laat men het wagen durven met de nieuwe Nederlandse Hervormde kerk. Laat zij het centrum zijn, waar men kerkelijk, evangelisch óók op maatschappelijk, ook op politiek gebied, leiding zal geven. Van waaruit niet een partij, die onherroepelijk naar macht moet streven, maar een Kerk, die krachtens haar wezen dienstbereid moet zijn, het woord van evangelische leiding tot overheid en volk beide spreke. Juist omdat de Hervormde kerk dit wil uiteraard daarbij in zo innig mogelijk contact met andere kerken is er voor de Christelijk-Historische Unie naast de anti-revolutionnairen nauwelijks meer plaats.

Dat is de diepste reden, waarom zy in zulk een moeiiyk parket verkeert. L. H. RUITENBERG.

Noot; Na het schrijven van dit artikel verscheen het communiqué over de onderhandelingen tussen C.H.U. en A.R. Bovendien schreef „Trouw” met welbehagen over een en ander. Het einde van de C.H.U. is dus wèl in het zicht. Wij zien ook geen andere weg. Tenzij men het roer radicaal omgooit. L. H. R.

Gesprek met Kagawa

Een van de correspondenten van het Amerikaanse tijdschrift „Time” heeft een onderhoud gehad met den leider der Japanse christenen, Kagawa.

Wy nemen hier zyn verslag verkort over. Kagawa is een kleine, vriéndelijke man, slordig gekleed, zoals de meeste Japanners. Ik vroeg hem hoe de christenen het gedurende de oorlog hadden gemaakt.

„Wij hadden een vreselijke tijd. Alle mannelijke adventisten van de zevende dag werden gearresteerd. leder die geloofde in de wederkomst van Christus of in het Laatste Oordeel werd voor het gerecht gedaagd. Zelf werd ik driemaal gearresteerd en ik kon niet prediken.”

Ik maakte de opmerking, dat men hem van anti-Amerikaanse propaganda had beschuldigd in de V.S. Ogenblikkelijk antwoordde hij: „Dat is juist. Ik deed dat opzettelijk. De Amerikanen zeiden, dat ik na de overwinning van Amerika ministerpresident zou worden. Dat laadde de schijn van verraad op mij en alle Japanse christenen. Daarom zeide ik opzettelijk dat de Amerikanen moesten terugkeren tot de geestesgesteldheid van Abraham Lincoln. Het speet mij dat ik het internationale Christendom moest verlaten voor het nationale, maar er bleef mij geen keuze.”

Leeft er in Japan nu een dringend verlangen naar vrijheid en democratie, vroeg ik. „Zeker! Het leger is weg. De verklaring van Potsdam beloofde om dernocratie te geven aan Japan, om de democratie te doen herleven, niet haar te scheppen. Wij zijn verheugd daarover. Doch laten de Amerikanen hier geen democratie verwachten met Amerikaanse snelheid.

De verschrikkelijke ervaringen van deze oorlog hebben ons geleerd, dat wij ernstige fouten gemaakt hebben. De atoombom was een ramp, maar hij bewijst ons tevens hoezeer Japan te kort geschoten is door het veronachtzamen van cultuur en wetenschap.

Er zijn twee soorten Amerikanen. Zij, die Abraham Lincoln volgen, en zij die Al Capone, den gangster, nalopen. Ik geloof in generaal Mac Arthur en zijn geestelijke kwaliteiten. In sommige opzichten wint hij ons door edelmoedig te zijn. En de Japanners houden van de Amerikaanse efficiency. Het algemene gezegde is nu: Het eerste jaar voedseltekort, het tweede jaar kledinggebrek, het derde jaar americanisatie.”

OVER CEZACSHERSTEL en nog wat

Er blijft deining, onrust, verontrusting in brede lagen van ons volk over de politieke gevangenen, de kinderen der N.5.8.- ers, de regelmatig terugkerende eisen van doodstraf en veel wat daar omheen hangt. Enerzijds: gelukkig er blijkt immers uit, dat er in ons volk nog besef van geestelijke waarde leeft. Anderzijds blijken inzichten en gevoelens van allerlei lieden tamelijk vertroebeld te zijn, en blijft men nog al eens hangen aan de oppervlakte, zonder zich van diepere beginselen rekenschap te geven. Zie ik het goed, dan is de kernvraag deze: wij hunkeren allen naar herstel van recht en orde, naar de geldigheid van een rechtvaardig gezag maar waarin vindt dat gezag zelf zijn grond?

Wij hebben nu vijf jaar lang aanschouwelijk onderwijs gehad in een gezagsuitoefening, gegrond in het geweld. Daarover behoeft niet zo veel meer geredeneerd te worden. De eenvoudige man en vrouw hebben op hun wijze precies de spijker op de kop geslagen, wanneer zij zeiden: deze methode is duivels. De Kerk zei op haar wijze hetzelfde: een gezag, gegrond in geweld, is dwars tegen de wil van God. Verschijnselen, die ons na de bevrijding blijven verontrusten ik noemde ze boven illustreren, dat wij besmet zijn door nationaal-socialistlsche geest, waarmee ik dus concreet bedoel: gezagsuitoefening op grond van geweld. Ik cursiveer een paar woorden. Men onderscheide scherp: alle gezag heeft om zich te doen gelden, een zeker geweld nodig: de politieman heeft sabel en revolver, de Staat gevangenissen maar in een rechtsorde is het geweld het laatste middel. Bij dictatuur en terreur echter ligt de zaak anders: daar is elke rechtszekerheid en rechtsgang bewust vervangen door geweldsuitoefening of bedreiging daarmee.

