I,

Heï- Ambtsgebed Het gebed is zulk een teer onderwerp, dat men er haast niet over schrijven of polemiseren durft en daarom begin ik met een historische anecdote. Een jonge predikant vroeg eens aan een bejaard gemeentelid: En bid je wel eens? En het antwoord kwam: Als u weten wilde, hoeveel ik in mijn beurs heb, zou ik het u mis – schien zeggen. Maar in mijn hart laat ik geen vreemde ogen kijken! Dat was de rem op overmatige ambtsijver of een bestraffing voor ongepaste indringerigheid. De oude man kende de teerheid en heiligheid van het gebed. Hij zou zeker ook bezwaar gehad hebben tegen het ambtsgebed, dat door een gemeenteraad bij meerderheid van stemmen wordt ingevoerd, als de raad om is en de goede kant heeft gekozen op de verkeersweg der politieke richtingen. In de gemeenteraad van Schiedam is over de invoering van het ambtsgebed gesproken. De bezwaren der sociaal-democraten ertegen werden verklaard uit hun geringschatting of ontkenning van de waarde van het gebed. Maar een der soc-dem. leden merkte op, dat juist gelovigen tegen dit gebed zijn, omdat het gebed te heilig is. De Schiedamse burgemeester verklaarde het ambtsgebed niet te willen uit poli – tieke overwegingen, maar noemde het gewenst als erkenning van het Opperwezen. |

Is er dan echter geen waardiger erkenning van het Hoogste Wezen dan de voorlezing van een officieel formulier door den voorzitter van de raad volgens beslissing na debat en stemming? Het gevaar is groot, dat enige vrome, plechtstatige zinnen aangehoord worden zonder gebedsstemming Men kan in het raadswerk ook een deel der ons opgedragen levenstaak zien en bij moeilijke beslissingen voelen de voorlichting nodig te hebben van Hem, die ons ook tot gemeenschapswerk roept, en toch niets voelen voor het gebed als een plechtigheid ter opening van een raadszitting. En zeker kan men dan bezwaar hebben tegen het invoeren van dit vrome gebruik bij meerderheid van stemmen. |

De kwestie is ook in de Rotterdamse raad ter sprake geweest. De staatk.-ger. heer Van Dis wees erop, dat het gebed daar reeds in 1851 was afgeschaft. De raad moet zich veranderen en zich voor God buigen en verootmoedigen. God komt niet dadelijk met Zijn straffen, maar Rotterdam ondervindt thans volgens den heer Van Dis de hand Gods. Hij doelde hierbij op de grote finantiële moeilijkheden van onze grote havenstad. Welke zonderlinge en onwaardige denkbeelden verkondigt de heer Van Dis hier over Hem, Wiens wezen verre boven onze meest verheven gedachten en edelste gevoelens staat. God heeft lang gewacht, maar thans komt de afrekening! Zware belastingen en zware zorgen in het finantiële beheer van Rotterdam zijn de boete, die betaald moet worden voor de afschaffing van het ambtsgebed, en voor het toelaten van voetbalwedstrijden en tentoonstellingen op de dag dos Heren. |

Waarschijnlijk heeft de burgemeester, wien het aan eerbied voor God en godsdienst niet ontbreekt, zijn schouders bij deze taal opgehaald en zeker gedacht, dat zulke godsdienstige taal niet strekt tot meerdere ere van den Allerhoogste. Ook een raad, die enkel uit mannen als Van Dis bestond, zou in deze tijd tegenover zware finantiële moeilijkheden staan, die immers een gevolg zijn van crisis, werkloosheid en oorlog. En een Christen behoeft zich niet te houden aan de strenge en letterlijke Joodse opvatting van Sabbathsrust en hij kan op de Zondag alle wijding vinden, die hij nodig

heeft bij het gewone leven en werk door de week, ook al bezoekt hij tevens een tentoonstelling of een sportevenement. Het gebed in woorden is dikwijls gebrekkig; de taal een onvoldoende tolk voor het hart. Woorden over het gebed zijn nog meer onvoldoende en aanstotelijk bovendien, als het debatterende woorden zijn.

Pen en zwaard De P.E.N.-club is een internationale vereniging van schrijvers, die in verschillende landen, ook in het onze, afdelingen heeft. De naam doet denken aan het instrument, dat de schrijvers hanteren; zo spreekt men ook van voetbalciubs. Schrijvers schrijven echter niet meer; uitgevers vragen thans getypte copie. Ook moet men bij de verklaring van de naam de puntjes tussen de letters niet vergeten. Die wijzen op de steeds toenemende gewoonte, om in plaats van een geheel woord alleen de beginletter te geven. Er bestaat zelfs een Initialen-woordenboek, dat men kan raadplegen voor de volledige naam van tal van verenigingen, die zich alleen met enkele hóófdletters aanmelden. P.E.N., zo leer ik uit dat boekje, is een afkorting voor Poëten, Essayisten en Novellisten, dat zijn mensen, die wat te zeggen hebben en de kunst verstaan, om het schoon, wijs en levendig te zeggen ook. Het zijn dus schrijvers, mensen, die in het geestelijk leven van hun volk een voorname plaats innemen. De pen is een machtig wapen, vaak scherper en gevaarlijker dan het zwaard. Een Lion Feuchtwanger is voor het Hitlerbewind gevaariijker dan het grootste Engelse slagschip en de oorlogvoerenden weten wel, wat zij doen, wanneer zij soms naar het land van den vijand vliegtuigen niet met bommen, maar het vlugschriftjes geladen uitzenden |

