rN e herkomst van deze edele vrouwenfiguur nlstlsche oorsprong Is, lijdt geen twijfel. Men kent haar als de Madonna Greca, waarschijnlijk dank zij het Griekse, juister Oosterse kruis, dat In voorname soberheid haar gewaad versiert. Het beeld zou In de tijd der Kruistochten, vanuit het Oosten naar Ravenna zijn overgebracht en dateert uit de 10de of 11de eeuw. Daar werd het prachtige marmeren rellef geschonken aan een kerk, die nu dreigt In de moerassige grond te verzinken. De pilaren zijn al voor de helft onzichtbaar en men ontkomt niet aan de vrees, dat de ganse kerk, een eenzame, melancolleke basiliek uit de 11de eeuw, eenmaal geheel zal verdwijnen In de drassige grond, waarvan het kwelwater nu reeds groene sporen op het marmer achterlaat.

Met deze mogelijkheid voor ogen heeft men het beeld overgebracht naar een andere kerk, waar het veiliger Is. Een biddende madonna, „orante” noemt men een dergelijke figuur. Zij komt reeds voor op een muurschildering In de Catacomben te Rome uit de derde eeuw. In het midden latende of wij hier met een madonna te doen hebben, zeker weten wij dat In de eerste eeuwen van het Christendom, dat ultteraard de vormgeving zijner leer aan de bestaande Oosterse en Griekse kunst moest ontlenen, een biddende vrouwenfiguur het Gebed voorstelde. Op de achtergrond boven de opgeheven handen menen wij de letters te lezen van een der oudste Chrlstus-symbolen, de Vis, die te zamen de beginletters vormen van Jezus Christus Zaligmaker. Is het niet troostrijk, dat In tijden vol van oorlogen en bloedige twisten, een kunstenaar een beeld wist te scheppen als dit, van zo verheven rust en ernstige sereniteit. Behoorde haar vertrouwenwekkend beeld Inplaats van In een achteraf hoekje van het oude Ravenna niet voor aller ogen middenin onze verscheurde wereld te staan?

Kent gij onder de vele voorstellingen van de Aanbidding der Wijzen, die helaas tot koningen zijn gedegradeerd, er een waar zulk een hartstochtelijk verlangen uit spreekt om het doel te bereiken? Waarin de Moeder met zo edelmoedig gebaar haar Kind toereikt aan de bezoekers? En lijkt het niet of het kind den wijze bij de hand pakt en toelacht? Dit is ook een staal van Byzantijns-Hellenistische Kunst, maar in haar vervaltijd, uit de tijd, toen het ivoor het marmer als materiaal ging vervangen. Het is echter niet om de kunstwaarde, dat wij deze voorstelling hier afbeelden.

Op welk voorwerp deze in steen gebeitelde enthousiasten voorkomen? Zij vormen de zijwand van een sarcophaag, een stenen lijkkist zoals er in Ravenna in de kerken en in het museum wel een zestigtal uit de sde en 6de eeuw aanwezig zijn.

De meest geliefde voorstellingen schijnen

geweest te zijn: Daniël in de leeuwenkuil, de Opstanding van Lazarus, Christus en de discipelen, de Geboorte, de Aanbidding der Herders of zoals hier, die der Wijzen. Op onze plaat zijn het zeker geen koningen, maar wijzen, sterrewichelaars, magiërs, leden der Perzische priesterkaste. Dragen zij in plaats van kronen, niet de Phrygische muts? Dit zou geen wonder zijn; elders treft men ze ook aan op kunstwerken, die eveneens van Klein-AziatLsche oorsprong zijn. Het zou intussen spoedig gedaan zijn met simpele voorstellingen als deze. Toen koningen en keizers zich tot het Christendom bekeerden, toen de Kerk al machtiger werd, was het met eenvoudige voorstellingen als deze gedaan. Een troon vervangt Maria’s matten stoel.

Past ook deze voorstelling niet in onze tijd, nu de Evangelische waarden, misschien wel meer dan ooit, voor haar behoud vurige strijders van node hebben? E. C. K.

Kerstfeest in verbondenheid

Als de Decembermaand er weer is en Kerstmis niet ver af. verwachten wij het Wonder.

~Op Kerstavond is de hemel dicht bij de aarde”, las ik ergens. „Het wonder bloeit bijna binnen het bereik van mensenhanden, mannen en vrouwen tasten als kleine kinderen ontroerd en in hoopvolle verwachting naar een volmaakt geluk.”

