Wij mogen het Heilige Vuur brandende houden

Onze tijd brengt ons heel vaak in verwarring. Er gebeurt ook zo ontzettend veel. We horen steedsdoor praten'van „opbouw” en van vorming van „het nieuwe”. Al wat „oud” is, lijkt van te voren al waardeloos. De democratie heeft afgedaan: over internationalisme zwijgen we; dat de „broederschap” niet bij de grenzen van het eigen ras ophoudt, dreigt een verzwegen feit te worden; de woorden „vrede” en „erbarmen” wijzen op een seniele mentaliteit. We moeten immers „volks” leren denken en „nationaal”; we moeten „gevaarlijk” en met een zekere „verbetenheid” leren leven; we moeten ons practisch aanpassen en ons voegen naar de geest van het nieuwe Europa en het nieuwe Nederland, dat nu geschapen wordt...

Te midden van dit alles grijpen we ons wel eens naar het hoofd en we vragen, hoe dit nu allemaal zit. En hoe dit nu allemaal verder moet...

In een dergelijke situatie komen we, vermoed ik, allen wel eens: door onze kranten en de radio-berichten, de gesprekken, die we horen en houden en de redevoeringen, die we houden en aanhoren. En dan lijkt het mij goed, een woord of een zin paraat te hebben, die ons dadelijk weer tot de goede werkelijkheid kunnen terugbrengen.

Een dergelijke functie kan, lijkt mij, de hierboven afgedrukte uitspraak vervullen.

Het is goed, reddend, genezend, temidden van alle mogelijke ons verwarrende en ons vermoeiende gesprekken en gedachten eens plotseling tot onszelf te zeggen: „Wij mogen het Heilige Vuur brandende houden”.

Wat er met dat Heilige Vuur bedoeld wordt, zien we nergens duidelijker dan in het Evangelie. Lukas zegt, dat Jezus Christus eens gesproken heeft: „Vuur ben ik komen werpen op de aarde”. En deze uitspraak krijgt tegen de achtergrond van onze tijd nieuw reliëf. Temidden van alle rumoer verkrijgt dit geluid een scherpe actualiteit.

Het Heilige Vuur is het Vuur van Waarheid, Gerechtigheid, Erbarmen, Offerbereide Vij andsliefde. Het is nog meer, maar dit zijn toch wel zeer belangrijke en de helaas meest verwaarloosde, elementen.

Het Heilige Vuur warmt, maar het kan ook verbranden. Verder: het is onmisbaar. Tenslotte: het is onblusbaar.

Wij zien dit alles in een hevige duidelijkheid in de Evangelie-verhalen (die, met de psalmen en vooral ook de profeten, behoren tot de meest actuele lectuur, die ik op ’t ogenblik ken).

Het Vuur warmt: „tollenaren en zondaren” ontvangen een nieuw levens-perspectief. Het verbrandt: de zelfgenoegzamen ergeren zich; de officiële geestelijkheid jaagt dien Jezus Christus de dood in: „dit Vuur mag niet langer branden het doet ons pijn”; de nationalisten (die „volks” denken en voor wie het bloed meer is dan de geest) voelen hun trots aangerand door dezen „Zoon des mensen”.

Toch is het Vuur onmisbaar: wie de loutering en de reiniging er van kent, kan zonder

dit niet leven. En: het is onblusbaar: het Romeinse Rijk, de Staat, door Pontius Pilatus vertegenwoordigd, is allang verdwenen de gloed, die Jezus Christus verzengen wilde, is allang uitgedoofd... maar het Christus-Vuur brandt nóg. En het blijft branden. Want het brandt tot in eeuwigheid.

Laten we dit alles nu eens transponeren in onze werkelijkheid.

We kunnen, als we tenminste nog prijs stellen op de deugden van eerlijkheid en nuchterheid, niet zeggen, dat op onze aarde nu het Heilige Vuur brandt. Want (om alleen dit maar te noemen) oorlog kan niet gevoerd worden zonder dat het onheilige vuur van haat, verdelging en vernietiging hoog oplaait. Ook nu weer brandt onze zelfgenoegzame wereld zich dood aan het Vuur van het Evangelie.

En toch is dit de enige Redding! Zonder dit Vuur is er noch voor Europa, noch voor Nederland, enige toekomst. Als straks, bij een vredessluiting, niet gerekend wordt met Waarheid, Recht, Erbarmen, Offerbereide Vijandsliefde, dan is Europa over zoveel jaar wéér aan de oorlog toe. Het Evangelie krijgt gelijk; het blijkt te zijn, wat het zegt te zijn: De Weg, De Waarheid, Het Leven.

