Bij het heengaan van Selma Lagerlöf

Ik dank aan Selma Lagerlöf de diepste litteraire in drukken van mijn jeugd.

Natuurlijk heeft deze vrouw, die in en buiten haar vaderland zo hoog geëerd is, die een Nobelprijs voor haar werk ontving in de tijd dat de Nobelprijzen voor letterkunde nog niet zo gemakkelijk werden weggegeven, haar plaats in de geschiedenis der litteratuur. Nu of later zal men zeker de rekening opmaken

van wat zij de wereld geschonken heeft, men zal nagaan welke invloeden haar gevormd hebben, waar zij litterair gesproken ~thuishoort”, wat haar beste werk is en wat er aan haar beste en aan haar minder goede werk nog ontbreekt.

Men zal op het „Skandinavisch” karakter van haar boeken wijzen, op de rol die de natuur, de sage, het wonder spelen in haar romans, men zal de vinger leggen bij de factor van zedelijke strijd en zedelijke vernieuwing; men zal niet ontkomen aan de erkenning dat dit gehele oeuvre naar zijn wézen van-voor-’l4 is, ook al werd het voor een deel later geschreven, en men zal het geheel beplakken met het etiketje „romantisch”.

Ik heb Selma Lagerlöf te weinig met litteraire ogen gelezen om aan dat werk van analyseren en classificeren te kunnen meedoen. Maar laat het hier dan eenvoudig uitgesproken wezen, hoeveel zij heeft bijgedragen tot onze menselijke vorming van mij en van ongetelde anderen —, en hoezeer in haar werk dat vormend vermogen blijft.

Daar was in de kindertijd ~Niels Holgersson”; Ik wil aan de waarde van Afke’s Tiental, Alleen op de Wereld en andere klassieke kinderboeken niets afdoen, maar Niels, Niels was een vreugde van geheel andere orde. Niels was het boek dat Moeder voorlas op Zaterdagavonden. Niels was heel die atmosfeer van warmte en intimiteit en overgave aan de wereld der wonderen, wat vooreen jonger kind de sprookjes zijn. Niels Holgersson is een schoolboek; -door de toen al beroemde grote-mensenschrijfster voor de Zweedse schoolkinderen geschreven, om hun de kennis van land en volk op een aantrekkelijke manier bij te brengen; maar het is zeker een van de rijkste schoolboeken die ooit geschreven zijn.

Het is het verhaal van een reis door Zweden, van het Zuidelijkste puntje naar het hoogste Noorden, zoals past in een boek waar Zweedse kinderen aardrijkskunde uit moeten leren; het is ook een geschiedenismet-een-moraal; hoe de harteloze dierenplager Niels tot een jongen met karakter en de goede kameraad van mens en dier wordt. Maar het is bovenal een altijd vloeiende bron van verhalen, vol spanning, vol kleur en fantasie, vol humor en vol hart. Een kind, en ook een volwassene, wordt niet moe van naar dat brongeluid te luisteren, gemurmel, geklater, geheime snikken en verscholen gelach.

Ik was een jaar of veertien veel te jong.

denk ik achteraf toen ik de hand wist te leggen op de grote roman „Jeruzalem”, de historie van een groep Dalecarlische boeren, die in de ban van Jezus’ aardse leven zo bevangen zijn, dat zij zich a.h.w. getrokken voelen naar het Heilige Land, dat zij alles in de steek laten en als kolonisten naar Palestina trekken, alleen om het Heilige maar nabij te zijn. Een meer bezonken oordeel zal zeker kritiek hebben, niet alleen op de bouw van de roman, maar ook op de handelwijze van de kolonisten (~Jeruzalem” beschrijft m hoofdzaak een historische gebeurtenis), die eigenlijk alleen eerbiedwaardig is door de volstrekte overgave van die mensen aan wat in hun ogen het hoogste was. Maar is zo’n boek eigenlijk niet gemaakt om zó gelezen te worden: met een gloeiende kleur, de vingers in de oren en „dood voor de wereld”?

