Licht over Moscou 11.

Pritt dan beschuldigt zijn regering ervan, dat zij het erop aangelegd heeft om de onderhandelingen met Rusland te doen mislukken. Waarom zij er dan mee begonnen is? Omdat zij zich niet langer durfde verzetten tegen krachtige stromingen in het volk. Doch wij volgen Pritt’s uiteenzettingen.

Wat de Westerse democratieën betreft, zij kunnen meent hij, even goed trachten overeenkomsten te sluiten met de Sowjet als met de fascistische staten. Immers met deze hebben zij gemeen hun afkeer van en vrees voor het socialisme, met gene de vrees, dat de fascistische staten hun veiligheid bedreigen. Pritt begint dan met aan te tonen, dat Hitler in de aanvang gunstig gestemd was tegenover Rusland. Wel verkondigde hij op 2 Maart 1933, dat het beter was „in een Duitse gevangenis te leven dan als vrij mens in Sowjet-Rusland”, maar drie weken later heette het: „Wat de Sowjet-Unie betreft, de Rijksregering wil niets liever dan de handhaving van vriendschappelijke betrekkingen tot wederzijds profijt De strijd tegen het communisme is een interne zaak ”

Pritt vertelt dan verder wij vergeten wel niet dat zijn bedoeling is het Duits-Russische pact aannemelijk te maken van de vriendelijkheid van Hitler tegenover den Sowjetgezant, nog wel een communist en een Jood, toen hij in 1933 een uitbreiding van het

verdrag van Berlijn van 1926 tussen het Derde Rijk en Sowjet-Rusland bekrachtigde. Vóór het Hitler-regiem waren tal van verdragen gesloten tussen Duitsland en Rusland. En toen Rusland, niet zonder ophef, zijn leger ging vergroten, heeft Hitler nooit de geringste toespeling gemaakt op een bedreiging door de Sowjet, waar hij aandrong op Duitse herbewapening. Pritt noemt het heel niet verrassend dat in het Decembernummer van 1936 van de Contemporary Review Hitler’s „anti-Sowjet bluf” een reusachtig stuk politiek bedrog genoemd wordt, waarbij zij die zich lieten beetnemen door de verzekering, dat Hitler ze gered heeft van het Bolsjewisme, gekarakteriseerd worden als „een paar afgeleefde douarières of een paar kortzichtige financiers”. Maar toen Rusland min of meer met de Westerse mogendheden ging samenwerken, werd Duitslands houding al vijandiger, werd het anti-Komintern-pact opgericht dat een „bolwerk tegen het Bolsjewisme” worden moest. Ook tussen Italië en Rusland was de houding een vriendschappelijke: reeds in het begin van 1924 had het de Sowjet-Unie erkend. Dit veranderde evenens toen er samenwerking kwam met de Westerse democratieën, voornamelijk met Frankrijk. Wat de houding van Groot-Brittannië betreft, het is altijd bereid geweest tot handeldrijven en zelfs tot het verlenen van credieten, maar politiek is de houding er een geweest van koele vijandigheid en van een minachting, die allengs overging tot vrees.

Dat Rusland in 1934 toetrad tot de Volkenbond zou betekenen, dat het vertrouwde in de vredeswil der Westerse democratieën en in een

EIEREN VOOR PASEN

fundamentele afkeer van het fascisme. Dit zou het begin geweest zijn van een oprechte poging van Rusland om met de democratieën samen te werken in de bestrijding van het fascisme, een poging waarin de USSR volhardde tot Augustus 1939.

In de voorafgaande twintig jaar zouden er achter de coulissen tal van pogingen gedaan zijn om de Sowjet-Unie te isoleren en de grote mogendheden in een anti-Sowjet verbond te verenigen. In Locarno zou aan Rusland door Lloyd George, toen Engeland’s eersten minister, schadevergoeding zijn aangeboden voor de verwoestingen door oorlog en burgeroorlog aangericht, indien het tot herstel van het kapitalisme zou willen besluiten. Natuurlijk weigerde Rusland. Dat Duitsland terzelfder plaatse als een paria behandeld werd, bracht beide nader tot elkaar. Het tractaat van Rapallo was het resultaat.

