Het einde als begin

Het is een boek dat ik langer bewonderd heb, een boek, dat misschien een jaar geleden is verschenen. Maar dat men het lezen kan na alles wat er in ons land gebeurd is, is misschien zijn grootste lof. Ik schrijf hier de eerste bladzijden over uit de roman „De soldaat Johan”, van de Vlaamse schrijver Filip de Pillecyn '). Het speelt in de winter van 1477.

~Weinige ogenblikken vooraleer de hertog Karei de Stoute neergeslagen werd op het veld bij Nancy, viel de soldaat Johan. Hij had de benden, die met hem waren opgerukt, links van hem zien wegvluchten; de paarden steigerend doorheen het voetvolk in de wasem van hun zweet. Hij vocht zonder woede of vrees en werd omgelopen tegen de grond; hij voelde hoe zijn handen uitgleden over de aarde die ontdooid was onder het getrappel van de benden. Hij lag met zijn gezicht tegen de grond en alles werd dof boven hem.

Toen hij opzag was het donker. Rondom hem zag hij de stijve gestalten van mannen die gestorven waren. Hij richtte zich op, ijl in het hoofd en in de buik. In de verte hoorde hij doodskreten en aan de andere zijde de zware rit van paarden. Hij kroop recht en wist dat hij leven zou.

Zijn schouder stond stijf; bloed was aan zijn mouw in klonters vastgevroren. En hij wankelde bij de eerste voorzichtige stappen. Toen keek hij naar de sterren en ging naar het noorden, vanwaar hij gekomen was.

Hij wist wat het betekende als overwonnen soldaat door het land te trekken, waar hij als vijand was binnengevallen. In de nacht was het woud en het water vol verwijderde geluiden; hij stapte moeilijk en luisterde en in de halve klaarte van de sterrenhemel volgde hij een pad. In het woud slachtten de boeren de soldeniers af en aan de rivier werden half verdronken mannen met staken ondergeduwd. Dit was de nacht van Drie Koningen.

Hij rustte en at. Het brokkelige brood had de smaak van zijn knapzak; het kleefde aan zijn tong en zijn kauwende kaken, en brandewijn steeg bij de eerste slok helder in zijn lichaam. Hij stampte zijn voeten warm op de hardbevroren grond en hoorde zijn tred in de vriesklare stilte.

En had de soldaat Johan niet stilgehouden bij de boerenkluis, die tussen akker en gracht lag, dan was hij in het verre land van Nancy gebleven met de honderden die er de wolven hebben gevoed. Maar door het luik zag hij het laatste glimmen van het haardvuur en de oude boer die erbij te slapen lag. Hij hield zijn dolk in de hand toen hij binnen trad, maar de oude man keek hem aan en wees naar de bank bij het vuur.

Daar viel de soldaat Johan in slaap en toen hij wakker werd, gloeide de koorts in hem; naast hem, op hetzelfde stro sliep de boer met open mond. Zijn veldfles lag ledig op de bank.

Gij zijt één van die mannen van Bourgondië, zei de boer, ik had u moeten doodslaan.

Ik ben soldaat, zei Johan. Dat is waar, zei de boer.

En in hun woorden lag onafwendbaarheid en gelatenheid. Maar toch zeide de boer verder:

Brandewijn zoals de uwe had ik sedert lang niet meer gedronken.

Zo zaten zij beiden samen in de grijze dag. De hut lag ver buiten de wereld en het gerucht van de pas gestreden veldslag was nog niet tot daar gekomen. En de soldaat Johan sprak:

De hertog zal weerkomen en deze streek zal een deel zijn van het koninkrijk dat hij wil stichten. Hij is een groot veldheer.

God beware, zei de boer.

En omdat zij alle twee boeren waren, dwaalden hun gedachten af naar de grond, want een koe daarnaast had zacht gemeureld.

Dit wordt een schoon kalf, zei de oude en hij duwde de deur open van de stal. En allebei stonden ze in het doffe halfduister te zien naar het dier dat zijn vruchtbaar lichaam liet rusten op het stro. ’tWas lang geleden, dat de soldaat Johan nog zo gestaan had in de eerbied van de landman voor het groeiende leven van het vee. Maar hij vond in zijn geheugen uitspraken van zijn vaders boerenwijsheid en her-

haalde ze. En de oude boer knikte en was verblijd.

Zij spraken niet veel meer over de oorlog. En toen nadien het kalf lag vóór het vuur, tussen hen beiden in, was er vriendschap gekomen onder hen. De oude had de wond verbonden aan de schouder van de soldaat en zijn brood met hem gedeeld. En na de derde dag kwam het nieuws tot hen door dat de hertog naakt en stijf gevroren was gevonden op het veld.

Het W3.S een grote hertog, zei de soldaat Johan, maar ik kan niet geloven, dat hij gesneuveid is.

En ’s anderendaags morgens, nadat de oude boer hem had gezegd, dat alles veilig was, keek hij voor het laatst rond in de hut. Hij ging tot bij de koe, die gelaten en stil haar jong zoogde. Een schoon kalf, zei hij tot de boer. Dit was het laatste wat nog tussen beide mannen gezegd werd. Dan stapte de soldaat Johan in de halflichte vroegmbrgen naar buiten.”