Wij hebben de laatste jaren wel sterk het gevoel, dat het leven met al zijn ontzetting en onrust ons af houdt van het wonder. Er is te veel lawaai, te veel angst, te veel onzekerheid om ons heen, de lucht waarnaar wij opzien is vol gevaren, geladen met haat, vergiftigd door de mens in zijn machines met dodende projectielen. Als eerst maar de rust zal weergekeerd zijn, de ooriog voorbij is, dan zal het wonder weer bijna tastbaar nabij kunnen komen. Later, denken wij. Of: Als wij deze Decembermaand 1939 eens door konden brengen in een rustige, stille omgeving, in een omgeving, die doet denken aan een Kerstplaatje, bij een wit kerkje tussen de bomen, een kerkje, dat z’n licht uitstraalt uit hoge ramen en waarheen kinderen op kleppende klompjes hun weg vinden. Ja, daar zou dan nog wel iets van de echte Kerststemming te vinden zijn.

Ik heb het kunnen ondervinden of deze rust, dat je-even-stellen-buiten-deze-tijd, je dichter brengt bij de grond van alle dingen. En ik heb in deze Decembermaand in de rust van bos en uitgestrekte velden weer eens heel goed begrepen: je buiten de tijd stellen is je stellen buiten de Eeuwigheid. Er is oorlog, er is spanning, er zijn talloze vragen en problemen, wij kunnen niet straffeloos „vacantie” nemen en de tijd een poosje vergeten. Dan kunnen de December-feesten wel ~aardig” zijn, maar ze laten je hart leeg. De vrede, die je om je hebt is niet de vrede van de tijd, je houdt op een deel te zijn van de strijdende, lijdende, zoekende mensheid. Je hebt ’t plezierig en het Kerstplaatje is lief. Maar In je blijft Kerstmis verre.

We verlangen naar rust en stilte. Maar ik kan u vertellen, dat ik, die rust en stilte verkreeg in deze Decembermaand, pas werkelijk

weer iets beleefde van het wonder in een stampvolle trein, vol van militairen die van verlof terug kwamen. Dat was de wereld van nü. En terwijl de trein voortraasde voelde ik me één met die wereld, zo vol zonde en schuld, maar ook zo vol weemoed en verlangen. Vaders, jongens, zo weer van huls, ze praten er nog wat over, laten elkaar wat meegekregen dingen zien. De mannen, die het bloedige handwerk leren. Om hen heen hangt nog de sfeer van zorgende liefde, van kleine kinderen, die op hun knie gezeten hebben. De trein brengt hen heen naar wat ze niet willen. Naar wat ze niet mogen. Naar wat geen mens op deze wereld moest toelaten. Maar wat zij toelaten en wat ik toelaat. Ja, God, het is ook zo moeilijk en we willen allen wel anders.

Daar in die trein voelde ik weer onze verbondenheid. Daar voelde ik Gods oordeel, maar bovenal Zijn mededogen en begrijpende liefde. Daar was de tijd, waarin we allen schuldig staan en daarin was de Eeuwigheid van Gods helpende, reddende liefde. Daar was het Kerstmis.

Gods liefde daalt neer tussen ons, strijdende, zoekende, worstelende mensen. Mensen in deze tijd. Dat is het wonder. Laten we niet roepen om stilte voor ons Kerstfeest, laten we niet willen vluchten uit de tijd. Laten we niet weer komen met die vraag: is het nu wel de tijd om Kerstfeest te vieren

Ja, het is de tijd, het is altijd de tijd. De tijd om Gods oordeel te horen en tegelijk te weten, dat Zijn liefde ons doorwoont en ons dringt naar beter. Weten, dat Christus gekruisigd wordt in deze wereld, maar ook, dat hij elk ogenblik weer stralend geboren kan worden. Pas als wij ons verbonden weten met de mensen om ons, in schuld en in plicht, komt tot ons de genade van vergeving en roeping. Het stille dorpskerkje krijgt pas zijn wijding als wij weten, dat innerlijk bewogen en verontruste, dat verantwoordelijke mensen er met ons iets proberen te verstaan van nun taak in deze wereld, in deze tijd. Dan' is het niet lieflijk en romantisch meer. Maar dan is het Kerstfeest.

Wij horen midden in die wereld, waaruit we wel weg zouden willen. Maar waarin God ons heeft gezet en God wat van ons vraagt. Midden in de tijd, die we niet kunnen ontvluchten zonder het besef van God en Zijn Liefde, zonder ons Eeuwigheids-besef te verliezen. BEP OTTEN.