houden, want Ik had het versje niet geleerd. De juffrouw vergat mij dan ook na enige keren sabotage, te overhoren. Want ze vreesde blijkbaar, dat ontdekt zou worden, hoezeer ik in gebreke was. Zo werd ik zelfs niet in staat gesteld een slecht voorbeeld te zijn.

Deze persoonlijke mededeling moet ik doen om u mijn, bijgedachten te laten vermoeden bij het lezen van het artikel van N. G. J. van Schouwenburg in „Woord en Geest” van 29 Dec. j.1., over „Kerk en Zondagschool”. Hij bespreekt daarin het gedenkboekje, dat onlangs uitkwam ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Wereldverband der Zondagscholen, waarin cijfers over 1936 verschenen zijn. Waarschijnlijk zijn in deze cijfers niet de Vrijzinnige Zondagscholen begrepen, die in Nederland een niet onbelangrijk aantal leerlingen teilen.

Over de ganse wereld, zo blijkt dan, bestaan er rond 370.000 Zondagscholen met een bevolking van ruim 37 millioen leiders, leidsters en kinderen. Dat is bijna 2 pet. van de aardebevolking.

Het blijkt, dat in Noord-Amerika 16.5 pet. van de totale bevolking een Zondagschool bezoekt, wat samen moet hangen met het feit, dat het Zondagschoolwerk een sterk methodistisch karakter heeft, en dus op Noord-Amerikaanse bodem kan bloeien. In Australië bezoekt 9.4 pet. der bevolking de Zondagscholen, in Afrika 1.1. pet., terwijl in Europa dit getal 1.9 pet. bedraagt. Voor Nederland is dit 3.5 pet.

Ik heb de neiging de betekenis van deze cijfers niet hoog aan te slaan. Religieuze opvoeding aan jonge kinderen geschiedt in de gezinnen. De Zondagschool is voor veie ouders de plaats, waar zij hun kinderen heensturen, om een goed geweten te hebben als zij zelf zich tot zulk een opvoeding niet in staat achten. Daar komt bij, dat, bij alle trouw en inderdaad vrome aandacht van zeer vele leiders en leidsters, de methode van lesgeven niet tot gewenste resultaten leidt. Zo ergens, dan is hier een grondige vernieuwing nodig. Het is waar: de verschillende Zondagschoolverenigingen voelen dit sterk en zij spreken het ook wel uit. Maar dit verhindert toch niet, dat de Zondagscholen maar al te vaak zijn: ersatzkinderkerken of ersatz-huisgezinnen, waar leerkrachten moeten doen, wat ouders verzuimden. Of echter door de Zondagscholen bij velen inderdaad een fundament van godsdienstig leven gelegd wordt, is voor mij de vraag. Ik zou ze niet willen afschaffen. Integendeel: zij moeten paedagogisch verantwoord worden geleid. Maar men moet ze met een zekere nuchterheid een bescheiden plaats geven in het geheel van werkzaamheden, die wij verrichten, om wat wij aan geloof bezitten, door te geven. Nuchter zijn wij vooral, omdat wij weten, dat de wegen, die wij wijzen, om tot God te komen, in menig leven juist niet Gods wegen bleken te zijn.

De kerkelijke positie in Sowjet-Polen

Van de zijde der kerken dringt weinig over Sowjet-Polen tot ons door. Wat wij te weten komen, moet ontleend worden aan de Sowjetpers, die af en toe spaarzame mededelingen doet. Deze spreken echter een zéér duidelijke taal. Vermeld wordt oij tijd en wijle, dat een geestelijke van de orthodoxe, katholieke of protestantse kerk „wegens opstand tegen het Sowjetregime moest worden doodgeschoten”. Het getal der slachtoffers en de omstandigheden, waaronder zij hun leven lieten, is niet bekend.

Het best schijnt de R.K. Kerk geïnformeerd, waarvan de persdient verschillende voorbeelden van onderdrukking weet mede te delen. Het heeft weinig zin, deze te vermelden. Wat de Sowjetpers doet vermoeden, is meer, dan ooit tegenstanders kunnen berichten.

De kerkelijke positie in Duits-Polen

Terwijl vroeger de kerken .dagelijks van des morgens 6 tot ’s avonds 6 uur open waren, mogen ze nu slechts op Zon- en Feestdagen toegankelijk zijn. Van 9 Nov tot 1 Dec. zijn 60 katholieke priesters en 2 predikanten gearresteerd. Alle katholieke, protestantse en joodse verenigingen zijn ontbonden.