Haast zou ik zeggen dat ik de mensen beklaag, voor wie niet in een bepaalde tijd van hun leven Oösta Berling de mooiste roman is geweest die er bestaat. Het is mij sinds lang onmogelijk te zeggen, wat ik ~het mooiste boek” vind, omdat immers zo vele boeken op zoveel verschillende manieren mooi zijn. Maar dit weet ik; Oösta Berling waarvan alle fouten graag tot uw dienst zijn Oösta Berling is een boek, dat ~openbreekt”, dat ruimte en diepte maakt om ons heen. Dacht je, opgroeiend mensenkind, dat het leven klein en grauw was, beklemt het je dat er zo weinig perspectief in schijnt te zitten? Je kunt, als je hart daartegen in opstand komt, heil zoeken in detectiveromans of in gloeiende liefdesgeschiedenissen, je kunt vervallen in politiek extremisme of je verslingeren aan Hollywood. Maar ik wens je toe, dat er op dat punt van je leven iemand is die je Oösta Berling in handen geeft. Kijk, het leven is veel vreselijker dan je gedacht had, er zijn angsten en diepten van vernedering waarvan je nooit had gedroomd; maar het is ook veel rijker, warmer en stralender dan je wist. en waar je klein geloof een blinde muur dacht, voert een weg steeds verder verten in. Er is in Oösta Berling iets, dat doet denken aan de etsen van Rembrandt; je denkt dat je weet wat wit en wat zwart is, en alle schakeringen van grijs daar tussenin, maar er is een zwart, zo diep en donker en vol geheim, dat men er huiverend voor staan blijft; er is ook een wit, dat geen nuchter ~wit papier” meer is, maar straalt met een eigen, binnenst licht.

~Christuslegenden”, ja, er is ook bij Rembrandt geen heller licht dan om het hoofd van het Christuskind je schijnt, zoals er geen donkerder zwart is dan hangt om de drie kruisen als er ~duisternis is over de gehele aarde”. Het is geen wonder, dat ook dit kunstenaarshart zich tot deze stof heeft gekeerd. De Christuslegenden zijn evenmin als Oösta Berling of Jeruzalem een vrij verzinsel van de schrijfster, het waren bestaande verhalen. Voor de jeugd van Jezus zijn behalve het weinige wat in de Evangeliën te vinden is, tal van verhalen in omloop, die deels zijn opgetekend, deels nog door mondelinge overlevering voortbestaan. Uit dat onopgetekende legendenmateriaal heeft Selma Lagerlöf in het Oosten verzameld; haar bijdrage is dus alleen de vormgeving en de keus.

Maar vormgeving en keus zijn zo, dat ik buiten de Evangeliegeschiedenis zelf geen mooier Kerstverhalen weet. De vorm is tegelijk dichterlijk en naief, juist zoals zulke legenden behoeven. Maar zij zijn het werk van iemand, die zich niet hoefde te forceren om het nu eens extra ~mooi” te zeggen, en er zich evenmin op toelegde ~vooral eenvoudig” te zijn, de dichterlijkheid en de eenvoud zijn haar natuurlijke uitingswijs. En terwijl haast alle „bedachte” Kerstverhalen het bezwaar hebben dat zij gebonden zijn aan plaats en tijd en aan de opvattingen van hun schrijvers. heeft dit legendenmateriaal iets aan zich van het tijdeloze. Niet haar verdienste; maar wel haiar eigen werk is het, dat hier alle bonte mirakelgeschiedenissen zijn uitgeschift, en dat de Christuslegenden zoals zij voor ons liggen, een boek vormen van zo zuiver Evangelische geest.

Van dit alles moge in dankbaarheid getuigd worden, nu dit rijke en in veel dingen gezegende leven is afgesloten.

M. H. VAN DER ZEYDE.

Der vrouwen Levensweg

„Der Vrouwen Levensweg” door dr. Esther Harding. Uitg. E. J. Brill. Leiden 1938. Prijs ƒ 2.90, ing.

„Der Vrouwen Levensweg” is een van de zeer weinige boeken over vrouwenzielkunde, die door een vrouw zijn geschreven. Uit de inleiding van den Zwitsersen professor dr. C. G. Jung horen we dat dr. Harding een Engelse psychiater is met een rijke ervaring. Haar boek toont dit duidelijk.