Ook voor de toekomst van ons eigen land en volk geldt dit. Wij mogen, wij moéten, het Heilige Vuur brandende houden! Want: als niet iets van dit Heilige Vuur brandt in de opbouwacties, in de pogingen tot concentratie, dan —■ laten wij het reëel, eerlijk, zonder enige „idealistische” vervaging zeggen – is er voor Nederland géén toekomst.

De bewustzijnsverenging van het volkse, het nationale, met alle uitsluiting van het internationale; de dreigende vergoding van ras en bodem (met al wat daar bij behoort!); de afgoderij van: alléén maar te zien naar het ekonomische Effect; de verheerlijking van de militaire geest (grote gezinnen en „volkskracht”) het zijn evenzovele symptomen van de slechte toekomst, die wij tegemoet gaan.

Stanley Jones zegt ergens, dat nü toch wel duidelijk blijkt, dat het alleen „loopt” in deze wereld, als wij ons richten naar de eeuwige Wetten van het Evangelie. „De enige manier, waarop het leven werkelijk loopt, is Gods manier”. „Als gij uw naaste niet liefhebt als uzelf, dan loopt uw oeconomisch en uw sociaal stelsel onherroepelijk vast.”

Zonder het Heilige Vuur geen toekomst voor Nederland. Zö moeten wij beoordelen allerlei opbouw-actie. Zö moeten wij beoordelen de eventuele ekonomische verbeteringen: wij vragen ons af: wat is het doel hiervan? wat is de geestelijke achtergrond? in welk geestelijk en politiek geheel zijn ze opgenomen? ten koste van wat en van wie worden ze doorgevoerd?

Wij mogen het Heilige Vuur brandende houden. In onze gedachten, in onze gesprekken, in onze keus ten opzichte van nieuw opkomende bewegingen, in onze beoordelingen èn van het „oude” én van het „nieuwe”.

Als wij niet tot een keuze kunnen komen, mogen komen ten opzichte der nieuwe bewegingen, dan moeten wij betrachten, wat in dit blad door dr. Banning genoemd is: „vruchtbare eenzaamheid”. Niet omdat we dat zo graag willen; niet omdat we laf zijn of hoogmoedig; niet omdat we onze taak tegenover ons volk niet kennen maar juist omdat wij die taak zo goed kennen.

Laten wij wel weten: beter zogenaémd nietwerkzaam, maar hoedende en bewarende het eenzame Heilige Vuur, dan zogenèémd werkzaam, maar in laatste instantie toch aanwakkerend het vuur, dat ons tenslotte verbranden en verteren zal.

De eenzame wacht bij het Heilige Vuur valt ons zwaar. Want we wilden dit Vuur zo graag overal laten branden.

Maar toch het is geen hopeloos wachten. Want alleen aan dit Vuur is de Toekomst. Zo vinden we het Beste weer terug in deze rumoerige dagen. Zo redden we ons (of moet ik zeggen: zo wórden we gered?) uit onze geestelijke verwarring.

Kr. STRIJD.

Dit opnieuw munten van woorden, dit opnieuw toetsen der inhouden is verantwoordelijk werk. Het is werk, dat rechtstreeks voortvloeit uit onze van God gegeven opdracht om in deze wereld te arbeiden, dat wil onder meer zeggen, om de zuiverheid in de menselijke omgang te dienen. Want niets is bedriegelijker, niets wekt op den duur meer onderlinge wrevel, dan wanneer wij een spel, een woordenspel met elkander spelen.

Daarom: er is véél geliquideerd. Ook veel, dat ons lief was. Liquideren betekent: doen vervloeien. In de hitte der gebeurlijkheden van heden is het niet verwonderlijk, dat véél het niet houdt. Als we nu maar samen afspreken, dat wij ons niet tevreden stellen met schamele resten en dat wij, nu de paardentram niet meer rijdt, andere vervoermiddelen zullen moeten kiezen bij ons onderling verkeer. Want niets is dommer, schadelijker, ja, onheiliger, dan te leven in een Ulusie!

L. H. RUITENBERG.

VERENIGINGSLEVEN

Studieweek voor onderwijzers

Het is goed geweest dat van 29 Juli tot Zaterdag 3 Aug. de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers te Kortehemmen een studiebijeenkomst hield voor onderwijzers en onderwijzeressen. Het aantal deelnemers was betrekkelijk klein (ongeveer 20 in getal), maar dit was zeker het gevolg van de tijdsomstandigheden, waardoor, op een enkele uitzondering na, alleen mensen uit de naaste omgeving aanwezig waren. De cursusleider, die buitengewoon goed de cursus leidde, was de heer Schippers. De verdere inleiders waren de heren Van Duinkerken, Reitsma, Ehrbecker, Daalder en dr. Banning. Hun onderwerpen waren: De school en het dorp, De school en de stad, De school en de ouders, De religieuse opvoeding in de school en De opvoeding van den opvoeder.