Toen Japan door zich in 1932 meester te maken van Mantsjoerije, het handvest van den Volkenbond overtrad, was het Engeland, dat het opnam voor Japan en verhinderde wat anders gebeurd was, dat alle leden van de Volkenbond, ook Amerika had zich hierbij aangesloten, Japan dwongen het handvest te handhaven. Zo was de nationale regering van Groot-Brittannië, door Japan te beschermen, verantwoordelijk voor de beginnende mislukking van de Volkenbond.

„De Japanse agressie zette zich ongehinderd door. De Volkenbond begon te verschrompelen. De bewapeningsfirma’s begonnen te bloeien. En waarom? Hoofdzakelijk omdat men hoopte dat de bemachtiging van Mantsjoerije door Japan zou leiden tot de overmeestering van de Oosterse provinciën van de Sowjet-Unie”.

Het gevolg van dit alles was de Russische industrialisatie en militairisatie; het vijfjarenplan werd in vier jaar voltooid. Zo kon Stalin In 1933 rapporteren;

„Het was de fundamentele taak van het Vijfjarenplan de USSR van een agrarisch en zwak land, afhankelijk van de grillen der kapitalistische landen, te vervormen tot een machtig industriegebied, geheel onafhankelijk van de luimen van het wereld-kapitalisme”. Volgens Pritt blijkt zelfs uit dit weinige hoe Groot-Brittannië geen reden had om aanvallen te vrezen van andere mogendheden, tot op het ogenblik dat de nationale regering het apparaat van de collectieve veiligheid begon aan te tasten en de groei van het fascisme te bevorderen. De USSR kwam daardoor voor een gans andere situatie te staan. Sterke voorbeelden haalt Pritt aan van de haast kwaadaardige houding van Engeland tegenover de Sowjet en de meer dan lankmoedige tegenover Japan. Rusland begon niet-aanvalsverdragen te sluiten met de kleinere nabuurstaten. Van de grote mogendheden is Italië de enige die een dergelijk verdrag heeft willen sluiten.

In de lente van ’33 trad Japan uit de Volkenbond, in de herfst van hetzelfde jaar Duitsland, dat kort daarop weigerde een niet-aanvalsverdrag met Rusland te sluiten. Twee oorlogshaarden bedreigden de wereldvrede. Frankrijk maakte zich ongerust, sloot met de USSR een wederzijds niet-aanvalsverdrag, waarbij ieder ander land zich kon aansluiten en nodigde Rusland uit toe te treden tot de Volkenbond. Nu Japan en Duitsland eruit waren en Rusland erin, schenen de kansen gunstig te zijn voor versterking van het apparaat der collectieve veiligheid. Echter, aan wat volgens Pritt de enige voorwaarde was waarop dit mogelijk zou zijn, werd niet voldaan. Er had een oprecht vriendschappelijke houding van de Britse regering moeten wezen tegenover het jongste Volkenbond.slid. Aan deze voorwaarde werd niet voldaan. De gevolgen? Pritt beweert dat in de periode, die nu volgde, zeg tot München in September ’3B of misschien Praag in Maart ’39, de Westerse democratiën met Frankrijk en Engeland aan het hoofd, zich meer dan ooit te voren hebben ingespannen om de Volkenbond te verzwakken.

Wij kunnen niet stilstaan bij Pritt’s uiteenzetting van wat er zich tussen 1934—1939 heeft afgespeeld. Zijn critiek op de houding van Engeland en Frankrijk ten opzichte van de Volkenbond, van Japan in ’3l, tijdens de Italiaans—Abessijnse oorlog in ’35—’36 en van de burgeroorlog in Spanje delen wij ten volle en met zijn oordeel over Chamberlain’s sympathie