Als leerlinge van Jung gaat de schrijfster er van uit, dat de mens een ontwikkeling doormaakt althans doormaken kan —, waarbij het onbewuste als scheppende kracht een voorname rol speelt. Zij onderscheidt drie stadia in die ontwikkeling: de naieve, de niet langer natuurlijke en de bewuste fase. Pas in het tweede stadium komt het ik-bewustzijn aan de dag, terwijl het derde dat van het bewustzijn is. De verhouding tussen man en vrouw nu wordt gestempeld door het stadium, waarin beide in dit opzicht verkeren.

Onbewust dragen zowel man als vrouw iets van elkaar in zich. Om het maar heel eenvoudig uit te drukken: de man draagt iets „vrouwelijks” in zich (in Jungse termen: zijn anima of vrouwelijke ziel); de vrouw iets ~manlijks” (de animus of manlijke ziel). Anima en animus manifesteren zich het duidelijkst, wanneer men met elkaar in aanraking komt. Het gevolg is, dat de man tracht in een bepaalde vrouw een weerspiegeling te vinden van een deel van zijn eigen innerlijk. Omgekeerd „ziet” de vrouw onbewust in een bepaalde man een deel van zichzelf weerspiegeld. Vandaar dat alles wat men van elkaar waarneemt, gekleurd is met eigen subjectieve inhoud. Vandaar, zegt de schrijfster, de verwonderlijke blindheid, waarmee de man door de eeuwen heen werd geslagen, als hij de vrouw aanschouwde. Dat het omgekeerde ook het geval is, tonen de vele interessante praktijkgevallen, die dr. H. in haar boek meedeelt, duidelijk aan.

De primitiefste vrouw heeft in het bizonder de gave de manlijke ~anima” te weerspiegelen. „Zij is nu eenmaal uitsluitend vrouwelijk wezen, even onbewust en even onschuldig als het wijfjesdier.” Zodra echter het „Ik” in haar ontwaakt en zij de tweede ontwikkelingsfase binnentreedt, gaat zij meer opzettelijk den man bekoren en tot zich trekken. Zij gaat nu bewust haar gaven gebruiken om een bepaald doel te bereiken. Maar haar houding is uiteindelijk toch op zichzelf gericht, egocentrisch. Uit de primitieve, zowel als uit deze egocentrische levenshouding kan zij slechts verlost worden, wanneer zij zich bewust wordt van de krachten die in haar werken. Is dit geschied, dan is er de mogelijkheid van „overheveling van de gehele stroom van haar verlangens op een niet-persoonlijk doel”. Komt de vrouw in dit stadium, dan aanvaardt ze een nieuw beginsel, dat zij hoger stelt dan de biologische drang of de zucht naar macht en glorie. Over die „bovenpersoonlijke waarden”, zoals de schrijfster ze noemt, komen we straks nog te spreken.

Het spreekt wel vanzelf, dat de vrouw van deze tijd voor zover men daar van spreken kan —, dikwijls iets van de drie stadia tegelijk in zich heeft. Daardoor juist wordt het vraagstuk van de vrouwelijke ziel (evenals dat van de manlijke) zo ingewikkeld. Daardoor ook komt het, dat zielkundige typenleren nooit geheel kloppen met de werkelijkheid, maar ons slechts aanduidingen geven, die natuurlijk op zichzelf wel zeer waardevol kunnen zijn. Dr. Harding werkt de door haar gegeven typologie uit aan de hand van zeer vele interessante voorbeelden uit haar eigen praktijk. Voorbeelden, die te vinden zijn in de hoofdstukken: De Droomminnaar, Beroep, Vriendschap, Huwelijk, Moederschap, Op zijpaden. Herfst en winter. Deze voorbeelden geven ons wellicht nog meer inzicht in de vrouwelijke ziel, dan het overal ietwat te opzettelijk wetenschappelijk betogende gedeelte van het boek. De schrijfster blijkt een vrouw te zijn met grote liefde voor