L. H. RUITENBERG.

Een portret van Alfred Löb

Alfred Löb behoort niet tot hen, die de aandacht op zich vestigen door het regelmatig houden van tentoonstellingen. Meest op groepententoonstellingen hier en daar ziet men zijn werk. Als etser heeft hij zich duurzaam een reputatie verworven. Toen hij enige jaren geleden uit Duitsland naar Nederland gekomen, aan de Haagse academie studeerde, greep hem de zin tot studie en experiment in de techniek van het etsen. Hij ging eigenzinnig zijn gang en stootte zijn kop: plaat na plaat werd ter zijde gezet. Maar waar het materiaal tegenstribbelt, kan straks de overwinning voor den geroepene des te vollediger zijn\! Löb ging het vak met meesterschap beheersen. Door een zorgvuldige, langzame voorbereiding kwam hij tot het laatste resultaat der flanerende, krassende lijn der naald op de plaat, een lijn, die er allereerst was ter wille der speling van het licht. En het licht was er ter wille van het onderwerp, dat hem het meest boeide: den mens. Hij beschrijft het figuur speels, met een accent van humor. Een houding noteert hij met scherpte: een dikgebuikte mijnheer met slobberige jas en een walmende sigaar onafscheidelijk in de knuist van zijn hand; de gratie ener jonge vrouw, licht tegen de fluwelen donkerte van een achtergrond. Zo heeft hij bladen gemaakt af en in hun soort geheel bereikt. Steeds is hij ver verwijderd der tobbende uitvoerigheid, waarin de Nederlander spoedig vervalt. Het gevaar der virtuositeit scheen af en toe aanwezig. De wijze waarop hij de vorm van een arm, een plooi, in de halen der naald over de plaat oploste, zou bij een voortgaan tot een manier kunnen worden. Toen, vrijwel opeens, hield het etsen op Was hij er zich van bewust vast te kunnen lopen? Een kunstenaar blijft op zulke vragen zelf het antwoord meestal schuldig; hij loopt zijn eigen werk achterna.

Löb ging schilderen, iets wat hij in jaren niet meer had gedaan. Zijn vrienden kregen niet veel van hem te zien. Opnieuw was het zoeken en experimenteren in bittere ernst. Als schilder toonde hij dezelfde levendige kijk op

den mens, maar in zijn kleur bleef een troebelheid, een toon, die niet geheel zuiver was. Was de zin voor de lijn, die door het licht ontstaat, toch het meest wezenlijke in Löb’s werk? . Heimelijk hoopte ik, dat Löb weer tot de ets zou terugkeren. Het verloop is anders geweest. Er kwam nog een enkele ets, in een stilleven een experiment van enkel knapheid. De resultaten van zijn schilderen wonnen daarentegen aan zuiverheid en kracht en toonden het veranderen van zijn visie, die speels en scherp langs het oppervlak der mensen ging, naar een stilte en innigheid, van waaruit het wezen van den mens dieper wordt gezien. En deze vrucht is gerijpt, van zelf, in de strijd ter verwerving van het goede werkmanschap.

Het hierbij af geheelde portret van zijn vrouw, uit ’3B, onlangs tentoongesteld bij de kunsthandel Liernur in Den Haag, behoort tot de beste dingen, die de schilder Löb tot nu toe heeft gemaakt. De stijl, die voor zijn etsen kenmerkend was, een bewegelijkheid, waarbij vastheid van de vorm bleef gefundeerd, heeft hij in de zo andere materie der verf hervonden. Hij markeert nooit vlakken tegen elkaar, in zijn toets verglijden de overgangen met hier en daar de karakteriserende scherpe accenten. Juist in de tussentonen der schaduwen miste Löb’s kleur soms zuiverheid, was hij wat zoet en onvast. In dit portret is het probleem, dat hem gesteld werd, overwonnen. De kleur is even weinig opzichtig en schitterend als het karakter dergene die hij schilderde: wat bruinen, onderbroken door een violet, dat is al. Een glimlach, duldend in weemoed de smart der vervolgden, doortrekt de uitdrukking van het gelaat dezer ziel, die een vlam van leven rijkelijk brandend in stilte verborgen houdt. De donkere ogen achter de brilleglazen, waar mat het licht in staat met een flits op de randen, kijken als herinneringen zamelend in een verleden. Kinderlijk is de vorm van de neus en daaronder gaat dralend en nerveus de beweging der lippen. De kleding, de smalle bontrand en het gekreukelde sjaaltje, de platgeboomde sierlijke hoed met het nederige lichte bloemetje, kan niet anders dan van deze hoedanigheid zijn. Zij behoort bij haar, die is uitgebeeld als de geur der viool bij de vochtige donkerheid van het mos. Een portret, dat onafwijsbaar toont hoe de etser Alfred Löb zich als schilder heeft hervonden. H. A. GERRETSEN.