Veertig jaren School voor Maatschappelijk Werk

Zaterdag 16 December 1939 vieren leerlingen, oud-leerlingen, directie, bestuur en docenten het veertig-jarig bestaan van de School. Het kost moeite een oudleerling aan haar verstand te brengen, dat daar achter „voor Maatschappelijk Werk” behoort te staan. Immers, voor haar gevoel zal er altijd maar één school zijn en dat is de School in de Pieter de Hoochstraat te Amsterdam. Dat is de school die in 1899 werd gesticht met de bedoeling een deskundig corps maatschappelijke werkers te kweken, die als vakmensen en niet als dilettanten hun zelf-gekozen arbeid zouden verrichten. Vakmensen, die met liefde uit het gerechtigheidsmotief en niet uit filantropie hun werk als dienst, zouden doen. Het oprichten van zulk een opleidingsinstituut was in zekere zin een revolutionaire daad. Was niet in het derde en vierde kwart der 19e eeuw het allermeeste werk dat voor minder-bedeelden werd gedaan, liefdadigheid? |

AÏs socialisten vergaten we vaak, dat uit burgeriijke kring de eerste doorbreking daarvan kwam. Daar ontstond het eerst bij een kleine groep rechtschapen humanisten de drang' om uit gerechtigheid te werken voor en met de maatschappelijk zwakkeren. Men had het sociale onrecht gezien en gevoeld en men wilde de schuld helpen boeten. Niet door grote maatschappelijke omwentelingen, maar door persoonlijk werk. Men schatte dit als socialist vooral niet gering. Zeker, wij menen, dat zonder grondige maatschappelijke verandering het onrecht nooit werkelijk zal worden opgeheven. Maar dat zal ook niet geschieden zonder dat persooniijkheden iets van zichzelf geven. En deze zware taak namen de eerste maatschappelijke werkers op zich. Zij wilden geven van zichzelf; niet van hun geld alleen, maar van het innerlijk bezit, waardoor zij wisten dat het ieven zin en inhoud krijgt. Zij wilden niet geven uit vriendelijkheid, maar zij moesten geven uit liefde en gerechtigheidsdrang. Daarom werd hun werk niet alleen en in de eerste plaats vóór, maar mèt de zwakkeren. We denken hierbij b.v. aan de Engelse settlements (Toynbee) als centrum, waar arbeiders en intellectueien samen woonden en ervaring en kennis uitwisseiden. |

Hoewel dus op de voorgrond stond het persoonlijk contact Toyntaee’s leus was „één voor één” —, kwam men steeds meer tot het inzicht dat dit eerst werkelijk vruchtbaar kon zijn wanneer men zakelijk goed geïnformeerd was over de omstandigheden, waaronder de maatschappelijk zwakkeren leefden. Het leren kennen van woningtoestanden, van fabrieksarbeidersmilieus en arbeidsvoorwaarden, was voor velen een openbaring, die hen levenslang de kracht en de volharding voor hun werk zou doen behouden, zelfs onder de moeilijkste omstandigheden. Want gemakkelijk hadden deze pioniers het niet. Van allerlei zijden ontmoetten ze tegenstand. Het zou onchristelijk zijn alle mensen „gelijk” te willen doen zijn (iets wat de pioniers ook nooit hebben nagestreefd!), dit werk was niets dan lapwerk, alleen door de klassenstrijd kon de wereld veranderen, enz. Maar ondanks de tegenstand en de stille en openlijke tegenwerking ging men door. Ook in ons land ontstond volkshuiswerk het Amsterdamse „Ons Huis” en het Leidse „Volkshuis” werden in de laatste jaren der 19e eeuw geopend —, ook hier werd gestreden voor betere woningtoestanden, voor verlichting van de veel te zware arbeidstaak der duizenden vrouwen en mannen, voor een betere opvoeding der vele te kort gekomen kinderen. Men stelde niet alleen eisen aan de maatschappij, maar men deed zelf wat men kon om de noden te lenigen. |

Het werk had levensvatbaarheid, het breidde zich uit, het verdiepte zich. Maar de beste werkers ontdekten bij zichzelve en bij anderen een tekort aan maatschappelijke en vakkundige kennis. Sterker dan ooit werd de behoefte aan deskundige werkers gevoeld. En zo ontstond het plan voor een opleidingsinstituut. I