Ik acht dit een prachtig stuk, een stuk om vaak te herlezen. Het verdoezelt niets, noch de wreedheid van de oorlog noch de verbittering van de mensen. Het is van een strenge eerlijkheid en een loodzware ernst. Maar juist dat maakt het leesbaar, juist dat maakt dat wij er ons aan over kunnen geven.

Er was de vreselijke slag bij Nancy, en dan die ene soldaat die „wist dat hij leven zou”. Het is geen vreugde eerst, om te beseffen dat men er het leven af gebracht heeft. Neen; maar de levenswil in de mens richt zich op, en hij ~keek naar de sterren en ging naar het noorden, vanwaar hij gekomen was.” Berooid, bedreigd, gewond.

En dan de ontmoeting met een mens; een ontmoeting met de dolk in de hand, want deze mens is een „vijand”. Maar de oude boer is wijs; beschutting en slaap gunt hij de opgejaagde vreemde. Zij delen de goede brandewijn en delen het brood, en wat zal de boer anders doen dan de wond van de soldaat verbinden? Dit alles is zo menselijk en vanzelfsprekend; men hoeft er noch heilig noch karakterloos voor te zijn. De eenvoudigste dingen van het leven binden, de eenvoudigste mensen weten in waardigheid hun weg te gaan.

Er is ook de goede vruchtbaarheid van de aarde: „een schoon kalf”. Het groeiende leven van de natuur laat zich door geen mensenwerk tegenhouden; „alom vermogend, arbeidzaam, bestendig”, als de dichter zegt. Gezegend de mens die er in eerbied stil voor wezen kan. Dubbel gezegend wie er kracht uit mag putten voor een nieuw begin. Want het leven op Gods wonderlijke aarde gaat verder.

M. H. VAN DER ZEYDE. ') Uitg. P. N. van Kampen, Amsterdam.

BOEKBESPREKING

Gezonde kinderen. Evenwichtige mensen, door J. C. van Andei en O. van Andei—Ripke. Erven J. Bijleveld, Utrecht 1939. 271 biz.

Dit boek is geschreven door twee zenuwartsen, tevens vader en moeder, zodat er behalve wetenschap ook persoonlijke ervaring met eigen kinderen in is verwerkt. Ais iemand ais prof. Winkier er een woord van aanbeveling bij schrijft en het boek vooral geschikt acht voor studenten in de geneeskunde en de Godgeleerdheid en alle opvoeders, mogen wij vertrouwen, dat het wetenschappeiijk-psychologisch en geneeskundig wel verantwoord is.

Ik las het boek als vooral in opvoedkunde geïnteresseerd en beveel het gaarne aan. Behalve om de wetenschap, die in begrijpelijke vorm ons wordt voorgezet, waardeer ik het boek om de geest v/aaruit het is geschreven. Op de eerste bladzijde lees ik: „Liefde voor het geschapene, eerbied voor het leven, in welke gedaante het zich aan onze zinnen moge openbaren; welke vormen, klanken, kleuren het tot zijn uiting moge gebruiken geen fijngevoelig en beschaafd mens zal deze gevoelens willen ontberen. Gevoelens, die ons vermogen tot lijden bepalen, maar die ons tevens, en nooit duidelijker dan bij de geboorte van een kind, laten zien hoe lijden overgaat in diepe vreugde. In de aanschouwing van planten- en dierenleven, mensengroepen en rassen, worden onze diepste gevoelens gewekt en geven ons een inzicht in de samenhang der verschijnselen. Een inzicht dat ons sterken kan in uren van eenzaamheid, omdat wij alle verschijnselen erkennen als uiting van Eeuwige kracht, die meer en schoner scheppen kan dan wij met ons begrip kunnen benaderen.”

Op blz. 173 lees ik, dat een kind méér moet hebben dan vertrouwen in mensen. „Het zal alleen moeten kunnen staan ook met zijn geestelijke nood. Het zal de bliksem moeten aanzien en wakker worden van de donder ais vader en moeder het niet kunnen horen roepen. Wanneer de bewuste kennismaking met de onbegrepen krachten der natuur en het leed, dat de mensen elkaar aandoen, de kinderen pakt boven hun macht, dan is het tijd, hun een blik te gunnen in het wonder van de opbouw te midden van die afbraak. Menige moeder, die de nood van haar kind werkelijk begrijpt, leert bidden ai noemt ze zich een ongelovige. Welke woorden we vinden om in de kinderen dat Geloof te wekken, dat doet er niet toe, ais ze maar aangepast zijn aan het geestesleven der kinderen.”

Grote waarde hechten de schrijvers aan de (/esiwsopvoeding („bij de massa-opvoeding gaat menig detail verloren”); als ideaal staat voor de geest vrijheid en bewustwording van geestelijke wetten, twee zijden van één zaak. Opvoeding tot geestelijk evenwicht is voorwaarde voor maatschappelijk evenwicht en tot vrede. „Want niemand, die zichzelf beheerst, begeert macht over anderen; hij vraagt samenwerking, vriendschap en liefde, en dit zijn vrijwillige gaven.” Zéér aanbevolen, juist in deze tijd. W. B.

KIND IN STOEL