Koningin achterwege moest blijven. Daaruit kunnen wij conclusies trekken: aandrang van onderop zal geen, verandering van overheid wél wijziging brengen in de houding van de Clerus. Dat deze verandering wordt voorbereid blijkt uit artikelen in „Katholieke Documentatie”, die van een verbetering van de verhouding tussen Kerk en Staat in Duitsland spreken. Tevens wordt ons duidelijk gemaakt, hoeveel goeds Mussolini voor het Katholicisme heeft gedaan. Ook wordt bericht, dat het pauselijk blad „Osservatore Romano” direct na het actief deelnemen van Italië aan de oorlog zich van elk oordeel ging onthouden.

Wat wij echter smartelijk missen in alle Rooms Katholieke publicaties, die wij onder ogen kregen, is dit: op geen enkel punt wordt duidelijk gemaakt, dat in de gebeurtenissen van heden elementen liggen, die voor de Kerk van Christus moeilijkheden teweeg brengen. De officiële uitingen houden zich slechts bezig met de vraag, hoe formeel de verhouding dragelijk zal zijn. Nergens wordt het katholieke volk duidelijk gemaakt, dat in de ontwikkeling der dingen ook wel eens ondragelijkheden kunnen geschieden, ik

Anders staat het met het Protestantisme. En, zo mochten wij met trots een vorige keer constateren, daarbij gaat de Ned, Herv. Kerk voorop. Het blijkt, dat hernieuwde dogmatische belangstelling de blik gescherpt, de supra-nationale activiteit in zending en oecumenische beweging de aandacht verbreed, de politieke en sociale acties van de laatste twintig jaar de rust geschokt hebben, Eén citaat uit de programrede van prof. Kraemer voor de Commissie van Kerkelijk Overleg toont dit overduidelijk: „De Kerk kan één der voornaamste, wellicht het voornaamste lichaam zijn, dat temidden van de geestverwarring, de onzekerheid en de rechteloosheid waarachtige inhoud geeft aan de geesten en waarachtige richting aan de gewetens. Zij kan dit ook, onder één onmisbare voorwaarde. Mits zij zoekt een waar dienaresse van Jezus Christus te zijn op alle levensterreinen, en daarom gezond blijft, De Kerk is wellicht de enige, die in staat zal blijken (omdat zij er door Gods genade toe in staat gesteld wordt) om karakter, om staal in het bloed van ons volk te worden. Zij zal echter daartoe alleen in staat blijken, wanneer zij waarlijk zichzelf, n,l, radikaal-apostolisch is, want daar zij in haar leiding, in haar ambtsdragers en haar leden ook uit gewone menselijke mensen bestaat, bedreigt ook haar van alle kanten vertroebeling van denken, lijdensschuwheid en wereldwijze berekening. Ongetwijfeld, de Kerk behoeft niet, ja mag zelfs niet het lijden zoeken alsof deze heroïek een Christelijke deugd ware. Zij mag noch behoeft wijsheid en tact te schuwen. Maar toch moet zij zich in haar verantwoordelijkheid voor het volk van Nederland diep bewust zijn, dat nietzoeken van lijden, dat tact en wijsheid middelen zijn, geen oriëntatiepunten. Het enige onbedriegelijke oriëntatiepunt voor de Kerk is trouw aan haar Hoofd en het door Hem meegegeven mandaat ten aanzien der wereld,”

Men vergeve dit lange citaat. Maar dit is precies uitgedrukt, wat in de Nederlandse Protestantse Christenheid leeft, van gereformeerd af, tot vrijzinnig toe. Dit is het woord, waarop tienduizenden in Nederland wachten, ook die tienduizenden, die alleen kerkgebouwen, misschien kerkeraadsleden en kerkgangers, maar niet meer de Kerk kennen.

Alle Nederlanders? Neen, niet alle. De „Orde van Getuigen voor Christus” staat er anders tegenover. Zij geeft „Evangelie en Volk” uit om het anders te zeggen. Tevoren een gecyclostyleerd blaadje, nu ineens in een oplaag van 30.000 exemplaren op rotatiepers verschijnend. Kort samengevat willen deze nationaal-socialistische Christenen het volgende: de nieuwe stromingen opzbeken, nagaan, in hoeverre zij aan hun hoop op Christelijke contra-revolutie voldoen, om dan in die nieuwe stromingen voor het Christendom op te komen.

