een paar verzen neergeschreven staat, uit tot een verhaal met spanning en toch, zonder het te zeggen, doelend op het wonder van het heülge-in-het-menselljke. Dat lukt niet altijd, vooral niet. als er geen Intense aandacht Is. Waarom zou die er ook zijn? ledereen kent het verhaal. Het wordt vaak ondergaan als een journaal vóór de hoofdfilm. De hoofdfilm Is de vertelling. Die vertelt mevrouw meestal. Haar stem Is immers niet zo gewoon. Haar optreden In een kerkgebouw Is niet zo allerzondaags. Het verhaal deint door. Het was moeilijk om een goed stuk te vinden. Boeiend voor de groten, geschikt voor de kleinen, niet prekerig, niet slijmerig, niet huilerig en tóch godsdienstig. Het geschuifel van de stoelen, het gehuil van kleine Pietje, die wég, of misschien nóg wat anders wil, trotseert ze. Als het verhaal goed Is, luisteren wij grote mensen, die Immers óók kinderen zijn, stil mee. En als de woorden ophouden, wordt de stroom van rumoerigheid gestelpt met tractatle. Begerige handen grijpen; échte mensenhanden!

Aan het slot zingen de groten: „’k Zal U, o God mijn dank betalen” en de kinderen zingen: ~Wij danken U, o Vader”. Dat van die dankbaarheid klinkt echt.

Zo Is het Kerstfeest. Hier en overal. Soms wat mooier, soms wat rumoeriger; maar steeds een poging tot confrontatie van, ja, een worsteling tussen het allerdaagse en het heilige.

Absolutisten zullen zeggen: schaf ’t af, want het Kerstfeest Is heiligschennis! Maar zij zullen het niet winnen. Het Is goed, dat de kinderen komen om te horen over dat Kind In die kribbe, en het is óók goed dat ze daarbij een geschenk ontvangen. Het Is goed, dat zij zich later herinneren zullen, als zij groot zijn, dat zij gezongen hebben van konlngen, die voor een Kind knielden. Zo er geen duizenden onheilige en zelfs ontheiligde kerstfeesten over óns heen waren gegaan, dan zouden wij thans niet diepe onvrede hebben met deze wéreld, waarin de groten der aarde niet geleerd hebben voor het Kind te buigen. En waarin het ook ons nog steeds niet gelukt!

L. H. RUITENBERG.

BOEKBESPREKING

Prof. dr. Andrea Majocchi: „Chirurg”. Zuid-Hollandsche Uitg. Mij., Den

Haag. 340 blz. Prijs ƒ3.75— ƒ4.90.

Over dit eerste deel van de nieuwe Cultuurserieromans zouden wij eigenlijk kunnen volstaan met een kort: dit werk hoort in deze serie niet thuis. Het is echter wel gewenst dit even nader toe te lichten, daar wij dit boek werkelijk niet in handen van „jan en alleman” wensen.

Prof. Majocchi schreef zijn levensverhaal als een „oprecht zedelijk testament” voor zijn zoon, die student in de medicijnen is. lemand heeft hem trachten te overtuigen, aldus het voorwoord, dat het ook voor anderen van nut kon zijn. Wij zijn die iemand niet dankbaar: er zijn vele bladzijden in dit boek, die absoluut niet voor leken geschikt zijn, doordat zij óf te wetenschappelijk öf al te natuurgetrouw zijn. Evenwel is de opname van dit werk in de cultuurserie ook nog om andere redenen te betreuren. De schrijver is nu eenmaal geen literator maar chirurg en dat is duidelijk aan de opzet van het boek en aan de schrijftrant te merken. Dat zou nog niet onoverkomelijk zijn, maar hij is bovendien zéér zelfgenoegzaam en doordrongen van het feit, dat zijn beroep het meest opofferende, zelfverloochenende ter wereld is. En dan is hij... persoonlijk bevriend geweest met de toekomstige Paus Pius XII, ja, en met d’Annunzio en andere fascistische grootheden, enne... hij heeft tot tweemaal toe hoge onderscheidingen van de Duce gekregen en hij is ook gedecoreerd door Z.M. de Koning van Italië...

Dit kinderachtige genoegen zij de man gegund. Maar laat hij bij z’n leest blijven en zich alsjeblieft niet met de politiek gaan bemoeien. Dat de Pontijnse moerassen drooggelegd zijn willen we desnoods nog wel eens weer lezen, al weten we dat zo langzamerhand nou wel. Maar het wordt ons al te gortig als de schrijver bij zijn verheerlijking van het fascistische Italië Mussolini vergelijkt bij de „profeet van het Evangelie” en het fascisme bij een „nieuwe religie” (blz. 261 en 262) en als hij jubelt over de orde en welvaart in zijn land tegenover „misdaad, afpersing, ellende en honger” elders, (blz. 263). Of wat dunkt u van deze opmerking : ... „dat er tegenwoordig in Italië geen troebelen meer zijn en geen moordaanslagen meer plaats vinden..., doch dat er alom rust, vrede en veiligheid heerscht” (blz. 262).