Aan al de nationale afdelingen der P.E.N.- Club in de wereld is hun standpunt ten aanzien van de oorlog gevraagd. De Nederlandse P.E.N.-Club, waarvan Dr. J. D. Bierens de Haan voorzitter is, heeft die vraag uitvoerig beantwoord. Zij verklaart zich solidair met allen, die uitzien naar een betere verstandhouding der Europese volkeren en hoopt, dat na de oorlog een nieuw Europa zal geboren worden. Zij richt het oog op de toekomst en acht het niet nodig te protesteren tegen de gebeurtenissen van het heden. Oorlogen worden naar haar mening slechts ten dele uit oeconomische beweegredenen gevoerd. De regeringen zijn in staat door onderling overleg de oeconomische wanverhoudingen en gevaren weg te nemen. Andere oorzaken liggen in instinctieve drang, zoals nationaal eergevoel en expansiedrang, wellicht door daarbij passende ideologieën gevoed, die vaak slechts een schijnaanleiding nodig hebben, om tot uitbarsting te geraken. Het is de taak der schrijvers, om door hun werk de tegenweer tegen deze gevaarlijke machten te bevorderen ten bate van een algemeen rechtsbewustzijn, opdat de regeringen in hun beleid rekening houden, met wat als het beste in de volksboezem leeft.

Het einde van deze oorlog zal een nieuw gevaar betekenen, wanneer overwinnaars en overwonnenen In onderlinge vijandschap bhjven leven. Indien naar een eervolle vrede ge streefd wordt en aan het bewustzijn van recht voldaan en samenwerking gekregen wordt op politiek, oeconomlsch en geestelijk gebied, bestaat er een mogelijke toekomst voor Europa, die beter zijn zal dan het verleden. Het heeft geen zin te leven In een wereld, waar n het geluk der levenden door voortdurende oorlogsdrelglng verduisterd wordt. |

De Nederl. P.E.N.-Club roept haar leden op

door woord en geschrift te doen, wat mögelijk is tot aankweking van deze betere gezindheid, die het beginsel uitmaakt van een broederschap der volkeren. Zij wacht op een vrede zonder wraakzucht en zonder haat. Dit is enigszins verkort de boodschap onzer schrijvers aan deze door oorlogswaanz.n bezeten en gedreven wereld. In de geest en richting dezer boodschap kunnen we in een nieuw Europa komen, dat sterk en gelukkig zal zijn door samenwerking.

Dit zijn schone, maar algemene beginselen; speciale gevallen en toepassingen, waar het vooral op aan komt, worden niet genoemd. Maar de schrijvers zijn als predikers; ze moeten de verwezenlijking hunner beginselen op velerlei terrein aan anderen overlaten. Doch alleen binnen het patroon dezer beginselen kan een nieuwe wereld van vrede uitgewerkt worden. Daarom heeft het woord van deze schrijvers grote waarde. Wij zijn geneigd, om ongelovig, droef of spottend te lachen met al de boodschappen en manifesten, waarin het geschokte en verontruste deel der mensheid zich tegenwoordig uit. Indien deze geest en beginselen zich echter :n het werk dezer schrijvers uiten, zullen zij grote kracht kunnen ontwikkelen en de volkeren in de goede richting naar oplossing van hun moeilijkheden en conflicten brengen.

Schrijvers behoren tot de besten en zij geven het beste, dat in hen is en wekken dat daardoor ook in ons. Bij hen vinden we het arsenaal, om ons innerlijk te herwapenen.

De dode Rijn

Ais men oud is geworden, heeft men duizenden krantenartikels gelezen. En bijna alles wordt volkomen vergeten. Toen wij de bloemlezing uit het journalistieke werk van Mr. Troelstra lazen, vonden we daarin een paar artikels, die we ons nog levendig herinnerden, als hadden we ze pas gister gelezen. Een kleine halve eeuw geleden heeft Ds. Elderlng, naar we menen in het weekblad „Vrede”, een artikel geschreven, waarin hij het Christendom vergeleek bij de rivier, de Rijn. Groots en wild, revolutionair en bewogen als een waterval in zijn oorsprong. Daarna een rustige, sterke, brede stroom, lavend en vruchtbaar makend de landen, waardoor hij zich een weg baande. Maar eindelijk steeds trager en enger wordende; een benauwde vaart in plaats van een krachtige stroom. Het einde is de dode Rijn. Maar steeds komt weer een stroom van levend, helder water uit de oorsprong. De dode Rijn is niet de dood van de Rijn, wiens leven en kracht de eeuwen trotseert. Zo ongeveer was de gedachtengang van het artikel, dat door de meesten zeker geheel vergeten is en toch zo treffend en fijn weergeeft de geschiedenis van het Christendom.

Er is ook een dood Christendom, dat ons ergert, wanneer we denken aan zijn oorsprong en aan de grote kracht en de rijke zegen, die het bracht en nog brengt. Van dat dode Christendom lazen we een zonderlinge uiting in een zitting van het kantongerecht te Alphen. Daar stond een man terecht wegens dierenmishan-

deling. Hij had fietsend een geit op zijn rug vervoerd. Om haar nek had hij een touw gebonden, waaraan hij haar droeg en ophees, als ze naar beneden zakte. Toen een veldwachter hem daarom verbaliseerde, vroeg hij den man, of deze op een christelijke school was geweest, Ik wel, verzekerde hij trots voor het gerecht, De kantonrechter merkte op, dat de manier, waarop hij de geit vervoerde to(* met erg chr;stelijk was. U kent toch wel het verhaal van den goeden herder, die het afgedwaaide schaap op zijn schouders nam. zei de verdachte.

– v Hier hebben we dus dierenmishande mg op voorbeeld van den goeden herder. Het is ev belachelijk als trouwe en f® nlt artikel van dode rugzak Het artikel va Ds E dering was- ik mij getiteld. O Chr.stendom. Ook hier voor die uitroep.

mp-nin En dat zijn f JA BRUINS J- A. BRUINS.