Want zij, de Orde staat tegenover alles, wat de Franse Revolutie voortbracht, d.w.z. atheïsme in vele vormen. Thans ziet zij in de nieuwe stromingen de mogelijkheid alle doordringing van de Franse Revolutie, ook op ker-

Prentenboeken

Onder de prentenboeken neemt het type van „Mijn eerste prentenboek”, dat plaatjes geeft en verder niets, maar een heel kleine plaats in. Zelfs in de klaargekochte linnen exemplaren staan gewoonlijk al versjes bij gedrukt. Dan zijn ze voor het box-kind, dat nog niet met papier vertrouwd is en dat kunnen we héél jong oefenen veel te moeilijk. Ze worden gewoonlijk als vlag of als stofdoek gebruikt, Maar de eigengemaakte met een enkel zeer bekend voorwerp op een bladzij, van stevig materiaal en kleurecht, kunnen door de allerjongsten als boek bekeken worden.

In de vertel-prentenboeken is een grote keuze, al schuilt er veel kaf onder ’t koren. Aan de andere kant lijkt het me, dat ze vaak te kort gebruikt worden: vader en moeder zijn zo blij met hun „grote kind” en de uitgevers overstelpen hen zozeer met „echte boeken” voor kinderen van 5, 6 jaar, dat het mooie prentenboek in de verdrukking komt. Helaas, want de kinderen leren juist daardoor aandachtig platen kijken (en goede!) en naar versjes luisteren, zoals ze het later naar verzen moet doen, telkens weer, met toenemende liefde en begrip, terwijl ongemerkt de kostelijke brokstukken in het geheugen blijven hangen, Is het geen winst aan humor in ons leven, wanneer we een citaat uit Prikkebeen bij de hand hebben?

Goede prentenboeken dus, en we beginnen er niet te laat mee en rekken hun régime zo lang mogelijk. Niet te laat. Een kind van tegen de drie of van drie jaar laat zich niet lang voorlezen, maar dan bekijken we toch samen een poosje de plaatjes en zeggen er al iets bij van ’t verhaal. Veel verhalen vragen een concentrische behandeling, d.w.z, een verdieping bij elke herhaling. Zo groeit het verhaal mee. (Dit geldt ook voor de grote kinderen, die we graag met het beste van de grotemensenlitteratuur in aanraking brengen, en waar we met een geschikte keuze of met een aaneenschakeling van fragmenten kunnen beginnen). Er is jammer genoeg een teveel aan nieuwe prentenboeken, waardoor men in de boekwinkels zoeken moet naar het goede, beproefde. Er is ook een aantal prentenboeken, dat ons aesthetisch bevredigt, maar dat qua tekst onder de norm blijft. Dit heeft Bas v. d. Veer vaak in haar kleine-kinderprentenboekjes. Goed is alles van Elsa Beskow, en dan denk ik met bijzondere voorliefde aan „De kabouterkinderen”, door Ligthart zo mooi vertaald. Goed zijn verscheidene van Alfred Listal: Mapje en Panje, de Wortelkindertjes, e, d. Bijzonder aardig is „Het blijde vlinderland”. Nodig zou ik haast noemen een van de aardige bundels oude kin-

kelijk erf, tegen te gaan. Daarbij staat zij echter volledig critiekloos tegenover die nieuwe stromingen. „Wij leven snel en zien Gods hand in de dynamiek van het gebeuren,” schrijft het blad. Maar, zo vragen wij onmiddellijk, waarom hebt gij dan niet Gods hand, straffe, straffende hand misschien, in de Franse Revolutie en haar gevolgen gezien? Waarom zijn de wolken, door oostenwind ons thans toegevoerd, de hoopvolle tekenen van een contra-revolutionaire regen, die de kerkelijke landen nieuwe vruchtbaarheid zal geven? Zouden het ook niet donderwolken kunnen zijn? Bovendien: is de strijd van Kuyper en Lehman en de hunnen niet steeds een strijd geweest tegen de beginselen van de Franse Revolutie, echter zonder contra-revolutionaire doeleinden? Verder vragen wij ons af, hoe het mogelijk is, waarlijk invloed uit te oefenen in christelijke zin in een beweging, waarin discussie een hinderlijk individualisme, en absoluut vertrouwen in den Leider grondwet is?

Deze Orde van Getuigen van Christus, heeft zich, door zich critiekloos te stellen onder het nieuwe „dat zich onbedwingbaar baan breekt”, gesteld buiten de Nederlandse Christenheid, die poogt, bij alles wat zij ondergaat, niet onder te gaan aan ~de góden dezer eeuw”.

Let op de Kerk, schreven wij. Zij zal ook voor hen, die buiten haar staan, een burcht kunnen zijn. Mits zij allen weten, dat het haar niet om het handhaven van het oude, maar om belijden van het Eeuwige gaat.

