De twintigjarige crisis

II Wij staan niet stil bij de eeuwenoude achtergrond van het Utopisme. Wij weten reeds dat het een menselijke neiging vertegenwoordigt die zich, al naar de tijdsomstandigheden, meer of minder sterk gelden laat. Doch wel is het zaak er de nadruk op te leggen dat èn het 18e èn het 19e eeuwse utopisme door en door rationalistisch was. Men ging er namelijk van uit, dat de rede aansprakelijk is voor het juiste zedelijke inzicht en voor het volbrengen van de juiste daden.

Vóór het einde van de 19e eeuw begonnen velen onder wie psychologen zich te verzetten tegen het geloof dat de rede en deze alleen, verantwoordelijk is voor de juiste practische levenshouding. Bovendien waren het voorwaar niet alleen wijsgeren, die opkwamen tegen de stelling van den 19de eeuwsen Engelsen wijsgeer Bentham dat deugd samenvalt met verstandig eigenbelang. Volgens Carr nu heeft Wilson het rationalistische geloof der vorige eeuw overgeplant op de bijna maagdelijke grond der internationale politiek. Toen hij dit geloof overbracht naar Europa, verzekerde hij het opnieuw levensduur. En wat gebeurde nu? In plaats van er zich rekenschap van te geven dat het succes van de liberale democratie in de vorige eeuw onverbrekelijk samenhing met de economische ontwikkeling van enige landen op dat tijdstip, ging men ervan uit, dat zekere a priori redelijke beginselen slechts behoefden te worden toegepast om overal en altijd gelijke resultaten op te leveren. Ziehier nu een zuivere utopie. En deze is het die, dank zij Wilson, de na-oorlogse wereld beheerst heeft. En waar nu de theorieën der liberale democratie, door een zuiver intellectueel proces overgeplant werden op landen met gans andere behoeften en een zeer afwijkende politieke ontwikkelingsgraad, die begrijpt dat onvruchtbaarheid en teleurstelling niet konden uitblijenv. Wie onzer denkt hier niet aan de Weimar Republiek? Het „rationalisme kan een utopie

AANSTONDS BLOEIT DE PRUNUS

scheppen. Maar ze verwezenlijken dat kan het niet.” Wat is er overgebleven van de liberale democratieën die door het vredesverdrag van 1919 over de wereld werden uitgezaaid? Zij waren het product van een abstracte theorie, konden geen wortel schieten in de grond en dus verschrompelden zij. De Volkenbond

Deze is zonder twijfel het belangrijkste instituut dat geleden heeft en lijdt onder de toepassing van een eenzijdig intellectualisme op de internationale politiek. Geen wonder dat zich bij deze overplanting van democratisch rationalisme op internationaal terrein, eindeloze onvoorziene moeilijkheden voordeden. Onder de oprichters waren er, die de gevaren van abstracte volmaaktheid hadden ingezien. Het Handvest houdt daarom rekening met de bestaande werkelijkheid, ~het bezat de deugd van tal van theoretische onvolkomenheden”. En een ogenblik scheen het dat de Volkenbond een bruikbaar vergelijk zou tot standbrengen tussen theorie en practijk of, in de taal van Carr, tussen utopie en werkelijkheid, zodat hij een werkzaam instrument van internationale politiek worden kon. Helaas lieten de meest invloedrijke staatslieden hem aan zijn lot over in zijn beslissende ontwikkeiings j aren.

Vanaf 1922 kreeg abstract rationalisme de overhand, wat een scherp criticus tot de volgende uitspraak bracht. „Men geloofde dat er in Genève of in ministeries van Buitenlandse Zaken een soort van zorgvuldig ingedeeld kaart-systeem van gebeurtenissen bestaat of nog beter van „gesteldheden” en dat, wanneer de gebeurtenis voorvalt of de situatie zich voordoet, een lid van de Raad of een Minister van Buitenlandse Zaken die gebeurtenis of stand van zaken gemakkelijk kan herkennen en het kaartsysteem raadpleegt om te weten waar de behoorlijke actie wordt voorgeschreven”. Tal van mijlpalen zijn aan te wijzen langs de ge-

