Uit de Kerkelijke Wereld

ReUgieus-socialistisch zionisme

Een korte mededeling in het „Nieuw Israëlitisch Weekblad” van 15 Maart j.l. is een welkome gelegenheid, aandacht te wijden aan het Nederlandse Jodendom. Er wordt dan bericht, dat Maandag II Maart j.l. in „Handwerkers Vriendenkring” te Amsterdam een drukbezochte bijeenkomst plaats vond, waarin de ..Religieus-Socialistische Gemeenschap” gesticht werd. De vergadering ging met de volgende voorlopige beginselverklaring accoord:

~In deze tijd, waarin algemene vertroebeling de hoogste geestelijke goederen bedreigt, verenigen Tsionisten van verschillende Joodsgodsdienstige en politieke overtuiging zich in een Religieus-Socialistische Gemeenschap, teneinde in de geest van verdraagzaamheid en volkomen eerbiediging van anderer overtuiging tot klaarheid te komen omtrent de richtlijnen van ons leven. In het besef van te leven, meedragende de door ons volk verkregen waarden, trachten wij om in de geest van deze waarden ons te richten op de taak waarvoor wij in deze tijd geplaatst worden.” Een bestuur werd gekozen. De namen der bestuursleden zijn: Dr. S. Kleerekoper, S. Speyer, F. de Miranda en E. Krieks Jr., welke laatste, wonend Herculesstraat 16, Amsterdam, het secretariaat op zich nam. Wij willen hierover onze vreugde uitdrukken. Niet, omdat het Religieus-Socialisme in Nederland door deze organisatie versterking

zou krijgen. Want dat staat nog te bezien. Het is immers duidelijk, dat juist Zionisten eerder tot afbakening dan tot samenwerking zullen geneigd zijn. Neen, niet om onszelf, maar om het Jodendom zijn wij blij. Want de geregelde lectuur van de Joodse pers doet voor de toekomst van het Jodendom vrezen, meer dan enige anti-semietische agitatie.

KRUISIGINGSGROEP

Het beeld van het Jodendom, dat voor den buitenstaander uit die pers opdoemt, is dat van een chaos; wat meer, erger is, dan verdeeldheid. Verdeeidheid immers en de strijd, die daaruit volgt, behoeft niet zonder zegen te zijn. Maar het Jodendom, zoals het zich thans uit, is chaotisch. Onder alle voorbehoud, dat men als buitenstaander in acht moet nemen, is, dunkt mij, de oorzaak te vinden in de disharmonie tussen Joods volksbestaan en Joods geloofsleven. Bovendien leven binnen elk van die twee gebieden v;eer sterke spanningen. Mogelijk is daarbij, dat een bepaald Joods temperament hoe moeilijk is het intussen om met zulke algemeenheden te werken), de bestaande conflictstof nog een bijzondere kracht geeft, die voor het Jodendom gevaarlijk is.

Wat zien wij immers? Een synagogale organisatie, die in orthodoxe geest geleid wordt, maar politiek-assimilatorisch is ingesteld. Tot die orthodox geleide godsdienstige organisatie echter behoren duizenden (zie ik goed dan vormen zij verreweg de meerderheid), die wél aan hun Jodendom hangen, maar innerlijk, en ook vaak uiterlijk. met de Joodse Orthodoxie gebroken hebben.

Andßrzijds zien wij diverse Zionistische organisaties, onderscheiden naar religieuze óf politieke overtuiging. Deze zijn het met elkander eens over de betekenis van Palestina, maar bestrijden elkander fel, wanneer het gaat om de politieke verwerkelijking en de al of niet religieuze motivering. Deze verschillende Zionistische organisaties bewegen zich voor een deel weer in de synagogale sfeer, waarin ook daar conflicten worden opgeroepen.

Dit alles wordt verhevigd door de politieke positie van het Jodendom, die duizenden bewust maakt van hun Jodendom, zonder dat zij precies weten van welk Jodendom eigenlijk. Een verhoogde activiteit van alle groepen is daar het gevolg van. Het wekt dan ook geen verwondering, dat juist nu de opvoeding der Joodse jongeren aan de orde wordt gesteld, vanouds, en niet alleen bij de Joden, een kwestie, waar men diepgaande verschillen over kan hebben.

Ons als buitenstaander schijnt het toe, dat daar waar politieke en religieuze problemen met elkaar in verband worden gebracht, derhalve daar, waar het Zionisme zich tevens wijdt aan religieuze vragen, het diepst de tragiek van het Jodendom gepeild en het zekerst voor het Jodendom een oplossing gevonden kan worden.

Welnu, indien nu binnen deze kring blijkt, dat onze religieus-socialistische methode aanvaard wordt, indien dus blijkt, dat onze wijze van behandelen der problemen ingang vindt, dan is dat reden tot diepe blijdschap. Want, inderdaad, het meest waardevolle van ons werk achten wij niet de vorming van een dogma, van leerstellingen, maar het confronteren van beginselen in een klimaat van groot vertrouwen. Zulk een klimaat werd tot nu toe onder de Joden niet gevonden. Daarom hebben wij vertrouwen in deze opzet.

Natuurlijk, er blijft veel te vrapn over. De beginselverklaring van de religieus-socialistische Zionisten draagt het stempel van hun omgang met onze Arbeidersgemeenschap. Maar de woorden, die daarin gebruikt worden, zo menen wij, zullen onmiddellijk tegen de achtergrond van de Joodse problematiek een andere betekenis krijgen. Daar is allereerst het uitgangspunt: dat van de Zionisten. Wie iets van het Zionisme weet, begrijpt, dat daardoor de gehele probleemstelling een eigeriaardige felheid krijgt; en dat met „bedreiging van vertroebeling”, met ~hoogste geestelijke goederen”, met „richtlijnen voor het leven” steeds op andere werkelijkheden gedoeld wordt, dan wanneer in Bentveld over deze dingen gesproken wordt. Wij zullen dat van harte gaarne aanvaarden.

Intussen: ook voor het Religieus-Socialisme is deze poging van grote betekenis. Tot nu toe hebben wij het Christendom als achtergrond aanvaard, maar zo, dat ook niet-Christenen zich bij ons volkomen konden thuisvoelen. Het organiseren en het uitdrukken van een Zionistisch religieus-socialisme zal ons, Bentveld-religieus-socialisten dwingen duidelijker verbondenheid èn onderscheid met het levend Jodendom te bepalen. Dat kan een verrijking en een verdieping betekenen. Zo mogen wij hopen, dat dit werk binnen het Jodendom slaagt. Tot zegen van het verscheurde Jodendom en tot vreugde van ons religieus-socialisme. Ook al zou de uitkomst méér verschillen en minder eenheid aan het daglicht brengen, dan zal het werk toch onze belangstelling en onze sympathie behouden.

Uit een Franse brief

In ~Theologie en Practijk” van Maart deelde Dr. H. Faber een fragment uit een brief mee van een Fransen predikant, dat wij hier vertaald overnemen: „Evenals alle inwoners van Straatsburg zijn mijn vrouw en ik geëvacueerd; wij moesten de pastorie, zoals zij daar stond, verlaten, met al haar dierbare herinneringen van het gezinsleven, en achterlaten mijn gehele bibliotheek en al mijn pennevruchten van een bijna 35-jarige predikantenloopbaan! Wij zijn vertrokken met een rugzak en een handkoffer, en wij hebben twee zonen aan het front. Hier ben ik zoveel als predikant, maar wellicht is dat voor slechts korte tijd; men kan mij ergens anders heensturen. Wij verblijven in een arbeidershuis (1 keuken en 1 kamer, er