L. H. RUITENBERG.

derrijmpjes, liefst één, die na vergelijking de voorkeur krijgt. Dit vanwege de talloze varianten, Als we één zo’n boek hebben is er een vaste tekst in de familie, en dat éne boek blijft hét in zijn soort. Ze zijn er van Abramsz, van Nelly Bodenheim, van Rie Cramer e.a.

De fotoprentenboeken van Piet Maré zijn voor het echte plaatjeskijken met de kleinsten prettig, maar voor de werkelijke kleuters is de tekst wat schraal. ABC-boeken hebben weinig zin voor kinderen, die nog lang niet aan het ABC toe zijn, verder is er voor zover ik weet geen een, dat op de wijze van Hoogeveen’s bekende methode phonetisch juist is, b.v. „U, dat zijn de uien”. De c, q, x nopen tot gewrongen rijmpjes, die aanleiding zijn voor eindeloos en erger: zinloos gevraag.

Dan is er altijd nog ~Jantje in Modderstad”, er is de mooie serie „Voor school en huis” (uitg. Erven Cohen, Amsterdam) met in het algemeen goed lopende versjes. Indertijd heeft Van Hoytema een paar prachtige prentenboekjes gemaakt, die hier of daar nog wel eens te krijgen zijn. Naar ik meen ook een illustratie van A, van Scheltema’s ~Wilgen”, waar kinderen van een jaar of vijf, zes dol van genieten. Haast geen prentenboek meer is het bundeltje kindergedichtjes van Mien Labberton (uitg, Ploegsma), maar voor het herhaald lezen met kleuters zeer geschikt.

Er is veel, ook in het goede soort, te veel om een enigszins volledige opsomming in dit bestek te geven. Nodig is, dat wij op zoek gaan, en dan ons kostelijk bezit dankbaar gebruiken. Men lette dus op platen èn tekst en houde rekening met de aard van het eigen kind, (Griezeligheden! voor sommige kinderen is de goedmoedige berggeest uit „De kabouterkinderen” al een uiterste).

Goede prentenboeken zijn geen kinderspul, dat ergens op een slordig stapeltje omslingert, maar geëerd familiebezit, waaraan we zo nodig ook eens met liefde een avond plakken en opknappen. F. KALMA—KOOPS.

Aan de R.S.C.';

In Sneek geeft men gelegenheid, aan één adres het abonnementsgeld Tijd en Taak te betalen, waarna het gezamenlijk bedrag aan onze administratie wordt overgemaakt. Kunnen andere R.S.G.'s dit voorbeeld niet volgen? Veel mensen brengen liever ƒ 0.90 aan een opgegeven adres, dan een girobiljet te kopen en in te vullen of een postwissel te schrijven. En wachten op de postkwitantie betekent ƒ0.60 per jaar extra onkosten voor den abonnee en voor ons veel werk.

Mogen wij dus vele berichtjes van R.S.G.’s voor ’t volgend nummer verwachten in de geest van dat van Sneek in het nummer van 28 September? .■lis regel steile men als uiterste datum de 10de van de maand, om dan voor de 15de het totaalbedrag op postrek. 227499 te kunnen storten. Dit keer kan dat natuurlijk niet en zullen we 14 dagen langer wachten met het sturen der postkwitanties.

Aan onze abonnees

Een nieuw kalenderkwartaal is begonnen. Gaarne ontvangen we het abonnementsgeld voor dit kwartaal, bij vooruitbetaling ƒ0.90, op postrek. 227499 van den penningmeester der Arbeidersgemeenschap te Bentveld.

Wie per 1 September of 1 Augustus abonnee is geworden verzoeken wij ƒ0.30 per maand meer te storten, zodat per 1 Januari op de kalenderkwartalen betaald of geïnd kan worden.

Mevr. de Wed, G, Muilwijk, wonende Hilvertsweg 268 te Hilversum, biedt pension aan voor dame of heer.

Dame leeftijd ruim 30 jaar, zoekt werkkring in gezin. Met verpleging bekend. Brieven onder letter L, aan adm, „Tijd en Taak” te Bentveld,

INHOUD: blz. Waakzaamheid, W, B 1 Van week tot week, J, A, Bruins 2 Geschiedenis of levende werkelijkheid? S, Gorter 2

Het onvergankelijk Licht, plaat van Aart van Dobbenburgh 3 liSt op de kerk!, L. H. Ruitenberg 3—4 Prentenboeken 4