vaarlijke weg der rationalisatie. „Het feit”, aldus Carr, ~dat de utopische gerechten gedurende deze jaren in Genève toebereid, de voornaamste betrokken regeringen niet smaakten, was een symptoom van de groeiende afstand tussen theorie en practijk”. Zelfs uit de termen, gebruikelijk in Volkenbondskringen, bleek hoezeer men de werkeUjkheid wenste te ontzeilen ten gunste van abstracte algemeenheden, wat Churchill in 1932 deed zeggen: „Ik kan mij geen tijd herinneren dat de kloof tussen de soort van woorden die staatslieden gebruiken en wat feitelijk gebeurde in tal van landen zo wijd was als tegenwoordig”. En zo kwam het ogenblik in zicht dat de Volkenbond zou ophouden een bruikbaar politiek werktuig te zijn. Hoe kon dit anders, waar men in Volkenbondskringen ging geloven, dat de onstuimige stroom der internationale politiek kon gekanaliseerd worden in een stel van logisch onneembare abstracte formuleringen ingegeven door de leerstellingen van de 19e eeuwse liberale democratie?” Wij behoeven niet stil te staan bij het ontoereikende van een beroep op de openbare mening, waar het politieke daden of besluiten geldt. Het moge waar zijn voor wie WUson’s inzichten deelt, dat, zoals Sir John Simon in 1932 beweerde tijdens de Mantsjoerijse crisis, „sancties overbodig zijn, wanneer de publieke opinie, de wereld-opinie, voldoende eenstemmig is, in de uiting van een krasse morele veroordeling”. Waar deze uitbleef en hier geldt opnieuw aller schuld liet men Japan zijn gang gaan.

Het utopisme wreekt zich

Op 10 September 1931 verkondigde Lord Cecil aan de Grote Vergadering (Assemblée) van de Volkenbond, ~dat er zelden een periode in de wereldgeschiedenis geweest was dat oorlog onwaarschijnlijker was dan op dit ogenblik”. Acht dagen later opende Japan zijn aanval op Mantsjoerije. Nu bleek dat op een gebroken riet steunde, wie vertrouwd had op „de veroordeling van een internationale publieke opinie”. En het was wel niet ten onrechte dat Churchill in 1932 de Volkenbond hoonde om zijn ~lankmoedigheid en het gemak waarmede hij zich liet beetnemen”. Men begon nu in Genève niet alleen te twijfelen aan het Amerikaanse geloof in de macht der publieke opinie, maar men ging zich afvragen of deze, indien zij zich al liet horen, wel gelijk had. Men weet hoe WUson zwoer bij de stelling, dat het redelijke het altijd wint, wanneer men een beroep doet op „de eenvoudigste mensen over de ganse wereld”. Maar toen Japan in Genève de gelijkheid der rassen ter sprake bracht, was het Wiison die de vraag stelde hoe men hier binnenkamers een probleem op zich zelf kon beoordelen, dat daarbuiten nooit kon gezien worden los van allerlei feitelijkheden, die met deze academische gelijkheid in strijd waren. Intussen , de intellectuele leiders van de utopische school lieten zich niet van hun stuk brengen en de kloof tussen theorie en practijk werd steeds wijder. In vele landen handelden de regeringen in lijnrechte strijd met wat doctrinaire raadgevers voorstelden. Bij verkiezingen bleek dan dat de publieke opinie ze geiijk gaf.

De oorzaak van dit alles?

Geen wonder, dat men zich met steeds groter bezorgdheid afvraagt; ~Vanwaar toch deze internationale chaos?” Het ware dwaasheid de schuld te geven aan bepaalde personen, al schijnt dat voor velen een verleidelijke oplossing te zijn. Een Volkenbondman ais de bekende prof. Zimmern meent dat domheid de oorzaak is: hij is daarmede in gezelschap van den geschiedschrijver Buckie en van Norman Angell. „Het is niet omdat de mensen niet van goeden wil zijn dat men ze niet kan opvoeden tot een wereldomvattend moreel besef. Het is omdat zij —■ laten wij eerlijk zijn en zeggen „wij” —■ schepselen zijn van behoudende aard en beperkt verstand”. Dat de poging om een wereldorde te scheppen mislukt is, is niet het gevolg van hovaardij of eerzucht of begeerlijkheid, maar van vertroebeld denken, heet het elders, De bekende hoogleraar Toynbee daarentegen ziet de oorzaak van de ineenstorting in menselijke boosheid, Italië beschuldigt hij van een ~positieve koppige agressieve zelfgenoegzaamheid”, Groot-Brittannië en Frankrijk van