imnonlanclffi ■ ■ ll I 111 tl l|

Mussert, de Ziener

Wij hebben weer eens een nummer van „Volk en Vaderland” aandachtig gelezen en daarbij onze plicht gedaan, op de hoogte te blijven van de verschillende bewegingen in ons volksleven. Prettig is die lectuur evenmin als een wandeling over een modderweg. Telkens stuit men op misverstand, onkunde, giftige haat, gesmaal. In dit nummer heet Emil Ludwig, de bewierookte joodse schrijver van tal van oppervlakkige en meestal onjuiste levensbeschrijvingen van grote mannen en Hermann Rauschning wordt verrader van zijn volk genoemd en „dus” hoog in aanzien bij' alle rasechte democraten. Communisten en soc.-democraten worden aangeduid als broeders in den gelove van Karl Marx. Uit een heel vieze duim wordt het liedje gezogen, dat in een soc. liederenboekje voor soldaten, uitgave van de S.D.A.P. en N.V.V. heet te staan en waarin de makkers opgewekt worden, om de kogels tegen de eigen officieren te gebruiken.

Er zijn beweringen, die men zonder onderzoek of bewijs als leugenachtig mag signaleren. In geen enkele liederenbundel der S.D.A.P. hebben we ooit dergelijke misdadige opwekking gelezen.

Het hoofdartikel in dit nummer is een waar ■ schuwing tegen het gevaar van een dictatuur van het politiek katholicisme. De Kerk, zo beweert Mussert, die als man op de uitkijk het gevaar ziet naderen, heeft de vrijmetselarij als bondgenoot gezocht en de samenwerking met het Jodendom versterkt. Deze drie zijn innig verbonden in hun haat tegen nat.-socialisme en fascisme. Zo werken Roosevelt en het Vaticaan samen; Roosevelt is een zeer groot vriend der Joden en bekleedt een hoogst belangrijke plaats in de vrijmetselarij. Deze drie machten strijden tegen de hergeboorte der volken. Het is vanzelfsprekend, dat de geallieerden gedreven worden door de drie internationale machten.

Rome hoopt door de hulp der twee bondgenoten tot de opperheerschappij te komen. Dr. Colijn heeft als minister alles gedaan om de dictatuur van het politieke katholicisme voor te bereiden. Dezelfde dienst wordt nu van de socialisten en hun ministers verwacht.

Het klopt alles als een bus; het is werkelijk knap in elkaar gezet, zo schrij'ft Mussert. Ook dit hoofdarikel wordt belangrijk geacht en overdrukken ervan zijn in brochure-vorm beschikbaar gesteld.

De fantasieën van een dichter zijn schoon, die van een profeet geven vaak inzicht in het heden en leren daardoor iets van de toekomst kennen. Maar deze fatasieën doen denken aan de waandenkbeelden van den lijder aan vervolgingswaanzin. Mussert ziet overal vijanden en vijandige bedoelingen en plannen. Hij ziet Rome met joden, vrijmetselaars, socialisten als gevolg oprukken om voor zich de dictatuur te veroveren. Op het gebied van bondgenootschap is alies mogelijk, sinds Hitler en Stalin vrienden zijn geworden! Maar zulke zakenvriendschap sluit men niet ten nadele van eigen affaire. Joden, vrijmetselaars en socialisten weten, dat zij bij een dictatuur van Rome niet te winnen maar wel te verliezen hebben. Het gehele bondgenootschap bestaat alleen in de fantasie van Mussert.

Deze man op de uitkijk ziet door een beslagen bril en houdt daarom wolken van kruitdamp en bruinvissen voor torpedo’s en zeehonden voor mijnen. Een leider met een scherpe, klare blik is hij allerminst.

Onverdraagzaamheid

In ons vorig nummer werd een lelijk staaltje van orthodoxe onverdraagzaamheid meegedeeld. (De oecumenische dienst in de Domkerk en de N.C.R.V.). Deze onverdraagzaamheid is een gevolg van geestelijke hoogmoed, die voorkomt uit de waan, de Waarheid alleen en geheel te bezitten. Die waarheid is dan niet als de zon, die wijd en zijd haar licht verspreidt en zelfs in donkere hoeken doordringt maar als het kamerlicht, dat binnen muren, gordijnen en luiken beperkt blijft en daarbuiten is dan niets dan de duisternis. Als dit laatste licht is de waarheid niet voor alle orthodoxen maar voor een onverdraagzaam en bekrompen deel onder hen.

Dat er ook anderen zijn, ook onder de Gereformeerden is gebleken uit het woord van gelukwens en welkom, door den Amsterdamsen burgemeester gesproken tot de moderne theologen, die voor de 75ste maal in Amsterdam vergaderden en bij die gelegenheid officieel op het stadhuis zijn ontvangen. Dr. De Vlugt is lid der Gereformeerde kerk en het was wel hoogst merkwaardig, dat deze man een woord van vriendelijke waardering sprak tot moderne theologen, verkondigers en verdedigers dus van „het moderne ongeloof”. Deze burgemeester vergeet nooit, dat hij het bewind voert over een stad van een zeer afwisselend geestesleven. Calvyn zou hem als burgemeester van Genève niet geduld hebben, maar dr. De Vlugt wil als overheidspersoon geen partijman zij'n en ook niet dwingen tot een Calvinistische denk- en leefwijze. Hij toonde zich in zijn toespraak een warme vriend van de vrijheid, die ook het grondbeginsel is der moderne theologie; hij prees ons volk gelukkig, dat wij' onze gedachten vrij kunnen uiten en dat geen belemmeringen het wetenschappelijk onderzoek in de weg staan.

