te bewijzen. Vaak geloofden haar leiders zelf niet in de ideologische meerderwaardigheid der democratie. Aan een planmatig welvaartstreven, dat de economisch-sociale verhoudingen kon scheppen voor een rechtvaardig en verzekerd bestaan, werd weinig aandacht besteed onderlinge verstandhouding op dit gebied bestond er trouwens niet tussen de democratieën.

De democratieën faalden, omdat ze verwaarloosden te streven naar zelfvolmaking, naar zelfverheffing. Innerlijk stuurloos, voelden ze zich des te gemakkelijker van buiten uit bedreigd. Heden zien ze zich verplicht hun veiligheid te verzekeren langs de weg der zelfvernedering: door een gewelddadige oplossing. Er is geen reden tot fierheid, want daar waar men de macht beslechten laat, kan men zich niet langer op het recht als scheidsrechter beroepen.

Critische zin en vredesopbouw

Dit strenge rekwisitorium kan niet verhinderen dat, in de strijd die nu is losgebarsten, mijn voorkeur vanzelfsprekend naar de democratieën gaat. Dat mijn critiek uitsluitend hè,è,r tekortkomingen tot voorwerp had en de dictatoriale kanker ongemoeid liet, mag tot geen misverstand aanleiding geven: het dient inderdaad tot niets woedend te keer te gaan tegen stromingen die men verafschuwt; heel wat meer zin heeft het de kwalen te ontdekken van die regimes, op wier mogelijke genezing men toch niet alle hoop heeft laten varen.

Trouwens, alleen een onbevangen critische geestesverhouding kan ons, te midden van de ontketende hartstochten en de ontreddering der geesten, voor partijdigheid en vooringenomenheid behoeden. Daarom ook zie ik het

vrijwaren van de critische geest als de voornaamste individuele opdracht van de democratische socialisten nü. Natuurlijk met dien verstande, dat de critiek nooit doel wordt op zichzelf, maar middel blijft tot het verwerven van objectief inzicht in dienst van een constructieve wil.

Daarom is eerste plicht: critisch te onderzoeken welke opdracht wij als democratische socialisten in een klein neutraal land, geprangd tussen machtige oorlogvoerende buren, vervullen kunnen. En dan zullen we vaststellen hoe een actieve neutraliteitspolitiek er kan toe bijdragen de voorwaarden te scheppen voor een nieuwe vrede welke des te duurzamer blijken zal naarmate hij dichter de ware democratie zal weten te benaderen.

Toch dient, bij de behandeling van de problemen van de toekomstige vrede, vermeden te worden profetieën te verkondigen. Wèi kunnen we hypothesen opbouwen en ze rangschikken naar hun graad van waarschijnlijkheid. Maar met zekerheid weten we over de toekomst niets. Dat zal ons niet beletten op grond van ons verworven inzicht onze wilsinrichting te bepalen. En dè,t is hoofdzaak. Want democratische socialisten voorspellen niet. Ze bouwen!

Hoe werd „Dik Trom" klassiek?

Te laat las ik het stukje van mej. E. C. K. in „Tijd en Taak” van 21 October om er direct op te'kunnen antwoorden. Intussen gaf de heer Bruyn in een vorig nummer reeds enige toelichting, maar graag wil ik van mijn kant ook even wat dieper ingaan op de begrijpelijke critiek van beide inzenders.

Zoals de heer B. reeds opmerkte, werd het begin van deze internationale kinderboekencollectie bijeengebracht naar aanleiding van een rondvraag in 1928/1929 gehouden. Het resultaat hiervan werd vastgelegd in het rapport: „Littérature enfantine et Collaboration internationale”; rapport d’une enquête et liste de livres. De vijf hoofdgroepen, waarin de boeken werden verdeeld hierin waren:

1. Boeken, die wereldvriendschap tussen kinderen kunnen bevorderen.

2. Boeken, die bij de kinderen het meest geliefd zijn èn een goed beeld geven van het kinderleven in verschillende landen.

3. De kinderboeken, die voor elk land als „klassiek” gelden.

4. Prentenboeken van ’t type van vraag 1 en 2.

5. Boeken door kinderen geschreven.

Gevraagd werd de beantwoording dezer vragen zoveel mogelijk te gronden op de smaak van het kind zelf, en ze niet alleen te bezien vanuit het oogpunt van den opvoeder.

Voor ieder land werd een aantal medewerkers gezocht. In ons land waren dat „één heer en zeven dames”, zoals de heer B. opmerkte, uit de aard der zaak meest uit bibliotheekkringen, die onafhankelijk van elkaar de vragen beantwoordden; de gegevens werden in Genève verwerkt.

Zie ik nu de gegevens na, die ik als antwoord op de 16 vragen dezer rondvraag (waarvan de zeven laatste speciaal tot bibliotheken gericht waren) uit de practijk der Rotterdamse kinderbibliotheken verwerkte, dan blijkt dat wij, wat betreft de „klassieken” van dezelfde opvatting uitgingen als de heer 8., want mijn antwoord luidde: „Klassieken der Hollandse kinderliteratuur zijn er nog haast niet. De buitenlandse klassieken als Defoe, Malot e.a., worden in Hollandse vertaling ook veel gelezen.”

Op vraag twee noemden wij nÊi enkele boeken voor de kleinsten: „Afke’s tiental” en „Onder het stroodak” met het bijschrift „twee der beste boeken der Hollandse kinderliteratuur, gezinsverhalen in de beste zin van het woord” (met nog iets uitvoeriger toelichting), verder volgden daarop „Jaap Holm” (v. d. Hulst), „Jongensdagen” (Thijssen), en de „Keteltjes”-serie” (O. Bruyn) met enkele andere.

Vraag elf luidde: „Welke zijn de tien boeken.