I , jJlllDiririTr.lFnMiiiiiiii 111 111 I'l

De Volkenbond

Er zijn nog geen besluiten over Finland— Rusland te Genève genomen, wanneer wij dit schrijven. Maar het resultaat zal wel zijn: veel sympathie voor de Finnen en weinig hulp. De Volkenbond is niet de ridder, die de zwakken beschermt en de belaagden te hulp komt. Hij heeft in de eerste tijd van zijn bestaan een paar malen internationale geschillen, die tot oorlog hadden kunnen leiden, uit de weg geruimd. Hij deed en doet nog nuttig werk buiten het terrein der internationale politiek. Maar hij is niet een bliksemafleider, die Europa behoedt tegen inslag uit de gevaarlijke buien van oorlogsdreiging. Hij is'ook meer een Europese dan een Wereldbond geweest, maar een bond van staten dan van volkeren. Het is nu nog maar een bond van een klein deel der staten. Het kan nu wel een resolutie voor Finland aannemen en de aanval van Rusland afkeuren en misschien Rusland dwingen, de bond te verlaten. Maar wat baat dit alles tegen het oorlogsgevaar, dat thans als een alles verterende vlam over geheel Finland dreigt te gaan? De bond staat daar machteloos tegenover het vrouwtje, dat het strand wil opdweilen en drooghouden tegen de opzettende vloed.

Al te waar is helaas het strenge vonnis van prof. Verzyl, dat de zaak van de Volkenbond verraden is door zijn eigen leden. Dat is in het bijzonder gebeurd door de onwü, om de bewapening te beperken en op de duur te verminderen. Het op jagen der bewapening moest onvermijdelijk tot oorlog leiden. De overwinnaars, die Duitsland en de andere verslagenen tot ontwapening dwongen, lieten na, vrijwillig hun eigen oorlogsmacht te verminderen en af te schaffen, hoewel ze dit hadden beloofd. Te Genève besliste gewoonlijk het nationale belang der grote mogendheden en niet het internationale gemeenschapsbesef. Bovendien mist de bond, die nooit sterk is geweest, thans bijna alle gezag en macht, om vergrijnen tegen het recht en de vrijheid van staten te keren en de overtreders te bestraffen. Wij kunnen het woordje „bijna” in de vorige zin wel schrappen. Wanneer een lid het met een beslissing of uitspraak van de bond niet eens is, dan gaat hij heen en gebeurt er verder niets. Wanneer een staat overweldigd en vernietigd is en zijn afgevaardigden kloppen daarna aan de deur van de bond, dan laat men ze op zijn best aarzelend binnen en hoort hun klachten en aanklachten verlegen aan en vergeet ze zo gauw mogelijk, om niet in moeilijkheden te komen. De positie der kleine neutrale staten zal bij de behandeling der Finse kwestie deze week te Genève niet aangenaam zijn geweest. Zij hebben hun machteloosheid gevoeld en vrees maande ze tot voorzichtigheid. Wat zal een schaap doen, als een ander door een beer is aangevallen en wel geheel verscheurd zal worden!

Toch moeten wij aan de zaak van de Volkenbond niet wanhopen. Terecht is opgemerkt, dat men in twintig jaar niet de voltooiing kan verwachten van een radikale hervorming in de verhoudingen tussen staten en naties, vooral niet, wanneer daarbij zulke grote fouten zijn gemaakt.

Een Latijns spreekwoord luidt; Geen gemeenschap zonder wet. Een gemeenschap van staten en naties is alleen mogelijk, indien hun verhoudingen wettelijk geregeld zijn en er een macht is, om hen tot gehoorzaamheid eraan te dwingen. Ontwapening is daartoe een eerste

vereiste. De burgers van een staat mogen ook geen wapenen dragen en geen eigen recht zoeken, omdat de justitie voor hun veiligheid en recht zorgt. Thans is het nationaal gevoel sterk aangewakkerd en hier en daar zelfs tot een gevaarlijk vuur geworden; voor een volkerengemeenschap is nodig een sterk internationaal gevoel. Het is van groot belang, dat dit in onze tijd niet geheel verslapt en verdwijnt of zich beperkt tot de oorlogvoerenden, met welke men sympathiseert.

De Volkenbond moge al uiteenvallen; een nieuwe Volkenbond zal komen, of de wereld zal aan oorlogsgeweld ten gronde moeten gaan. De vrede zal waarlijk vrede zijn en geen rustpauze, om weer op verhaal te komen, indien dit inzicht zijn inhoud bepaalt.

Eerlijkheid en de publieke kas

11 et geweten raakt bij menigeen uitgeschakeld, als het tegenover de openbare kas geplaatst wordt. Er wordt ieder jaar zeker een kapitaal, dat in de millioenen loopt, door belastingplichtigen aan de schatkist onthouden. Een voordelige bescheidenheid doet zich gelden bij de aangifte van inkomen en vermogen! Gewetensgeld heeft niets met het geweten maar alles met de vrees voor ontdekking en straf te maken. Bij onteigening door rijk of gemeente durft de eigenaar van huis of grond een som vragen, die hij tegenover een particulier niet zou durven noemen. Van openbare lichamen mag men echter trachten te trekken, wat men kan. Hoe dikwijls komt het ook niet voor, dat ambtenaren zich vergrijpen aan het hun toevertrouwde geld, veel vaker naar onze indruk, dan het personeel van particuliere zaken dit doet. Zeker is strenge en deskundige controle ten opzichte van het beheer der openbare geldmiddelen zeer gewenst, daar het geweten de hand daarvan niet zo sterk terughoudt als van ander geld.

