t)e Generale Synode

Wie, thuisgekomen van de Generale Synode der Ned. Hervormde Kerk, te Amsterdam gehouden, zijn indrukken gaat formuleren, wordt bestormd door emoties. Eén ding is zeker: hier is iets zéér belangrijks gebeurd. Voor onze grote, oude volkskerk èn voor het ganse Nederlandse volk.

Moet ik nog uitleggen, waar de zaak om draait? Geen krant en geen weekblad is er in Nederland, of zij hebben artikelen gepubliceerd. Daarom vat ik de achtergrond alleen maar samen: de Ned. Hervormde Kerk, die zich in de 16e en 17e eeuw hier te lande als de wettige voortzetster van de algemene christelijke kerk voelde, en door de Overheid als zodanig ook geacht... en gebruikt, was door de loop der tijden lelijk in de verzakking geraakt. De opzet was, dat zij, als „publieke kerk”, georganiseerd volgens bijbels-democratische gedachte, leiding zou geven aan het christelijk leven en de christelijke leer hier te lande. Daar kwam steeds minder van terecht. Haar leidinggevend lichaam, de Generale Synode, samengesteld uit afgevaardigden van de z.g. particuliere synoden der verschillende gewesten, kwam voor het doen van leeruitspraken voor het laatst in 1618 en 1619 in Dordrecht bijeen. Daarna vonden de Staten het welletjes. Zij lieten de Generale Synode niet meer vergaderen. In 1816 gaf koning Willem I de Kerk een nieuw reglement, een beetje naar ’t model van zijn staatsopvatting, en tegen dat reglement is een eeuw lang gesputterd. Want de Kerk kon daarbij niet functioneren zoals het moest.

Thans is opnieuw de Generale Synode bijeengekomen om een niéuwe kerkorde voor te bereiden en om, waar nodig, uitspraken te doen als getuigenissen tot overheid en volk. Dit is niet meer of minder dan een revolutie, of, in kerkelijke termen gezegd, een reformatie.

Den buitenstaander moet de aandacht, die er voor gevraagd wordt, wel wonderlijk toeschijnen. Hij vraagt zich af, of het nodig is, zoveel deining te maken, nu een ander reglement is ingevoerd. Onze minister-president, de buitenlanders en de afgevaardigden der binnenlandse zusterkerken dachten er anders over. Onder de buitenlanders was ook de Noorse bisschop Berggrav, een vriendelijk-bescheiden man, wiens naam voorgoed in de kerkgeschiedenis gevestigd is door zijn leiding in de Noorse strijd tegen Quisling en het Hitlerisme.

Ik kan het belang van de verandering naar binnen en naar buiten niet beter aantonen, dan door enige treffende punten van deze Synode mede te delen.

In de eerste plaats naar binnen. Van belang is al direct de stijl van samenkomen. Wij zaten in het sober versierde koor van de Nieuwe Kerk, de kerk, waar De Ruyter begraven is, waar de Oranje-vorsten gekroond werden, waar Abraham Kuyper zijn paneel zaagde. Mannen, die nu niet-rokend, als in een genoegelijke vergadering, maar’ in de plechtige Woensdagmiddagzitting in ambtsgewaad uitdrukking gaven aan hun ernst door gemeenschappelijk de apostolische geloofsbelijdenis te zeggen en het Onze Vader te bidden. Dit alles tezamen drukte gevoel voor de waardigheid der Kerk, voor het gemeenschappelijk-bindende uit. Hier was geen hoofdbestuur van een religieuze vereniging tezamen, maar een vergadering van een kerk, die fier is, niét op zichzelf, maar op haar taak en haar dienst.

Een ander punt was, dat er geen sprake

van fractie-vorming was. Een vrijzinnige afgevaardigde wist zelfs niet, hoeveel er van zijn richting waren. Het waren er negen van de 45 leden. Maar dat speelde in deze vergadering geen rol.

Er werden veel verkiezingen gehouden. Het gehele apparaat moest vernieuwd worden. Praeses werd de Rotterdamse predikant Zeydner, een man van 55 jaar, de enige, die persoonlijk het lijden in een concentratiekamp had doorstaan. Zijn assessor werd Ds. Wesseldijk uit Eindhoven, 37 jaar oud, die in het bevrijde Zuiden reeds veel werk verzet had voor het geven van leiding in de kerk. Richtingskwesties speelden bij de stemmingen geen rol, ook niet, toen als lid van de Algemene Synodale Commissie (het lichaam, dat het werk doet als de Generale Synode niet bijeen is) de rechtzinnige Dr. T. ;Dokter verkozen werd boven den vrijzinnigen Dr. J. N. Sevenster.

Maar ook naar buiten bleek de grondige verandering. Men realisere het zich vooral, dat het niet zonder betekenis is als de Generale Synode zich uitspreekt voor een nationale omroep. De kwestie van de radio is de meest pijnlijke van alle zaken, die op geestelijk gebied thans bij de Regering aan de orde is. Wij kunnen daar nu niet dieper op ingaan, maar zoveel is duidelijk, dat hier een beslissing valt, die zéér diep in ons volksleven zal doorwerken. Het gaat er om, of hier de Overheid (let wel: de wettige, op democratische wijze te controleren Overheid!) een eigen taak heeft, dan wel of zij „neutraal” moet zijn. De Synode zegt: hier heeft de Overheid haar verantwoordelijkheid te dragen. Wij mogen nog zo zeer doordrongen zijn van de noodzaak van rechtsherstel, wij weten te goed, dat vijf vreselijke jaren ons geleerd hebben, dat de Overheid nog iets anders is dan politieagent.