Het is hier niet de plaats om de geschiedenis der veertig jaren School voor Maatschappelijk Werk te schrijven. Wij willen hier slechts iets

van de geest weergeven die het werk daar steeds heeft bezield en nog bezielt. Wanneer men als oud-leerling terugdenkt aan de studie-tijd, bezint men zich natuurlijk op een bepaalde periode van de School. In het geval van schrijfster dezes op de tijd waarin Mej. E. C. Knappert directrice was. (1915—1926.) Waar zij niet minder dan elf jaren lang haar stempel op de school heeft gedrukt, is deze indruk niet al te persoonlijk. Immers, al die elf jaar lang werden leerlingen door deze voorname geest en dit sterke karakter gevormd, aan het maatschappelijk werk toegevoegd. Waar bovendien haar opvolger Mr. M. J. A. Moltzer hoewel ook weer een geheel eigen karakter gevend aan de school van dezelfde grondprincipes uitgaat, kan men nog altijd zeggen dat de School voor Maatschappelijk Werk uitgaat van de eerbied en de liefde voor de menselijke persoonlijkheid; de noodzakelijkheid inziet van sociale arbeid in onze maatschappij als dienst aan mens en gemeenschap verricht en dat zij een zo grondig mogelijke opleiding en opvoeding van aanstaande maatschappelijke werkers voorstaat op geestelijk, sociaal en vakgebied.

Uit dit alles vloeit voort, dat geen bepaalde eisen worden gesteld aan de politieke of kerkelijke gezindheid van de leerlingen. De School te verwijten hetgeen niet zelden gebeurt dat zij óf neutraai, óf socialistisch zou zijn, is even onjuist als dom. Wanneer men de neiging van deze tijd tot étlquettéring niet onderdrukken kan en haar per se een stempel wil geven, dan is, dunkt ons, het enig juiste om op geestelijk gebied te spreken van haar humanistisch karakter. Waarbij dan onder humanisme verstaan moet worden de overtuiging, dat elke mens gelijkelijk drager is en behoort te zijn van bovenpersoonlijke waarden aan wlen als zodanig eerbied en liefde verschuldigd is. |

I Wanneer men de School een maatschappelijk etiquet wil opplakken, dan kan men haar in de waarachtige zin van het woord vooruitstrevend noemen. Zij heeft zich voortdurend vernieuwd en aangepast aan de wijzigingen die zich in de veertig jaren van haar bestaan in het maatschappelijk leven hebben voorgedaan. Vandaar ook dat regelmatig wijziging is gekomen in de opleidingsmogelijkheden, die b.v. naast woninginspectie, maatschappelijk hulpbetoon, kinderbescherming en volksopvoeding, in deze tijd ook arbeidszaken, werklozenwerk en jeugdwerk insluiten. Dat de School zich op dit ogenblik rekenschap geeft van de vraag of er voor haar leerlingen nieuw werk te doen is in verband met de mobilisatie, spreekt vanzelf. Overal waar van persoonlijke nood door maatschappelijke nood sprake is, staat de School en staan haar (oud-)leerlingen gereed naar mogelijkheid te helpen. Behalve voor het direct practische maatschappelijk werk, vervult de School een zeer belangrijke taak inzake de erkenning daarvan in wijdere kring. Want hoewel het aantal leerlingen in zeer sterke mate stijgende is, het werk wordt door onze samenleving als geheel nog geenszins naar waarde geschat. Dit demonstreert zich duidelijk in de dikwijls meer dan laakbare arbeidsvoorwaarden der sociale werkers. Dit is zeker één der redenen waarom de wens, die van de oprichting af bij directie en bestuur heeft bestaan —■ zowel manlijke als vrouwelijke leerlingen op te leiden niet fel vervulling is gegaan. De School voor Maatschappelijk Werk is practisch een opleidingsinstituut voor vrouwen geworden. Dit ;s zeker niet te betreuren, want er zijn weinig instellingen in ons land, die zo’n uitnemende opvoedingsmogelijkheid aan jonge vrouwen bieden. De combinatie van intellectuele, geestelijke en practische vakken, maar vooral de humanitaire basis van het werk, maken de studie voor haar die hard en ernstig willen werken, zeer aantrekkelijk. Het is waar wat de tegenwoordige directeur van de School eens schreef: „Wie de School voor Maatschappelijk Werk heeft doorlopen en met zijn ziel heeft gevolgd, kan niet meer terugvallen in een geest van onverschilligheid tegenover wat in de lijdende mensenwereld gebeurt.” Wie dit heeft mogen

ondervinden, is van een grote blijvende dankbaarheid vervuld jegens hen, die het initiatief tot dit werk namen en hen, die het door de jaren heen hebben geleid.