Nu blijkt het nodig om, eer wij tot een principiële stellingname kunnen komen, misverstand naar twee kanten af te wijzen. Enerzijds naar de kant van de onnozele N.S.B.’ers, hun familieleden of degenen die nü hun partij kiezen én op óns een beroep doen, die daarbij dan graag het Evangelie, het gebod van Christus, de eis der liefde voor den dag halen om ons te overtuigen dat wat thans gebeurt, veroordeeld moet worden. Wij zullen niet ontkennen, dat wij allen tezamen, héél ons volk onder het gebod van Christus staat ik wil mij dat zelfs laten zeggen door een of anderen schavuit maar zal toch op den man af vragen: wat hebt gij gezegd en gedaan, toen ons volk getyranniseerd werd door de Duitsers èn de N.S.B.’ers, en de Landwacht enz.... hebt gij toen óók een beroep gedaan op het Evangelie en het gebod der naastenliefde? Zo niet, zwijg dan nü. Men moet het recht om ons aan te spreken innerlijk hebben ver diena...

Anderzijds blijkt er voortdurend misverstand aan de kant van de felle anti-N.S.B.’ers, die ons gaarne beschuldigen van sentimentaliteit, laffe humaniteit of soortgelijke goedkope artikelen. Nu wil ik rondweg verklaren, dat ik mij er niet voor

schaam om te erkennen, dat verontwaardiging en pijn in mij omhoog stuwen, wanneer ik hoor dat kinderen in kampen verkommeren en omkomen ik schaam mij deze „sentimentaliteit” voor kinderen niet. Maar aan de andere kant: daarom gaat het in wezen niet. Het gaat om de principiële vraag: of de Staat in het nieuwe bevrijde Nederland, of het overheidsgezag over dit volk, weten zal en bovenal: tonen zal, dat het onderworpen is aan Gods heilige wil. Dit moet betekenen enerzijds dat gerechtigheid moet worden gehandhaafd, onpartijdig en zo nodig streng maar tevens, dat straf ten doel moet hebben om te zuiveren en te redden, niet om te wreken zonder meer. Of anders: dat gerechtigheid de barmhartigheid niet mag uitsluiten. Of nog anders: dat gezagshandhaving, zo nodig met geweld, alleen verantwoord is, indien zij wordt gedragen door de gehoorzaamheid aan het gebod der liefde.

Ik weet: daar staat een gevaarlijk, beduimeld, en daarom veracht woord. Toch moet het worden gehandhaafd. Alleen reeds om de zakelijke, nuchtere reden, dat geen menselijke gemeenschap mogelijk is zonder liefde. Maar verder vooral, omdat „geloof” niet anders is dan het antwoord onzer liefde op Gods bemoeienis met ons armzalige leven, m.a.w. op Zijn liefde. En als wij aan het woord geven de volle diepe inhoud, die het heeft in het Evangelie, dan weten wij dat liefde betekent: dienst en offer, ten dode toe. Zodat zij niets te maken heeft met sentimentaliteit en weeë romantiek, maar hard is als diamant.

Dit is naar mijn mening dus de kernvraag: of wij in Nederland kunnen komen tot een gezag, een Staat, die boven zich erkent het gezag van den God die gerechtigheid, barmhartigheid en liefde vraagt, opdat de samenleving der mensen d.w.z. opdat dit Nederlandse volk hier en nü iets weerspiegele van de glans van het Godsrijk. Deze kernvraag gaat ver uit boven de concrete dingen, die ons nu verontrusten. Toch worden deze concrete moeilijkheden pas opgelost, wanneer wij scherp de principiële uitgangspunten stellen.

En nu de moraal van dit verhaal. De Regering heeft aangekondigd wat wij ten opzichte van de politieke misdadigers, de lichte gevallen enz; van plan is. Hoe zal ons volk reageren? Als het inzicht dat ik in dit artikel verdedig, waarheid bevat, zou de enige gezonde reactie een daad moeten zijn. Niet: hetze op de wijze der communisten. Niet: applaus op de wijze der regeringsgetrouwen. Maar deze simpele daad: wij zullen de gerechtigheid èn de barmhartigheid handhaven door de kinderen der politieke gevangenen op te nemen in onze gezinnen, als onze eigen kinderen. Opdat zij niet worden het uitschot, en dus een nieuw gevaar. Opdat wij iets goed maken van de schande, die reeds nu op ons volk rust. Opdat wij iets wüar maken van ons geloof.

Zouden de Kerken niet het gezamenlijk initiatief kunnen nemen?

W. B.