Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

Tijd EN Taak

ZATERDAG 16 DECEMBER 1939 – No. 12 38STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH WEEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. W. BANNING ADRES DER REDACTIE: BENTVELDSWEG 5 – BENTVELD

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 38STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR F 3.40, PER HALFJAAR F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 15 CENTS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 GEMEENTEGIRO V 4500 ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

VÓÓRLAATSTE EN LAATSTE WAARHEID

Zo even heb ik de lezing beëindigd van een boekje dat de gedachten bevat, die prof. Huizinga formuleerde voor het Internationale Instituut voor Intellectuele Samenwerking, gedachten ook voor de A.V.R.O.*microfoon Er staan natuurlijk waardevolle, goed ge* formuleerde en door nobele gevoelens gedragen overtuigingen in. Huizinga con* stateert, dat sedert het heilloze jaar 1914 wij ons hebben moeten gewennen aan steeds verbijsterender schendingen van menselijkheid en recht, aan politieke trouweloosheid zonder voorbeeld in de geschiedenis, aan een vergroving van zedelijke en geestelijke maatstaven, te* voren ongehoord. Men heeft de waar* heidszin trachten uit te roeien en de goede trouw vermoord, een oneindig dom hyper*nationalisme is de melaats* heid van onze tijd Zeker, er is een lichtpunt: tussen de volkeren van Europa is geen haat (vraag: ook niet tussen de intellectuelen en de politici der volkeren? Gaan met name de intellectuelen niet nog steeds door met het beruchte „ver* raad der klerken?”); omdat er geen diepe vijandigheid is tussen de volken, is een echte en hechte vrede tussen verreweg de meeste volken der aarde onverwijld mogelijk. Zal herstel mogelijk zijn, vooral herstel van vertrouwen? Huizinga be* sluit: „Wij weigeren te geloven dat het laatste woord van het menselijk ver* mogen om de wereld te beschaven, het slotaccoord van de symphonie der eeuwen die inzette met Plato, om door hoogten van harmonie als Dante en Bach te gaan, de volstrekte verzaking van den Geest zou zijn.”

Wij hebben dit geloofsgetuigenis van den Leidsen geleerde met hartelijke in* stemmming begroet en er dankbaar van genoten. Maar als ik het boekje sluit, voel ik toch een vraag opkomen: Niet

meer? Ik begrijp en waardeer de voors zichtigheid, zowel van den kenner der geschiedenis als van den gerijpten mens, die zo ontstellend veel menselijke ver« dwazing, zoveel vernieling van woedende instincten heeft gezien, en die niets wil voorspellen en niets wil construeren geen toekomstbeeld, geen wensdroom biedt hij ons om ons aan op te richten. Ik begrijp en waardeer dat, en tóch vraag ik: Niet meer?

Die vraag splits ik voor mij zelf in tweeën, en de eerste helft voel ik als een bezwaar tegen de zoeven geboorde steh ling: dat een echte en hechte vrede om verwijld mogelijk is. Eerlijk gezegd: ik geloof er niet veel van, ook niet wanneer ik bijzondere nadruk leg op de toes voeging: vrede tussen de volken waar? bij dus gerekend moet worden met een feitelijke ineenstorting van het nationaah socialisme. Afgezien echter daarvan lijkt mij volstrekte voorwaarde voor een echte en hechte vrede: economische samem werking, en bereidheid om iets van de volstrekte souvereiniteit der Staten op te offeren. Ik zie van die bereidheid nog niet veel: in Duitsland niets, in Engeland en Frankrijk (de conservatieve leidende kringen) bijna niets. Er zal dunkt mij, straks een sterke en doelbewuste volks* beweging nodig zijn, om iets van de

voorwaarden voor echte en hechte vrede van de regeringen af te dwingen.

De andere helft van mijn vraag raakt dieper, en is geen bezwaar nog minder een verwijt aan prof. Huizinga. Ik ben geneigd om te erkennen, dat hij mis* schien het maximum van het gemeen* schappelijk geestelijk bezit der Europees denkende intellectuelen uitspreekt. En ik vraag met diepe zorg: is dit maximum niet te weinig, en openbaart het niet onze geestelijke armoede? Laat ik het mogen zeggen op mijn wijze zo alleen toch

is het echt, al loop iK het gevaar door anderen niet te worden begrepen. De toestand onzer Europese kuituur doet mij dikwijls het Bijbelwoord in herinnen ring komen: „de dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.” Practisch hebben wij dat waar gemaakt, hebben wij aan bruuts heid en eigenbelang, aan razende begeerte en fellc' machtswellust vrij spel gegeven, en alle barmhartigheid en menselijkheid uitgeroeid. In deze af= schuwelijke jaren breekt nu het in onze wereld sluimerende, door het kapitalisme gevoede en nu opgestane barbarisme los. Het huiveringwekkende van een bestaan op aarde, dat God bant, dat alle wetten van barmhartigheid en liefde honend breekt, wordt ons nu misschien duidelijk en grijpt ons met ontzetting, de ont* zetting vooral om anderer lijden terwijl wij, evenzeer schuldig, gespaard blijven.

De religieuze mens heeft nimmer reden om zich op de borst te slaan; toch ver* baast hem de wilde waanzin die over de wereld vaart, niet.... kón het anders gaan? En nu zeggen wij mèt prof. Huizinga: wij geloven niet, dat het slot* accoord van'de symphonie der eeuwen de volstrekte verzaking van den Geest zal zijn.” Maar diep weten wij: deze waarheid is niet meer dan een vóór* laatste, waarachter een andere wacht om door te breken. Misschien komt onze tijd niet verder dan tot de deemoedige erkenning: wij kunnen niet waarlijk leven, en God smaden. Als dan een ver* langen opstaat naar de levenwekkende krachten uit Gods hart....

Achter een vóórlaatste waarheid wacht de laatste.

Is het misschien toch Adventstijd voor onze wereld? W. B.

') Neutraliteit en "Vrijheid, Waarheid en Be* schaviny. Üitg. Tjeenk Willink, Haarlem, 1939. Gecart. 7.“' et. (26 blz.).