W. H. KUIN—HARTTORFF.

Verenigingsleven

Van de Federatie

Volgende week verschijnt het Kerstnummer van Tijd en Taak. Colportage-nummers a 5 et. per stuk kunnen tot uiterlijk Woensdagmorgen eerste post besteld worden bij de administratie, Hekelveld 15, Onverkochte nummers worden niet teruggenomen.

De 8.5.G.-secretarissen weten dit al. Ook voor lezers, die een kerstbijeenkomst van een verwante vereniging bijwonen, bestaat hier een goede gelegenheid, mee te werken aan de verbreiding van ons blad. Men hoeft heus geen enorme aantallen te bestellen, ook een briefkaartje voor tien stuks is welkom.

Moge een stroom van bestellingen bewijzen hoé Tijd en Taak ons ter harte gaat! D. TINBERGEN, Secretaris.

Abrikozenplein 37, Den Haag.

R.S.C. Groningen

Wij houden dit jaar onze Kerstbijeenkomst op Vrijdag 22 December, ’s avonds om half acht, in de Remonstrantse Kerk, Coehoornslngel. Ds. G. K; van der Horst uit Akkrum komt voor ons spreken, terwijl de zangvereniging „De enige lied.6r6n zal zingen. Toont uw verbon<ienlie;i<i met onze beweging en komt allen! J. W. D.

R.S.G. Den Haag

Wij brengen nog even onder de aandacht on'M intieme kerstviering op Zondagavond 24 Decembet in de benedenzaal v. h. kerkgebouw van de Vrijz Godsdienstigen aan de Beeklaan. Aanvang acht uur. Opening der zaal pl.m. kwart voor acht. Wanneer u zich daarvoor nog niet hebt opgegeven, doet u dit dan even per omgaande bij het secretariaat; Meloenstraat 149. .... Vrienden en belangstellenden zijn ook van harte welkom. , ' . .''/.li Wanneer u niet uitstedig of elders bezet bent, kunnen wij dan op u rekenen? HET bestuur.

R.S.G. Amsterdam

Op Vrijdag 22 December a.s. geeft onze gemeem schap een Kerstbijeenkomst in „De Vrije meente” des avonds te acht uur. Gesproken wordt door ds. L. H. Ruitenberg. Medewerking, verlenen Nel Oosthout, declamatie; Albert van Doom eh Mary Honig, cello en orgel. Toegangsprijs 20 cent, werklozen 10 cent.

We verwachten dat vele van onze leden en de lezers van ~Tijd en Taak” zich geroepen zullen voelen om deze avond bij te wonen. Kaarten zijn in voorverkoop verkrijgbaar bij: De Arbeiderspers, boekh Hekelveld 15; Boekh. Lankamp en Brinkman Spiegelgracht 19; Boekh. Edelman en'Barendregt. Da Costapleln 14; Boekh. Bovenkerk, Middenweg 176; Gregorius’ Boekhandel 2e van Swindenstraat 7; Boekh. Arbeiderspers, Jan Evertsenstraat 30; J. Korte, Olympiaplein 188; H. Vecht, Mauvestraat 201; D. Herlaar, Admiralengracht 216 en A. Buys, Sperwerlaan 38.

R.S.G. Arnhem e.o.

Op de Kerstvergadering van de S.D.A.P. spreekt dr. G. Horreüs de Haas uit Zwolle. In verband hiermede houden wij dit jaar geen eigen Kerst-wijdingsavond, maar wekken we onze leden en geestverwanten op, bovengenoemde bijeenkomst te bezoeken.

R.S.G. Rotterdam

In samenwerking met het Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling heeft de R.S.G. dit jaar weer een Kerstbijeenkomst belegd. Ditmaal zal deze gehouden worden in Ons Huis, Gouvemestraat 133, op Zondagavond 24 December 8 uur. Ds. J. A, Bruins zal dan de Kerstrede uitspreken, terwijl medewerking wordt verleend door Mejuffrouw Marie v. d. Kooy zang en Amy Horselenberg piano. Voorziet i tijdig van toegangsbewijzen, die voor 15 cent (werklozen 10 cent) te bekomen zijn'bij de wijksecretarissen van het 1.v.A.0. en bij Mevrouw Boogaard-Lavooy. lependaal 154; J. van Rhljn, Doezastraat 8; M. van Nieuwland, Brederodestraat 30; Mevrouw J. Krul-Bulsing, van Heusdestraat 9 en in de A.P.-boekhandel Meent 81. Indien nog voorradig, ’s avonds aan de zaal. Houdt allen de avond van 24 December vrij en wekt ook belangstellende vrienden op.