Hij stelde de vrijzinnige christenen ook niet buiten het Christendom. Maar hij noemde de moderne theologen een bepaalde richting in het protestantse denken. Welke verschillen van mening er echter ook zijn, ook de modernen behoren tot de geestelijke leiders van ons volk en brengen de boodschap, die de sombere vrees voor de dood bant. Ook zij weten, dat Christus overwon en dat, wat uit God is, niet sterven kan. Zo sprak dr. De Vlugt.

De voorzitter. Prof. v. d. Bergh v. Eysinga, bedankte den burgemeester voor zijn woorden; de leider der radicalen onder de moderne theologen dankte den burgemeester, die anti-rev. van politiek en religie is.

Er is een verdraagzaamheid, die de grenzen wil verflauwen en uitwissen; zij is de onze niet. Maar er is ook een onverdraagzaamheid, die alle grenzen van prikkeldraad wil voorzien en liefst ook nog geladen; deze is de onze nog minder.

Uitgeven en opeisen

De schatkist doet thans denken aan een sluis met twee geopende deuren. Het water vloeit door de ene deur snel weg, door de andere snel binnen. Minister De Geer is sluiswachter. Hij is een bekwaam man; bovendien heeft de nood de oppositie voorzichtig gemaakt. Men durft door de nood van deze tijd niet weigeren noch bij het uitgeven noch bij het opeisen. De critiek uit zich welwillend en is voorzichtig; zelden heeft een minister zo grote meerderheid voor toch diepingrijpende voorstellen gekregen als minister De Geer. Zo stemden 75 voor het wetsontwerp-heffingen ten behoeve van het Leningfonds; tegen slechts

5. Tot de heffingen behoren ook een belasting op koffie en suiker, die 8 en 5i millioen moeten opbrengen. Door een amendement van prof. Van Gelderen zal die suikerbelasting slechts een jaar geldig zijn. Hij wees erop, dat de suikeraccijns in ons land toch al bovenmatig hoog is, dat de suiker meer is dan een lekkernij maar een waardevol voedingsmiddel en dat indirecte belasting steeds onevenredig zwaar drukt op de armsten.

Inderdaad is de suiker reeds zo zwaar belast, dat wij wel zouden kunnen zeggen, in ons land thee met belasting te drinken. Het beginsel naar draagkracht kan bij deze soort belastingen niet toegepast worden. De arme betaalt naar verhouding een groter deel van zijn inkomen aan indirecte belastingen dan de rijke. Daarom zijn directe belastingen veel rechtvaardiger. Door prof. Van Gelderen en andere Kamerleden werd naast andere plannen ook het idee geopperd van een heffing in eens van de vermogens. De minister noemde de tijd daarvoor nog niet gekomen. Bij lange duur van de oorlog zal hij echter deze bron wel moeten aanboren.

Het aantal aangeslagenen in de vermogensbelasting is in het jaar 1937—’38 niet weinig gestegen. Ruim 24.000 personen betalen belasting van een vermogen boven de ton. Bij hoevelen komt niet een bovenmatige bescheidenheid boven, als zij het aangiftebiljet voor inkomsten of vermogen moeten invullen. Het is wel zeker, dat er ieder jaar nog voor een aanzienlijk bedrag aan belasting ontdoken wordt.

De zedelijke herbewapening, die zeker nog niet voltooid is, als ze ten minste bij de menigte reeds in ernst is begonnen, mocht menigeen wel eens voorzien van een nieuw besef van plicht en eerlijkheid tegenover den fiscus.

Kerk en staat

In de Ned. Herv. Predikantenvergadering heeft prof. Slotemaker de Bruine hierover gesproken. Hij stelde de mogelijkheid van een conflict tussen kerk en staat. Deze eerste kan krachtens haar beginselen dingen zeggen, die voor de staat onduldbaar zijn. Ondanks het dreigen der regering kan de kerk haar vrijheid niet prijs geven en moet zij Gode meer gehoorzamen dan de mensen. Dit geldt echter van de kerk en niet van de predikanten of leden persoonlijk. Bij conflict tussen kerk en staat is overleg mogelijk. Ook is zulk een conflict niet zeer waarschijnlijk. Prof. Slotemaker noemde het b.v. ondenkbaar, dat de kerk zou verklaren: Onze mannen mogen de overheid niet helpen bij de verdediging van het vaderland. Hij' is overtuigd, dat een conflict in wer – kelijkheid niet zal ontstaan.

Zulk een conflict is echter In vele landen vroeger meermalen voorgekomen en in Duitsland en zijn veroverde gebieden ondervinden vele geestelijken totaan de dag van heden aan den lijve, dat dit conflict niet alleen theoretische betekenis heeft.

Bovendien is niet onbedenkelijk het onderscheid, door prof. Slotemaker gemaakt, tussen het oordeel der kerk en dat van haar leden en voorgangers persoonlijk. Deze laatsten kunnen in de kerk een kleine minderheid vormen en toch de wil van God juister zien en trouwer blijven dan de kerk in haar geheel.

Geldt het recht en de vrijheid en de plicht, om de wil van God te stellen boven die van de staat voor de kerk, dan mag men niet eisen, dat haar leden zwijgen en voor de macht van de staat buigen, indien de kerk in strijd met haar beginselen en roeping dit wel doet. Als protestanten hebben loe geen onfeilbare kerk, die voor ons als personen oordeelt en beslist.

J. A. BRUINS.

lIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM^ Abonneert U op Tijd en Taak lIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIU^^