De lezingen waren belangrijk, vooral ook om het feit dat ze velen nog eens tot nadenken brachten over de verschillende onderwerpen en om de discussies waardoor men eikaars meningen hoorde op allerlei gebied. Het hoofdaccent van de cursus leek mij gelegen bij de inleiding van den heer dr. Banning met als onderwerp „De opvoeding van den opvoeder”. Immers, zowel in het dorp als in de stad behoren de methodes die op de school gebruikt worden te berusten op wat de „Kinderpsychologie” ons tot dusver heeft geleerd. Evenzo is het met de religieuse opvoeding. We kunnen alleen maar geven wat voor een bepaald kind op een bepaalde leeftijd geschikt is. Het gezin is de plaats waar dit in de eerste plaats tot zijn recht moet komen. Daarnaast kan misschien de school een bescheiden rol vervullen. Dat de onderwijzers daarbij, veel meer dan in de praktijk nog wel gebeurt, contact met de ouders moeten zoeken, lijkt mij ook zeer gewenst. Ook van de ouderavonden moet vaak heel iets anders gemaakt worden dan de meesten er nu van maken. Opvoedkundige voorlichting der ouders is daar zeer op z’n plaats. Maar de beste methodes en het beste contact met de ouders geven niets wanneer voor de klas niet staat de goed opgevoede opvoeder. Het is van het grootste belang dat zijn persoonlijkheid alles doordringt en alles leidt. Dat hij is, hetzij door aanleg hetzij door strijd, de innerlijk rustige mens. De mens, die in staat is liefdevol en begrijpend de kinderen tegemoet te treden, die streeft naar waarheid en rechtvaardigheid, die open oog heeft voor al wat schoon is, die zich gemeenschapsmens en enkeling tegelijk weet, is de beste onderwijzer.

Clubs waar cultuuronderwerpen worden besproken zijn vooral in deze tijd zeer aan te bevelen. Daarnaast is de lichamelijke oefening een zaak van gewicht, opdat de onderwijzer werkkracht bezit voor de moeilijke komende taak die in en buiten de school hem wacht. Een voorbeeld voor ons allen is in deze tijd Willem van Oranje. Hij toch heeft tot het eind van zijn leven zozeer zijn doel dat hij zich gesteld had vastgehouden, dat niets en niemand hem daar van kon afhouden. Als ook Erasmus is hij een der meest sterke figuren van onze geschiedenis geweest. Laten onderwijzers en onderwijzeressen elkaar zoeken, om te blijven staan op de bres voor wat aan cultuur en beschaving dreigt te gronde te gaan.

2e Vacantieweek te Bentveld van 3-10 Aug.; onder leiding van Mevr. A. J. Wolthers-Arnolli

De regel, dat de afwezigen altijd ongelijk hebben, is ook thans wederom bewaarheid.

Zelfs de oude Adam in de mannelijke deelnemers, die zich verzette tegen de vrouwelijke leiding, veretomde ras toen bleek in welke beproefde handen de leiding berustte. Immers het doel van deze vacantieweken is hierin gelegen, on: van een vrij uiteenlopend gezelschap een gemeenschap te vonnen. Hierin te zijn geslaagd, en vooral op deze wijze, is voor allen, die op enigerlei wijze het hunne hebben bijgedragen, de grootste voldoening.

Er zijn banden gelegd, kennismakingen hernieuwd, maar 'bovenal, onze gedachten zijn losgerukt van al hetgeen ons benauwde en verontrustte. Verruimd en gesterkt, hopen wij in staat te zijn het onze bij te dragen (hoe weinig dit ook wezen moge) voor de verwezenlij'king van een talijdere en hoopvoilere toekomst. P.

INHOUD: Om het fundament, W. B 1 Binnenland: Vrede door oorlog, Nederlandse eenheid, Afkomst der rassen, J. A. Bruins .......... 2 Het rassenvraagstuk, C. S 2 Boekbespreking 2

De geliquideerde paardentram, L. H. Ruitenberg 3—4 Wij mogen het Heilige Vuur brandende houden, Kr. Strijd 4 Verenigingsleven 4