De auteur kon toen. Kerstmis ’34, nog wel niet weten van Abessinië, Spanje en Albanië, maar Mateotti was toen toch al wel vermoord met medeweten van „hogerhand”. Wij menen hiermede de geest van deze ongetwijfeld interessante, maar vooral voor sommige leken gevaarlijke lectuur voldoende geschetst te hebben. Nee, professor, je mag dan een knap chirurg zijn, maar... „an maan laaf geen polonaise”! L. W.—S.

Bep Otten: Het leven wacht. Uitg. Nederlandse Keurboekerij. Amsterdam. 256 blz., ing. ƒ 2.-, geb. ƒ 2.50. Allereerst wil ik m’n grote waardering uitspreken voor de ernst, waarmee in dit boek wordt ingegaan op allerlei problemen, die op de jonge mens aanstormen. En steeds tracht de schrijfster naar een oplossing te wijzen in ik zou haast zeggen religieus-socialistische geest, in ieder geval in een geest van liefde tot de mens, tot iedere mens, van verantwoordelijkheidsbesef, van verband met eeuwigheids waarden. Een ernstig boek dus; toch geen saai, vervelend boek: de schrijfster kent haar volkje en weet in de regel de natuurlijke to"n te treffen, terwijl de fleurigheid allerminst ontbreekt. Een boek, waar de grote meisjes boven 16, 17 jaar veel aan kunnen hebben. Toch kan ik het boek niet bijzonder geslaagd vinden. De schrijfster haalt m.i. veel te veel overhoop. Hier ligt stof voor minstens drie boeken (Rie, Truus, Ruth), Nu is het geheel vrij verward geworden. Eerlijk gezegd: toen in hoofdstuk XIV een

nieuwe naam opdook, „Joep”, zuchtte ik al bij voorbaat: „O heden, wèèr een nieuw probleem!” Bovendien is de karaktertekening zwak, zodat de verschillende persoonlijkheden vaag blijven. De illustraties door Mali Auerbach zijn op zichzelf aardig, en meer dan dat, maar illustreren doen ze het boek met: ’t boek zou zonder de illustraties niets van z’n waarde verliezen.

De omslagtekening van E. Lukacs ja, laat ik daar alleen maar van zeggen, dat herhaaldelijk een jonge hand met een energiek gebaar het boek onderstboven smeet, als de eigenares van die hand rustig een kopje thee dronk of zat te praten, en het geverfde gladde gezicht met het onmogelijk besneeuwde gebit haar al te hinderlijk aangrijnsde. Jammer, zo’n omslag, die met de inhoud van het boek vloekt. H. B.—S.

Jan Pierewiet, derde uitgebreide druk, samengesteld door Boy Wolsey e.a. Uitg. Van Gorcum & Comp, Assen. Kamp- en schooluitgave ƒ0.95, gebonden in kunstleer ƒ 1.45. Jeugdherbergbezoekers, kampeerders, jeugdbewegers, en wie zich daaraan verwant voelen, kunnen Jan Pierewiet met z’n overbekende, maar ook minder bekende liedjes niet meer missen, en zullen dus deze derde druk met vreugde begroeten. Een groot gemak voor het samenzingen is, dat in de inhoud ook de nummering van de beide vorige drukken is aangegeven. Een aanbeveling behoeft deze jolige snuiter niet; hij vindt zelf z’n weg wel. H. B.—S.

VIER KERSTLIEDJES

Er is niet één enkele weg naar vrijheid Zoals er ook niet is slechts éne blijheid Aan; 't eind van alle wegen wacht de heiige wijheid:

Gods rijk Hij is het hart, wegen zijn stralen die tot Gods hart allen nederdalen God leeft: dies zal ontferming zegepralen.

Colgotha

Sedert Ge reest, werd het ritme der tijden teller, de polsen van het leven sloegen sneller.

het geweten vond geen rust. leder pogen, het met den geest te wage' en ontferming over d' aarde uit te dragen hebt Gij, ze zegenend gekust.

Christus' deemoed

Alle wereldse helden

streden, leden, stierven in mens'ijke trots: Hij alleen gaart uit deemoed kracht. Zijn ziel is helder als een bergmeer

sterk als wat daarin spiegelt, de rots, en toch zo teer

Er is iets in hem, dat altijd lacht.

Christus' lach

Niet de grote kosmische lach van 't Oosten, enkelen slechts hoorden in onze hallen hem stijgen boven namen en getal'en kan nu onze benarde harten troosten.

Maar Christus' lach die honing heeft gegeten van Boedha's lip, lach die niet tot de starren draaft, maar met ons gelijk een broer wil eten in nedrigheid, het dagelijkse brood.

Hoort: in hem ruist een wereld-morgenrood.

H. ROLAND HOLST.