Er zijn knoeierijen bij de bouw van defensiewerken aan het licht gekomen. Bij deze werken werd beton van mindere kwaliteit gebruikt, dan volgens de voorwaarden vereist werd. Zand is goedkoper dan cement! Bij grote werken kan men zo zand in goud omtoveren, als het opzicht niet voldoende is, of als het zich met de hand ook oog en mond doet stoppen. Als uitvoering en opzicht het met elkaar eens zijn, kan er op een werk „verdiend” worden. Bij de vele werken van defensie, die met spoed uitgevoerd moeten worden, kan gemakkelijker geknoeid worden dan bij gewone werken. Geknoei wordt ook in de hand gewerkt door het stelsel van aanneming met potjes en opzetjes. leder wil het werk graag hebben en eraan verdienen ook; als de laagste inschrijver het werk krijgt, moet hij soms knoeien, om er geen strop aan te krijgen. Er zou veel kwaad voorkomen kunnen worden, indien de inschrijver, die het dichtst bij een van te voren vastgestelde en geheim gehouden som inschreef, dan ook het werk kreeg. Maar de grond van het kwaad zit in een gemis of te zwak gevoel van verantwoordelijkheid en eerlijkheid tegenover de openbare lichamen. Hoe menig potlood, dat ambtshalve verstrekt werd en voor ambtelijk werk bestemd werd, verzeilt niet in de huiskamer en wordt door de kinderen genaast! Dat is maar een kleinigheid en toch een bewijs van een algemeen en ernstig kwaad, dat men tegenover de gemeenschap en haar organen

doet, waarvoor men zich tegenover particulieren zou schamen. Het zit reeds in de kinderen. Ze vernielen jaarlijks een kapitaal aan de nuttige wegwijzers, die immers van „niemand” zijn. Ze gooien zand en stenen in de sloot, die bij de weg geplaatst zijn, om deze te hernieuwen. Bij jong en oud is de opvoeding tot gemeenschapszin nodig, die zich ook uit in eerbied voor geld en goed van de staat en zijn organen.

Zal de staat waarlijk als gemenebest werken en de maatschappij waarlijk een samenleving werden, dan dient men eerlijk te zijn niet alleen tegenover andermans goed maar ook tegenover dat der gemeenschap.

Janus Prutteimeier

Janus heeft het woord gekregen in de rubriek „Oeconomie en Financiën” in de N. R. Crt. Het is een onzer beste dagbladen met over het algemeen uitstekend verzorgde rubrieken. In de binnenlandse politiek is ze oud-liberaal en hunkert zij naar de goede, ouwe tijd, die nooit weerom komt, toen de ondernemer in zijn jacht naar winst en macht nog niet geremd werd door wetten en maatregelen der overheid, een zeer eenzijdige vrijheid; voor de arbeiders betekende ze toch harde dienstbaarheid. De N. R. Crt. heeft van een abonnée een brief gekregen en vond die zo mooi, dat hij een plaats kreeg in de rubriek ~Oeconomie en Financiën.” De briefschrijver noemt zijn naam niet, maar we dopen hem Janus Prutteimeier. Hij is bakker en klaagt, dat de politiek de arbeid buitengewoon heeft versomberd. Vroeger had men een opbouwend gesprek met het personeel en kortte een vrolijk lied de tijd. Toen kwam in T9 de 8-urenwet en de somberheid. Op allerlei wijzen hebben de bakkers volgens Prutteimeier zeventien jaar lang gevochten en getracht zich aan deze wet te onttrekken. Het regende bekeuringen, lage en hoge boetes. Eerlijke en vlijtige patroons moesten een week in de gevangenis te midden van allerlei gespuis, omdat zij het hoofd niet wilden buigen. Ook voor de knechts was die 8-urendag een ramp. In het begin moest de baas ze telkens terugsturen, omdat ze te vroeg kwamen en zich thuis verveelden. Nu hangen ze bij moeder de vrouw aan de wasmachine of gaan de eendjes brood geven in de stadsgrachten. Zo worden zij thans „beschermd” en met al die sociale zorgen is de gezelligheid in de omgang tussen baas en knechten verdwenen.

„Met deze overheidsbemoeiing moet de wereld wel te gronde gaan. Ik voor mij heb althans geen hoop meer.”

Dit gepruttel van een oud en ouderwets burgermannetje wordt met instemming opgenomen door een blad, dat om zijn overigens uitstekende inhoud een naam hoog te houden heeft. De oude tijd is meestal niet zo mooi als oude mensen, die hun tijd niet verstaan, menen. Vroeger waren de bakkersknechten slaven aan de deegtrog en bij de oven. Zij werkten, als anderen sliepen en sliepen als anderen werkten. Hun arbeidsduur was zo lang, dat er bijna geen tijd voor het gezinsleven overbleef en hun kinderen in hen nauwelijks of niet den vader zagen. Ze zagen er bleek en ongezond uit, daar ze zelden de zon zagen. Pogingen in meerdere plaatsen, om door vrijwillige overeenkomst de nachtarbeid af te schaffen, mislukten. Toen heeft de wetgever ingegrepen en van ’l9 af begint voor de bakker.sknechten een nieuw leven. De wet heeft zegenrijk voor hen en hun gezinnen gewerkt. Het bedrijf heeft zich al spoedig aan de nieuwe toestand aangepast en zelfs het grootste deel der patroons zou niet terug willen naar de vrijheid van de oude tijd behalve

Janus Prutteimeier, die waarschijnlijk een grote slaapmuts gebruikt, waaronder hij zijn vooroordelen en afkeer van nieuwe gedachten en wetten trouw bewaart en heerlijk droomt van een gezellige bakkerij met vrolijk zingend personeel in de nacht. Ook waren toen de lonen niet zo schandelijk hoog en er waren geen bonden, waarmee alle ellende begonnen is!

J. A. BRUINS.