Over de radio-kwestie sprak de Synode zich uit over de doodstraf niet. Nog niet. ,Terecht. Zij mag pas oordelen, als de beste mannen hierover hun welgeformuleerd rapport hebben gegeven. Dat zal over een maand geschieden. Maar dat het gebeuren gaat, is reeds van grote betekenis.

Een geweldig terrein van werkzaamheden ligt in het verschiet. Er zijn vele plannen. Straks wordt „De Horst”, het nieuwe werkterrein van Banning en de zijnen in gebruik genomen. Daar zullen de nieuwe lekenkrachten grondig worden geschoold. Reeds nu is het nieuwe gezinsweekblad „De Hervormde Kerk” (een mieserig geval nog vergeleken met wat de redacteuren er zich van dromen), waarschijnlijk een der meestgelezen weekbladen in Nederland. Allerlei predikanten voor bijzondere werkzaamheden zijn benoemd voor de jeugd, de catechisaties, de schippers, de gevangenenkampen, de zending onder de Joden en er zullen er nog meer volgen. En als iemand vraagt aan Ds. Gravemeyer, den scriba der Synode, hoe dat alles zal betaald worden, dan zegt hij: in vijf jaar tijd is ons budget twintig maal zo groot geworden, en bovendien: de cost gaat voor de baet uit.

Ziehier iets over de sfeer en het werk der nieuwe Synode. Vergroot, verjongd (het leef tij dsgemiddelde der predikanten-afgevaardigden is nu 41 jaar, tervidjl de kerk 20 jaar geleden door een college bestuurd werd, dat gemiddeld 66 jaar oud was!) èn krachtig door het besef, dat alleen de macht van het Evangelie ons volk en de wereld helpen, ja redden kan.

Is het wonderlijk, dat de medelevende Hervormden het besef hebben, dat de Generale Synode van Amsterdam een keerpunt is in de geschiedenis van Kerk en volk beide?

L. H. RUITENBERG.

* Boutade

Sinds kort hebben we ons oude „Tijd en Taak” weer terug. Hoe verheugd en vol verwachting heb ik naar het eerste nummer gegrepen. Wat verwachtte ik? Het oude ? Maar we zeggen honderd maal tegen elkaar, dat we dit niet terug wensen.

Het was dan ook niet het oude. Ei- zijn nieuwe geluiden, verheugende, die we ook in andere bladen al gehoord hebben. Er schijnt meer samenwerking te komen tussen allen, die eeuwige normen willen dienen. Maar ik wilde iets horen over die normen, die waarden zelf. Over iets wat zoek raakte. Het oude dat ik verloor, dat we allen verloren en dat ik in een naïef ogenblik soms terug hoop te vinden. Laten we ons toch niet wijs maken, dat we betere, wijzere mensen geworden zijn. Wereldwijzen, ja, maar dat is geen winst. We zijn door een oorlog gegaan, we hebben allen op onze manier daar deel aan gehad. En oorlog is zonde. We hebben gezondigd. En hóé.

U weet hoe we meegedaan hebben. Onze vreugde om wéér een geslaagd bombardement op Berlijn, om een bloedig terugslaan van den vijand. „Ja, vreselijk, maar ’t kan nü niet anders meer. ’t Gaat goed.” In de duistere avond vraagt een soldaat, zwaar bepakt, ons de weg. „Ik weet niet, ik versta geen Duits.” We hebben misschien niet gehaat, maar toch diep geminacht. We hebben Maar we kónden niet anders. En we kunnen nog niet anders.

Kunt u geloven, dat de beulen van Bergen-Beisen en Auschwitz kinderen van God zijn? Denkt u ook niet, dat ’t maar beter is de grote oorlogsmisdadigers de kogel te geven dan de kans te lopen, dat ze vandaag of morgen weer nameloze ellende over de wereld brengen? Hoe wilt u op ’t ogenblik nog iets van orde scheppen zonder militarisme? Zelfs een prof. Heering ziet tot dit laatste geen kans.

Als ik hem maar tegen kon spreken Maar dat kan ik niet.

Vroeger wisten we, dat minachten van den mens, aantasten van het leven, alle wapengeweld indruisten tegen de dienst aan het Koninkrijk Gods. We waren toen zeker ook geen ideale mensen, we leefden niet altijd naar wat we beleden, maar we wisten toch, dat we alleen burgers van het Koninkrijk konden zijn met een hart vol liefde, mededogen en vertrouwen.

In de oorlog hebben we willens en wetens andere dingen in ons toegelaten. We hebben zeker veel argumenten daarvoor. Ons hart was vol liefde voor de vrijheid, vol mededogen voor hen, die leden onder onmenselijke behandeling, we moesten wantrouwen, onwaarheid spreken om nog te redden wat te redden viel. Ik weet ook niet hoe het anders gekund had.

En toch zal God wel iets anders van ons verwacht hebben. Zelfs al hebben wij ons leven gewaagd voor onze vrienden voor onze vijanden zijn we hopeloos tekort geschoten. We wisten ons met hen geen raad. Onze liefde bleek een dun vlammetje, was geen vuur, geen licht. We hebben verleerd elk mens met liefde en vertrouwen tegemoet te treden, gelovend zo het goede, wat God in zijn ziel gelegd heeft te wekken. Verleerd hebben we ons hart enkel te willen openen voor het schone, omdat dit toch de enige werkelijkheid bij God is. Dit is het oude, dat we kwijt raakten.

En zou dit toch niet het fundament moeten zijn om het nieuwe op te bouwen? Och ja om dit oude, goede terug te vinden greep ik zo gretig naar „Tijd en Taak”. ’t Was te veel gevraagd.

Maar laten we toch niet doen of we betere mensen geworden zijn. BEP OTTEN.